Besluit trekkende bevolking WPO

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 28-07-2000 t/m 31-03-2001

Besluit van 13 augustus 1985, houdende voorschriften omtrent de bekostiging van scholen voor kinderen van wie de ouders een trekkend bestaan leiden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, van 7 juni 1985, nr. 6359/2326, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Gelet op artikel 115 van de Wet op het basisonderwijs (Stb. 1984, 2);

Gehoord de Onderwijsraad (advies van 10 oktober 1984, nr. O.R. III/99815LO);

De Raad van State gehoord (advies van 23 juli 1985, nr. W05.85.0299/12.5.29);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen, drs. G. van Leijenhorst, van 2 augustus 1985, nr. 6640/2326, centrale directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Titel A. Algemeen

Artikel A 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

wet: Wet op het primair onderwijs;

school:een basisschool als bedoeld in de titels B en C van dit besluit, tenzij het tegendeel blijkt;

schooljaar: het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend voor zover in dit besluit niet anders is bepaald.

leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: leerling:

  • a. die behoort tot de Molukse bevolkingsgroep,

  • b. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Griekenland, Italië, het voormalige Joegoslavië, Kaapverdië, Marokko, Portugal, Spanje, Tunesië of Turkije,

  • c. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba,

  • d. van wie ten minste een van de ouders of voogden door Onze Minister van Justitie als vluchteling is toegelaten op grond van artikel 15 van de Vreemdelingenwet,

  • e. van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit een ander niet-Engelstalig land buiten Europa, echter met uitzondering van Indonesië;

Artikel A 2. Van toepassing en van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van de WPO

Titel B. Rijdende scholen voor kinderen van kermisexploitanten of van circusmedewerkers

Afdeling 1. Algemeen

Artikel B 1. Standplaats scholen

  • 1 Het onderwijs aan kinderen van wie de ouders in het kermisbedrijf, onderscheidenlijk het circusbedrijf werkzaam zijn, wordt gegeven in daartoe ingerichte voertuigen die in het kermisseizoen of circusseizoen standplaats kiezen bij daarvoor in aanmerking komende kermissen of circussen.

  • 2 Gedurende de maanden november tot en met februari nemen de scholen een vaste standplaats in die wordt bepaald door het bevoegd gezag in overeenstemming met de inspecteur. Indien de inspecteur bedenkingen heeft tegen de standplaats en het bevoegd gezag weigert daaraan tegemoet te komen, besluit Onze Minister.

Afdeling 2. Onderwijs

Artikel B 2. Doelgroep

Het onderwijs aan kinderen van wie de ouders in het kermisbedrijf, onderscheidenlijk het circusbedrijf werkzaam zijn, wordt gegeven in scholen die bestemd zijn voor kinderen vanaf de leeftijd van 4 tot omstreeks 12 jaar. Het legt mede de grondslag voor het volgen van aansluitend basisonderwijs, onderscheidenlijk aansluitend voortgezet onderwijs.

Artikel B 3a. Onderwijs in allochtone levende talen

Het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, kan mede betrekking hebben op scholen als bedoeld in deze titel.

Artikel B 4. Schoolgids

Artikel 13 van de wet is van overeenkomstige toepassing, behoudens voorzover het betreft de in dat artikel bedoelde algemene maatregel van bestuur.

Artikel B 5. Reisplan

  • 1 Elk jaar in de maanden maart en mei zendt het bevoegd gezag van een bijzondere school aan de inspecteur een gedeelte van een reisplan, waarin is vermeld bij welke kermissen of circussen elke van dat bevoegd gezag uitgaande school gedurende de eerstkomende periode standplaats zal kiezen. Het reisplan bestaat uit twee gedeelten welke gezamenlijk het kermisseizoen dan wel het circusseizoen omvatten.

  • 2 Indien van het reisplan wordt afgeweken, wordt de inspecteur daarvan tevoren in kennis gesteld.

  • 3 Indien de inspecteur tegen het reisplan of tegen een voorgenomen afwijking daarvan bedenkingen heeft en het bevoegd gezag weigert daaraan tegemoet te komen, besluit Onze Minister.

Afdeling 4. Leerlingen

Artikel B 10. Toelatingsleeftijd, duur onderwijs

  • 1 Om als leerling tot een school voor kinderen als bedoeld in artikel B 2 te worden toegelaten, moet het kind de leeftijd van 4 jaar hebben bereikt.

  • 2 De leerlingen verlaten de school, bedoeld in het eerste lid, in elk geval na afloop van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 14 jaar hebben bereikt.

Afdeling 6. Bekostiging

§ 2. Aanvang van de bekostiging

Artikel B 13. Verzoek om bekostiging

  • 1 Het bevoegd gezag van een bijzondere school kan Onze Minister verzoeken de school voor bekostiging in aanmerking te brengen.

  • 2 Het verzoek gaat vergezeld van een opgave van het verwachte aantal leerlingen en de voorgestelde datum van aanvang van de bekostiging. Voorts vermeldt het bevoegd gezag naam en adres van het bevoegd gezag en de richting van de school.

