Regeling georganiseerd overleg personeelsovergang Flevoland

Geraadpleegd op 25-04-2024.
Geldend van 12-12-1985 t/m heden

Besluit van 18 november 1985, houdende regeling van het georganiseerd overleg over aangelegenheden van algemeen belang voor de rechtstoestand van ambtenaren die overgaan in dienst van de provincie Flevoland

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken a.i. van 7 augustus 1985, nr. AB85/1452, directoraat-generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, directie Overheidspersoneelszaken, afdeling Algemene en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 52, tweede lid, van de Wet instelling provincie Flevoland (Stb. 1985, nr. 360);

De Raad van State gehoord (advies van 14 oktober 1985, nr. W04.85.0443/07.5.42);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken van 8 november 1985, nr. AB85/1930, directoraat-generaal voor Overheidspersoneelsbeleid, directie Overheidspersoneelszaken, afdeling Algemene en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ I. Begripsbepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

voorbereidingslichaam: het voorbereidingslichaam provincie Flevoland, bedoeld in artikel 16 van de Wet instelling provincie Flevoland;

provincie: de provincie Flevoland;

ambtenaar: degene die krachtens aanstelling bij of krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht met het Ministerie van Binnenlandse Zaken onderscheidenlijk het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, de provincies Overijssel en Gelderland en de gemeenten Almere, Dronten, Lelystad en Zeewolde werkzaamheden verricht welke verband houden met de uitoefening van provincietaken op het grondgebied dat tot de provincie zal behoren;

Centrale Commissie: de Centrale Commissie voor Georganiseerd Overleg in Ambtenarenzaken bedoeld in artikel 105 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Advies- en Arbitragecommissie: de Advies- en Arbitragecommissie bedoeld in artikel 110g van het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

Commissie: de Commissie voor Georganiseerd Overleg Personeelsovergang Flevoland, bedoeld in artikel 52, eerste lid, van de Wet instelling provincie Flevoland;

plaatsingscommissie: de plaatsingscommissie bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Wet instelling provincie Flevoland.

§ II. Het overleg met de Commissie

Artikel 2

  • 1 Over de aangelegenheden welke de uitvoering van de bij of krachtens de Wet instelling provincie Flevoland gestelde regelen betreffen en die van algemeen belang zijn voor de rechtstoestand van ambtenaren die overgaan in dienst van de provincie, met inbegrip van de regels volgens welke het personeelsbeleid ter zake van die overgang zal worden gevoerd, wordt niet beslist dan nadat daarover door of namens de voorzitter van het voorbereidingslichaam onderscheidenlijk de commissaris van de Koning van de provincie overleg is gepleegd met de Commissie.

  • 2 Over de aangelegenheden genoemd in het vorige lid welke de plaatsingscommissie regarderen, wordt niet beslist dan nadat daarover tevens door de plaatsingscommissie overleg is gepleegd met de Commissie.

  • 3 De Commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de volgende organisaties:

    • a. de Algemene Centrale van Overheidspersoneel;

    • b. de Voedingsbond van de Federatie Nederlandse Vakbeweging;

    • c. de Christelijke Centrale van overheids- en onderwijzend personeel;

    • d. de Voedingsbond van het Christelijk Nationaal Vakverbond;

    • e. het Ambtenarencentrum;

    • f. de Centrale van Middelbare en Hogere Functionarissen bij Overheid en Onderwijs (CMHA).

Artikel 3

  • 1 Ieder van de in artikel 2, derde lid, genoemde organisaties is bevoegd tot aanwijzing van twee leden en twee plaatsvervangende leden van de Commissie.

  • 2 Schorsing onderscheidenlijk intrekking van de toelating tot de Centrale Commissie van een centrale van overheidspersoneel heeft van rechtswege tot gevolg schorsing onderscheidenlijk intrekking van de toelating tot de Commissie.

  • 3 De voorzitter van het voorbereidingslichaam onderscheidenlijk de commissaris van de Koning van de provincie kan een lid of een plaatsvervangend lid van de Commissie van deelneming aan het overleg uitsluiten indien naar zijn oordeel het dienstbelang dat in verband met zijn werkzaamheden als ambtenaar vordert. De uitsluiting geschiedt niet dan nadat het bestuur van de daarbij betrokken organisatie over het voornemen daartoe is gehoord en het advies van de overige leden van de Commissie daarover is ingewonnen.

  • 4 In afwachting van de beslissing van de voorzitter van het voorbereidingslichaam onderscheidenlijk de commissaris van de Koning van de provincie neemt het betrokken lid niet of niet meer deel aan het overleg. Na de uitsluiting wijst de desbetreffende organisatie een andere vertegenwoordiger aan als lid of plaatsvervangend lid van de Commissie in de plaats van de uitgeslotene.

Artikel 4

  • 1 Het overleg staat onder leiding van de voorzitter van het voorbereidingslichaam onderscheidenlijk de commissaris van de Koning van de provincie tenzij zij bepalen dat een ander namens hen het overleg voert.

