Beschikking superheffing bedrijfsopvolgingssituaties onderbezetting

[Regeling vervallen per 24-01-2004.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 26-05-1986 t/m 23-01-2004

Beschikking superheffing bedrijfsopvolgingssituaties onderbezetting

De minister van Landbouw en Visserij,

Gelet op de artikelen 13 en 19 van de Landbouwwet (Stb. 1957, 342);

Gehoord het Produktschap voor Zuivel en het Landbouwschap;

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Voor de toepassing van deze beschikking:

  • a. worden voorzover van belang de begripsomschrijvingen overgenomen van artikel 1 van de Beschikking superheffing 1985 (Stcrt. 1985, 118) en wordt verstaan onder

  • b. standplaatsen: standplaatsen, welke zijn ingericht en bestemd voor melk- of kalfkoeien.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 In het geval van een bedrijfsopvolgingssituatie, gepaard gaande met een onderbezetting van het aantal standplaatsen in 1983, kan een bedrijfsopvolger onder de bepalingen en beperkingen voorzien in deze beschikking aanspraak maken op een andere heffingvrije hoeveelheid, dan bedoeld in artikel 5 van de Beschikking superheffing 1985.

  • 2 Onverminderd het bepaalde in artikel 8, zesde lid, wordt de heffingvrije hoeveelheid, bedoeld in het eerste lid, toegekend met ingang van de heffingsperiode 1986/1987.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Als bedrijfsopvolger wordt aangemerkt een zoon, dochter, pleegkind, schoonzoon, schoondochter, kleinzoon of kleindochter van degene van wie het bedrijf is overgenomen, dan wel wordt overgenomen.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Van een bedrijfsopvolgingssituatie, in de zin van artikel 2, eerste lid, is sprake indien een bedrijfsopvolger

  • a. in de periode tussen 1 april 1983 en 1 april 1986 het bedrijfsgeheel of grotendeels heeft overgenomen en vóór 1 april 1983 niet op het bedrijf werkzaam was en voor zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel afhankelijk van het bedrijf, ofwel

  • b. in de periode tussen 1 april 1983 en 1 april 1986 op het bedrijf werkzaam en voor zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel afhankelijk van het bedrijf is geworden, met dien verstande dat het bedrijf vóór 1 april 1989 wordt overgenomen, ofwel

  • c. in de periode tussen 1 april 1986 en 1 april 1989 het bedrijf zal overnemen en hij op 1 april 1986 de leeftijd van 16 jaren heeft bereikt en bezig is een agrarische opleiding te volgen of een agrarische opleiding heeft voltooid.

Artikel 5

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Binnen een termijn van 18 maanden na toekenning van de heffingvrije hoeveelheid op grond van deze beschikking dient aan de volgende voorwaarden te zijn voldaan:

  • a. de bedrijfsopvolger dient op het overgenomen of het over te nemen bedrijf werkzaam te zijn en voor zijn inkomen geheel of nagenoeg geheel afhankelijk te zijn van dit bedrijf;

  • b. de bedrijfsopvolger dient op het overgenomen of over te nemen bedrijf tenminste 60% van het totale aantal standaardbedrijfseenheden in de melkveehouderij te hebben;

  • c. de bedrijfsopvolger dient van het overgenomen of over te nemen bedrijf bedrijfsmatig melk of het equivalent daarvan af te leveren.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Een aanspraak wordt erkend indien

    • a. het totaal aantal melk- of kalfkoeien op het overgenomen of over te nemen bedrijf volgens de landbouwtelling 1983 minder dan 90% bedroeg van het hoogste aantal melk- of kalfkoeien in enig jaar volgens de landbouwtelling van de jaren 1975 tot en met 1982; en

    • b. volgens de landbouwtelling van de jaren 1975 tot en met 1982 het aantal melk- of kalfkoeien op het overgenomen of over te nemen bedrijf in enig jaar tenminste 30 bedroeg; en

    • c. is aangetoond dat op het overgenomen of over te nemen bedrijf tussen 1 januari 1978 en 1 april 1984 bedrijfsmatig melk of het equivalent daarvan is afgeleverd.