  • 3 Onze Minister willigt het verzoek in elk geval in, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat de school zal worden bezocht door ten minste 20 leerlingen.

  • 4 Onze Minister besluit binnen 3 maanden na ontvangst van het verzoek. Indien Onze Minister niet binnen 3 maanden heeft besloten, is het verzoek ingewilligd.

§ 3. Voorziening in de huisvesting

Artikel B 14. Voertuigen bestemd voor de huisvesting

  • 1 Het bevoegd gezag van een bijzondere school dat een voertuig bestemd voor de huisvesting wenst met inbegrip van ingrijpende voorzieningen aan een dergelijk voertuig, dient een daartoe strekkend verzoek in bij Onze Minister. Het bevoegd gezag vermeldt de reden en de omvang van de voorziening.

  • 2 Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien het bevoegd gezag een andere voorziening wenst die niet het gewoon onderhoud betreft, alsmede indien het bevoegd gezag een aanschaffing wenst te doen waarmee bij de eerste inrichting van de school geen rekening was gehouden.

  • 3 Onze Minister weigert inwilliging van het verzoek, indien hij van oordeel is dat:

    • a. op andere wijze dan is gevraagd redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting van de school kan worden voorzien;

    • b. de voorgenomen voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de te verwachten ontwikkeling van het aantal leerlingen;

    • c. de voorgenomen voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van onderwijskundige ontwikkelingen;

    • d. de voorgenomen voorziening op grond van de hem ten dienste staande gegevens niet noodzakelijk is.

  • 4 Alvorens Onze Minister een besluit neemt die afwijkt van hetgeen in het verzoek is aangegeven, pleegt hij overleg met het bevoegd gezag.

  • 5 Artikel B 13, vierde lid, van dit besluit is van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Materiële instandhouding

Artikel B 16. Onderscheiding kosten materiële instandhouding

De kosten van materiële instandhouding die voor vergoeding uit 's Rijks kas in aanmerking kunnen komen, zijn:

  • a. onderhoud,

  • b. energie- en waterverbruik,

  • c. publiekrechtelijke heffingen,

  • d. middelen,

  • e. administratie, beheer en bestuur,

  • f. de kosten voor verplaatsing en inneming van standplaats,

  • g. de kosten voor noodzakelijk vervoer van leerlingen ten behoeve van het schoolbezoek, en

  • h. de reiskosten en andere noodzakelijke kosten verbonden aan het ononderbroken meerdaagse verblijf van het voor rekening van het Rijk komende personeel.

§ 4A. Formatie personeel

Artikel B 16a. Formatie

  • 1 De formatie voor een school omvat de formatie

    • a. voor de vervulling van reguliere taken van de school, en

    • b. voor speciale doeleinden.

    De formatie, bedoeld in onderdeel a, is redelijkerwijs voldoende voor het leiden en beheren van de school, voor het geven van onderwijs aan de school en voor de overige werkzaamheden die verband houden met het onderwijs aan de school.

  • 2 Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag op grond van bijzondere omstandigheden meer formatie toekennen aan een school dan op grond van het eerste lid juncto de artikelen B 16b tot en met B 16m wordt vastgesteld.

Artikel B 16b. Formatiebudget; formatierekeneenheden

  • 1 De totale omvang van de formatie, bedoeld in artikel B 16a, die voor een school wordt vastgesteld, is het formatiebudget. Indien krachtens artikel B 16j kan worden voorzien in formatie voor speciale doeleinden, maakt deze formatie uitsluitend deel uit van het formatiebudget indien de desbetreffende formatierekeneenheden worden besteed voor die speciale doeleinden. Het formatiebudget wordt in de vorm van formatierekeneenheden aan het bevoegd gezag van een school toegekend.

  • 2 De omvang van het formatiebudget wordt bepaald door de som van de aantallen formatierekeneenheden zoals voor een school berekend op grond van de artikelen B 16d tot en met B 16m.

Artikel B 16c. Formatie reguliere taken van de school

De formatie voor de vervulling van de reguliere taken van de school, bedoeld in artikel B 16a, eerste lid onderdeel a, bestaat uit:

  • a. de normatieve formatie,

  • b. een opslag in verband met formatieve fricties,

  • c. een opslag vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting,

  • d. een opslag vanwege herbezetting in verband met toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen, en

  • e. een opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993-1994 en 1994-1995.

Artikel B 16d. Opbouw normatieve formatie

De normatieve formatie van een school, bedoeld in artikel B 16c onderdeel a, omvat de basisformatie, de formatie voor vakonderwijs, en de formatie voor de schoolleiding.

Artikel B 16e. Berekening basisformatie

De basisformatie wordt berekend op 1 formatieplaats ingeval het aantal leerlingen 16 of minder bedraagt. Tot en met telkens 16 leerlingen boven het aantal van 16 wordt de basisformatie met 1 formatieplaats verhoogd.

Artikel B 16f. Berekening formatie vakonderwijs

  • 1 De formatie voor vakonderwijs in de onderwijsactiviteiten zintuiglijke en lichamelijke oefening, tekenen, muziek en handvaardigheid genoemd in artikel 9 van de wet, of, met toepassing van artikel 9, zesde lid, van de wet, ten behoeve van vakonderwijs in een of meer niet in artikel 9 van de wet genoemde onderwijsactiviteiten, wordt berekend op 4 uur.