  • 2 De voorzitter wordt bij het overleg terzijde gestaan door functionarissen die door hem daartoe worden aangewezen.

  • 4 Het secretariaat wordt gevoerd door een door de voorzitter aangewezen secretaris, die onder diens leiding ter beschikking zal staan zowel van hem als van de Commissie. De aanwijzing geschiedt de Commissie gehoord.

  • 5 Bij de behandeling van bepaalde aangelegenheden kan op uitnodiging of met instemming van de voorzitter ook door anderen dan degenen die daartoe ingevolge de vorige leden bevoegd zijn, aan het overleg worden deelgenomen.

  • 6 De leden van de Commissie kunnen zich na overleg met de voorzitter ter vergadering voor de behandeling van een bepaald onderwerp door deskundigen doen bijstaan.

Artikel 5

  • 1 De in artikel 2, eerste lid, bedoelde aangelegenheden worden door de voorzitter van het overleg op de agenda van het overleg met de Commissie geplaatst.

  • 2 Elke organisatie is bevoegd aan de voorzitter van het overleg bepaalde tot de competentie van de Commissie behorende onderwerpen ter plaatsing op de agenda op te geven.

Artikel 6

  • 1 Het overleg wordt gevoerd op een plaats, dag en uur door de voorzitter te bepalen.

  • 2 De vergaderingen worden in de regel gehouden te Lelystad.

  • 3 Indien de vertegenwoordigers van tenminste twee tot het overleg toegelaten organisaties de voorzitter van het overleg, onder vermelding van hetgeen zij behandeld wensen te zien, verzoeken daartoe een vergadering uit te schrijven, vindt deze binnen 14 dagen plaats.

  • 4 Indien de Commissie daartoe een verzoek doet, verleent de voorzitter van het overleg zijn bemiddeling om aan de Commissie lokaliteit in een gebouw ter beschikking te stellen voor een door haar te houden vergadering.

Artikel 7

  • 1 Indien het wenselijk blijkt over de in artikel 2, eerste lid bedoelde aangelegenheden voorbereidende besprekingen te voeren of in het overleg genomen besluiten uit te werken, geschiedt deze voorbereiding of uitwerking door werkgroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie en door de voorzitter van het overleg daartoe aangewezen ambtenaren. Tenzij de voorzitter van het overleg anders bepaalt, staan de werkgroepen onder zijn leiding.

Artikel 8

  • 1 Het standpunt van de Commissie wordt bepaald bij eenvoudige meerderheid van stemmen.

  • 2 Elke organisatie brengt één stem uit.

Artikel 9

  • 1 Indien de voorzitter in het overleg tot het oordeel komt dat dit overleg niet tot een uitkomst leidt die de instemming van alle deelnemers aan dat overleg zal hebben, brengt hij dat oordeel binnen 3 dagen nadat hij daarvan in het overleg blijk gegeven heeft schriftelijk ter kennis aan de overige deelnemers.

  • 2 Indien één of meer van de organisaties in het overleg tot het oordeel komen dat dit overleg niet tot een uitkomst leidt die de instemming van alle deelnemers aan dat overleg zal hebben, brengen die organisaties dat oordeel binnen 3 dagen nadat zij daarvan in het overleg hebben blijk gegeven, schriftelijk ter kennis aan de overige deelnemers.

Artikel 10

  • 1 Het standpunt van de Commissie over haar voorgelegde dan wel op verzoek van haar zijde in het overleg besproken aangelegenheden wordt schriftelijk aan de voorzitter van het overleg bevestigd, waarbij desverlangd een samenvatting van de aan dit standpunt ten grondslag liggende argumenten wordt gegeven.

  • 2 Indien in de Commissie een minderheidsstandpunt blijkt te bestaan, wordt daarvan desverlangd in het geschrift bedoeld in het vorige lid, melding gemaakt.

Artikel 11

Indien over een aangelegenheid in afwijking van het standpunt van de Commissie wordt beslist, brengt de voorzitter van het overleg de redenen van deze afwijking zo spoedig mogelijk ter kennis aan de Commissie.

Artikel 12

  • 1 Van het in de vergaderingen van het overleg en de werkgroepen behandelde maakt de secretaris notulen. Bovendien wordt een verslag opgemaakt, bevattende een beknopte samenvatting van het verhandelde, voor zover dat voor openbaarmaking geschikt kan worden geacht.

  • 2 Na overleg met de Commissie onderscheidenlijk de door haar in de betrokken werkgroep aangewezen leden, kan de voorzitter ten aanzien van het in vorenbedoelde vergaderingen verhandelde, geheimhouding opleggen. De plicht tot geheimhouding geldt niet, indien en voor zover de leden van de Commissie dan wel de door haar in de betrokken werkgroep aangewezen leden in bespreking treden met de door hen vertegenwoordigde organisaties.

§ III. Slotbepaling

Artikel 13

Dit besluit, dat kan worden aangehaald als Regeling georganiseerd overleg personeelsovergang Flevoland, treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 18 november 1985

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Rietkerk

Uitgegeven de tiende december 1985

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven