Uitvoeringsbesluit ex artikel 2 Wet inzake spaarbewijzen

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 08-04-1987 t/m heden

Besluit van 11 maart 1987, tot algemeen verbindendverklaring van de regeling omtrent de uitgifte, de verhandeling en de uitbetaling tegen inlevering van spaarbewijzen als bedoeld in artikel 2 van de Wet inzake spaarbewijzen

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Financiën, Generale Thesaurie, Directie Binnenlands Geldwezen van 27 februari 1987 no. 387-1784;

Gelet op artikel 2 van de Wet inzake spaarbewijzen (Stb. 1985, 293);

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Ten aanzien van ondernemingen en instellingen die spaarbewijzen uitgeven, worden algemeen verbindend verklaard:

    • a. de overeenkomst van 11 mei 1981 tussen De Nederlandsche Bank N.V. en de representatieve organisaties als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet inzake spaarbewijzen inzake een uniforme gedragslijn ten aanzien van niet op naam gestelde spaarbewijzen, voor zover het spaarbewijzen betreft die zijn uitgegeven na 10 mei 1981 doch voor 2 februari 1987, en

    • b. de overeenkomst van 2 februari 1987 tussen De Nederlansche Bank N.V., de representatieve organisaties als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Wet inzake spaarbewijzen en de Postbank N.V., inzake vaststelling van een nader gepreciseerde, uniforme gedragslijn ten aanzien van niet op naam gestelde spaarbewijzen, voor zover het spaarbewijzen betreft die zijn of worden uitgegeven na 1 februari 1987.

  • 2 De tekst van de overeenkomsten als bedoeld in het eerste lid zijn als bijlagen bij dit besluit gevoegd.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit dat met de bijlagen en de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, 11 maart 1987

Beatrix

De Minister van Financiën,

H. O. C. R. Ruding

De Staatssecretaris van Financiën,

H. E. Koning

Uitgegeven de zevende april 1987

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Overeenkomst d.d. 11 mei 1981 inzake vaststelling van een uniforme gedragslijn ten aanzien van niet op naam gestelde spaarbewijzen

Gelet op de wenselijkheid om:

  • a. de administratieve afwikkeling van transacties in nieuw uit te geven niet op naam gestelde spaarbewijzen in overeenstemming te brengen met de bestaande gedragslijn ten aanzien van ter beurze genoteerde effecten in het algemeen, alsmede

  • b. nadere regels vast te stellen met betrekking tot de publikatie rond, en vorm van, bedoelde spaarbewijzen

is ............, hierna te noemen

bereid een overeenkomst aan te gaan met De Nederlandsche Bank N.V., hierna te noemen De Bank, ten doel hebbende de vaststelling van een uniforme gedragslijn dienaangaande.

Uit dezen hoofde, alsmede overwegende dat bij de wet zal worden verboden de bedrijfsmatige verhandeling, anders dan door tussenkomst van een lid van de Vereniging voor de Effectenhandel, dan wel door of namens de onderneming of instelling, die het betrokken papier heeft uitgegeven, van niet op naam gestelde spaarbewijzen uitgegeven na 10 mei 1981 hierna aan te duiden als nieuwe spaarbewijzen, verbindt ............ zich, namens de bij haar aangesloten instellingen, tot naleving van de navolgende regels ten aanzien van bedoelde nieuwe spaarbewijzen:

1.

Bij transacties in de nieuwe spaarbewijzen zal een registratienota worden opgemaakt met tenminste de volgende gegevens:

  • - naam en adres van degene met wie de transactie is verricht;

  • - de aard van de transactie;

  • - een duidelijke omschrijving van het aantal en de soort van de spaarbewijzen.

Onder transacties worden in ieder geval verstaan afgifte, aankoop, verkoop, ruil en verzilvering.

2.

De vaststelling van naam en adres, als hierboven bedoeld, geschiedt met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt. Indien kan worden vastgesteld dat opgegeven naam en adres onjuist zijn of indien de betrokkene geen naam of adres wenst op te geven, wordt afgezien van de transactie.

3.

Van de onder punt 1 bedoelde verplichting wordt op de niet ter beurze genoteerde nieuwe spaarbewijzen melding gemaakt.

4.

In publikaties met betrekking tot de nieuwe spaarbewijzen wordt afgezien van vermelding van de term "aan toonder". De aanduiding van het toonderkarakter op het papier zelf geschiedt voortaan slechts in de vorm zoals die bij effecten in het algemeen gebruikelijk is.

5.

De onder de punten 1 en 2 vastgelegde uniforme gedragslijn beoogt uitsluitend overeenstemming te bewerkstelligen met de bestaande gedragslijn ten aanzien van ter beurze genoteerde effecten in het algemeen. Indien laatstbedoelde gedragslijn bij individuele instellingen zou blijken af te wijken van hetgeen hier is gesteld, zullen deze instellingen hun gedragslijn ten aanzien van ter beurze genoteerde effecten dienovereenkomstig aanpassen.

6.

De overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd, met dien verstande, dat zij geacht zal worden te zijn beëindigd uiterlijk zes maanden nadat in het overleg tussen de Bank en ............, dan wel een der andere bij deze regeling betrokken partijen, geen voldoende overeenstemming over de wenselijkheid van het voortbestaan van deze overeenkomst zal blijken te bestaan. In verband hiermede zal de bank wanneer bovenbedoelde situatie zich voordoet, de overige bij de regeling betrokken partijen daarvan in kennis stellen.

Overeenkomst d.d. 2 februari 1987 inzake vaststelling van een nader gepreciseerde, uniforme gedragslijn ten aanzien van niet op naam gestelde spaarbewijzen

Gezien de overeenkomst d.d. 1 mei 1981, waarin een uniforme gedragslijn ten aanzien van niet op naam gestelde spaarbewijzen uitgegeven na 10 mei 1981 is vastgesteld, welke overeenkomst onverkort blijft gelden voor de niet op naam gestelde spaarbewijzen, die zijn uitgegeven na 10 mei 1981 doch voor 2 februari 1987;

Gelet op de wenselijkheid dat met betrekking tot transacties in niet op naam gestelde spaarbewijzen uitgegeven na 1 februari 1987 een nadere gedragslijn wordt afgesproken, welke is vervat in een overeenkomst met de Bank alsmede in een na overleg met de Bank vastgestelde interbancaire gedragsregel;

Overwegende dat bij wet is voorzien in de mogelijkheid deze overeenkomst algemeen verbindend te verklaren;

komen de

hierna te noemen: de

handelende namens de bij haar aangesloten instellingen, en

De Nederlandsche Bank N.V.,

hierna te noemen:

de Bank

het volgende overeen:

De ............ verbindt zich, namens de bij haar aangesloten instellingen, tot naleving van de navolgende regels ten aanzien van spaarbewijzen:

Artikel 1.

Spaarbewijzen in de zin van deze overeenkomst zijn waardepapieren aan toonder, uitgegeven door de aangesloten instellingen na 1 februari 1987, welke een nominale vordering op de uitgevende instelling inhouden en waarbij de rente niet gedurende de looptijd opeisbaar wordt.

Het bepaalde in deze overeenkomst is evenwel niet van toepassing op transacties in commercial paper en certificates of deposit, voorzover deze transacties worden verricht tussen professionele geldgevers en geldnemers.

Artikel 2.

Van elke transactie in spaarbewijzen zal een registratienota worden opgemaakt door de aangesloten instelling die de transactie aangaat. In de registratienota zal door de instelling ten minste worden vastgelegd:

  • - de naam, het adres en de woonplaats van degene met wie de transactie is verricht ("de wederpartij");

  • - de aard van de transactie;

  • - een duidelijke omschrijving van het aantal en de soort en de onderscheiden nummers van de bij de transactie betrokken spaarbewijzen.

Onder transactie wordt verstaan elke handeling waarbij een spaarbewijs fysiek wordt overgedragen.

Artikel 3.

De vaststelling van de naam, het adres en de woonplaats van de wederpartij, als bedoeld in artikel 2, geschiedt met de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt.

Indien de aangesloten instelling van oordeel is dat zij, om welke reden dan ook, niet in staat is de identiteit van de wederpartij met de vereiste zorgvuldigheid vast te stellen, zal de instelling afzien van het aangaan van de transactie.

Artikel 4.

Van de in artikel 2 bedoelde verplichting wordt op niet ter beurze genoteerde spaarbewijzen melding gemaakt.

Artikel 5.

In publikaties met betrekking tot spaarbewijzen wordt afgezien van vermelding van de term "aan toonder". De aanduiding van het toonderkarakter op het papier zelf geschiedt slechts in de vorm zoals die bij effecten in het algemeen gebruikelijk is.

Artikel 6.

De overeenkomst geldt voor onbepaalde tijd, met dien verstande, dat zij geacht zal worden te zijn beëindigd uiterlijk zes maanden nadat in het overleg tussen de Bank en de Vereniging, dan wel een der andere bij deze regeling betrokken partijen, onvoldoende overeenstemming over de wenselijkheid van het voortbestaan van deze overeenkomst zal blijken te bestaan. Indien bovenbedoelde situatie zich voordoet, zal de Bank de bij de regeling betrokken partijen daarvan in kennis stellen.

Naar boven