  • 2 Indien het overgenomen of over te nemen bedrijf in de jaren 1975 tot en met 1983 is verplaatst, kunnen de in het eerste lid genoemde aantallen melk- of kalfkoeien mede worden ontleend aan de gegevens van de landbouwtelling in de periode vóór de verplaatsing van het bedrijf, tot een maximum van het aantal standplaatsen in de periode na de verplaatsing.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Een aanspraak kan eveneens worden erkend, indien

    • a. in de periode tussen 1 september 1981 en 1 maart 1984 investeringsverplichtingen zijn aangegaan ten behoeve van uitbreiding van het aantal standplaatsen met meer dan 25% voor een bedrag van tenminste f 20,000; en

    • b. het totaal aantal melk- of kalfkoeien volgens de landbouwtelling 1983 minder dan 90% bedroeg van het totaal aantal aanwezige standplaatsen, na de uitbreiding; en

    • c. het aantal standplaatsen in de situatie vóór de uitbreiding tenminste 20 bedroeg; en

    • d. het aantal standplaatsen na de uitbreiding tenminste 30 bedraagt; en

    • e. is aangetoond dat op het overgenomen of over te nemen bedrijf tussen 1 januari 1978 en 1 april 1984 op enig moment bedrijfsmatig melk of het equivalent daarvan is afgeleverd.

  • 2 Ten genoegen van de minister dient te worden aangetoond, dat de betrokken standplaatsen vóór 1 april 1986 waren gerealiseerd, ingericht en bestemd voor melk- en kalfkoeien.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Indien artikel 6 van toepassing is, is het aantal onderbezette standplaatsen gelijk aan het verschil tussen het hoogste aantal melk- of kalfkoeien in enig jaar volgens de landbouwtelling van de jaren 1975 tot en met 1982, met een maximum van 85, en het aantal melk- en kalfkoeien volgens de landbouwtelling 1983.

  • 2 Indien artikel 7 van toepassing is, is het aantal onderbezette standplaatsen gelijk aan het aantal aanwezige standplaatsen nadat uitbreiding heeft plaatsgevonden verminderd met het aantal melk- of kalfkoeien volgens de landbouwtelling 1983.

  • 3 De heffingvrije hoeveelheid bedoeld in artikel 2 is gelijk aan de heffingvrije hoeveelheid als bedoeld in artikel 5, eerste en tweede lid, van de Beschikking superheffing (Stcrt. 1984, 79) vermeerderd met een hoeveelheid berekend volgens de formule: het aantal onderbezette standplaatsen minus 10%, vermenigvuldigd met 5500 kg, het geheel verminderd met het geldende kortingspercentage.

  • 4 De heffingvrije hoeveelheid wordt evenredig verminderd indien de totale oppervlakte grond in eigendom, pacht of erfpacht, gebezigd voor de melkveehouderij, sinds 1 januari 1975 is verminderd, met dien verstande dat de totale heffingvrije hoeveelheid op het bedrijf minimaal gelijk is aan het aantal resterende hectares in eigendom, pacht of erfpacht, gebezigd voor de melkveehouderij, vermenigvuldigd met een regiogemiddelde als bedoeld in de uitvoeringsregeling gebaseerd op artikel 9 van de Beschikking superheffing 1985 (Stcrt. 1985, 223), tot een maximum van de heffingvrije hoeveelheid, zoals berekend volgens de formule in het derde lid.

  • 5 In de situatie, bedoeld in artikel 4, onderdeel c, wordt de heffingvrije hoeveelheid op voorlopige basis berekend en aan de bedrijfsopvolger medegedeeld.

  • 6 Een toekenning van de heffingvrije hoeveelheid vindt in de situatie, bedoeld in het vijfde lid, eerst plaats met ingang van

    • a. de heffingsperiode waarin de overname geschiedt danwel

    • b. de heffingsperiode waarin de opvolger werkzaam is geworden op het bedrijf en geheel of nagenoeg geheel voor zijn inkomen afhankelijk is van dit bedrijf met dien verstande dat het bedrijf vóór 1 april 1989 wordt overgenomen.

Artikel 9

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De heffingvrije hoeveelheid kan worden verminderd met de op grond van deze beschikking toegekende hoeveelheid met ingang van de heffingsperiode waarin één van de volgende omstandigheden zich heeft voorgedaan:

    • a. het bedrijf is niet overgenomen vóór 1 april 1989;

    • b. gedurende een termijn van vijf jaar na de bedrijfsovername niet aan de voorwaarden als bedoeld in artikel 5 wordt voldaan;

    • c. het bedrijf binnen een termijn van vijf jaar wordt beëindigd of verkleind, of anderszins grond gebezigd voor de melkveehouderij wordt overgedragen onder enige titel als bedoeld in artikel 8, derde lid, van de Beschikking superheffing 1985.

Artikel 10

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Een toekenning op grond van deze beschikking en een toekenning van een heffingvrije hoeveelheid op grond van een van de navolgende beschikkingen sluiten elkaar wederzijds uit:

  • 2 Indien evenwel op grond van deze beschikking een aanspraak zou kunnen worden gemaakt op een hogere heffingvrije hoeveelheid dan op grond van één van de in het eerste lid genoemde beschikkingen, kan op verzoek een toekenning op grond van deze beschikking plaatsvinden.

Artikel 11

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Degene, die op grond van deze beschikking voor een andere heffingvrije hoeveelheid dan bedoeld in artikel 5 van de Beschikking superheffing 1985 een aanspraak wenst geldend te maken, dient vóór 1 augustus 1986 op een daartoe voorgeschreven formulier een daartoe strekkend verzoek in bij de DBH, volgens de daartoe gestelde voorschriften.

  • 2 Een verzoek, als bedoeld in het eerste lid, is met redenen omkleed. Het bevat een, met daartoe strekkende bewijsstukken, onderbouwde verklaring omtrent de onderscheidene gronden, welke ter staving van het verzoek, worden aangevoerd. Het verzoek is niet ontvankelijk, indien de voorschriften, bedoeld in het eerste lid, of het bepaalde in dit lid niet in acht zijn genomen.

Artikel 12

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 De DBH legt een verzoek als bedoeld in artikel 11, tweede lid, zo nodig vergezeld van zijn advies, voor aan de directeur.

  • 2 Indien het verzoek moet worden afgewezen beslist de directeur. Indien de directeur van oordeel is dat het verzoek voor toewijzing in aanmerking komt, legt hij dit voor aan de minister, vergezeld van zijn advies, en beslist de minister.

  • 3 Tegen een beslissing van de directeur, als bedoeld in het tweede lid, kan de verzoeker binnen 30 dagen, nadat deze hem schriftelijk is meegedeeld, een bezwaarschrift indienen bij de minister.

Artikel 13

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

Bij producenten aan wie op grond van deze beschikking een bijzondere heffingvrije hoeveelheid is toegewezen voor de heffingsperiode 1986/1987 vindt verrekening van de eventueel op het heffingsjaar 1985/1986 geïnde heffing plaats tot het niveau van de op grond van deze beschikking toegekende bijzondere heffingvrije hoeveelheid.

Artikel 14

[Regeling vervallen per 24-01-2004]

  • 1 Deze beschikking treedt in werking met ingang van 26 mei 1986.

  • 2 Zij kan worden aangehaald als ‘Beschikking superheffing bedrijfsopvolgingssituaties onderbezetting.’

's-Gravenhage, 16 mei 1986

De

minister

van Landbouw en Visserij,

G. J. M. Braks

Naar boven