  • 2 Het aantal uren vakonderwijs, genoemd in het eerste lid, wordt besteed aan het geven van vakonderwijs in de in het eerste lid bedoelde onderwijsactiviteiten.

Artikel B 16g. Berekening formatie schoolleiding

  • 1 De formatie voor de schoolleiding wordt deels berekend in een aantal uren en deels uitgedrukt in formatierekeneenheden.

  • 2 De formatie voor zover berekend in uren, omvat 16 uren.

  • 3 De formatie voor zover uitgedrukt in formatierekeneenheden, wordt berekend aan de hand van onderstaand schema:

    Aantal leerlingen

    Aantal formatierekeneenheden

    tot en met 99

    54

    100 tot en met 199

    86

Artikel B 16h. Opslag i.v.m. formatieve fricties

De opslag in verband met rechtspositionele aanspraken van personeel bij vermindering van de formatie bedraagt 12 formatierekeneenheden.

Artikel B 16i. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting en i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

  • 1 De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel B 16m, worden verhoogd met 8,11% vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting. De uitkomst wordt afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

  • 2 Het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel B 16m en verhoogd op grond van het eerste lid, wordt tevens verhoogd met het aantal formatierekeneenheden dat behoort bij het gedeelte van de betrekkingsomvang dat kan worden herbezet in verband met toepassing van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen, bedoeld in hoofdstuk I-V van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel. Het eerste lid, tweede en derde volzin, is van toepassing.

Artikel B 16i.1. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. uitbreiding arbeidsduurverkorting

[Vervallen per 16-02-2000]

Artikel B 16i.2. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Vervallen per 16-02-2000]

Artikel B 16i.3. Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993-1994 en 1994-1995

De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel B 16e en B 16k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998, worden ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1993-1994 verhoogd met 0,783% en voor het schooljaar 1994-1995 verhoogd met 1,284%. Per schooljaar wordt de uitkomst van de berekening op grond van de vorige volzin vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

Artikel B 16j. Opbouw formatie speciale doeleinden

De formatie voor speciale doeleinden, bedoeld in artikel B 16a, eerste lid onderdeel b, omvat de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.

Artikel B 16k. Berekening formatie onderwijs in eigen taal en cultuur

[Vervallen per 01-08-1998]

Artikel B 16k.1. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie

  • 1 De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel B 16e, te vermenigvuldigen:

    • a. met 2,7% indien het aantal formatieplaatsen op de school, berekend op grond van artikel B 16e, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4; of

    • b. met 5,0% indien het aantal formatieplaatsen op de school, berekend op grond van artikel B 16e, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4.

  • 2 De uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid wordt vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

Artikel B 16l. Grondslag berekening aantal leerlingen

  • 1 Grondslag voor de berekening van het aantal leerlingen, bedoeld in de artikelen B16e en B16g, is het gemiddelde van de hoogste dagtellingen van de maanden maart tot en met oktober van het voorafgaande jaar.

  • 2 Voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend, geldt het gemiddeld aantal leerlingen van de hoogste dagtellingen van de 3 maanden volgende op de maand waarin de school is geopend, doch uiterlijk tot en met de maand oktober. Voor het daaropvolgende schooljaar wordt als grondslag genomen het gemiddeld aantal leerlingen van de hoogste dagtellingen van de maanden volgende op de maand waarin de school is geopend tot en met oktober daaraanvolgend.

  • 3 Voor de toepassing van het eerste en tweede lid wordt onder "schooljaar" verstaan het tijdvak van 1 maart tot 1 maart daaraanvolgend.

Artikel B 16m. Omrekening formatieplaatsen en uren in formatierekeneenheden

  • 1 Voor zover de berekening van de formatie geschiedt in formatieplaatsen, wordt voor de omrekening in formatierekeneenheden dat aantal formatieplaatsen vermenigvuldigd met 179.

  • 2 Voor zover de berekening van de formatie geschiedt in uren, wordt voor de omrekening in formatierekeneenheden dat aantal uren vermenigvuldigd met 179/40.

  • 3 De berekening, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt plaats op 4 decimalen nauwkeurig. De uitkomst van de som van het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van het eerste en tweede lid, wordt afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

§ 5. Wijze van bekostiging

Artikel B 17. Vergoeding Rijk aan bevoegd gezag van een bijzondere school van kosten voor voertuigen bestemd voor de huisvesting

Het Rijk vergoedt aan het bevoegd gezag van een bijzondere school de kosten van de voorzieningen genoemd in artikel B 14.

Artikel B 18. Vergoeding Rijk aan bevoegd gezag van een bijzondere school van de uitgaven voor materiële instandhouding

  • 1 Het Rijk vergoedt jaarlijks aan het bevoegd gezag van een bijzondere school de uitgaven voor de materiële instandhouding.

  • 2 Het bevoegd gezag stelt jaarlijks de begroting op voor het eerstvolgende jaar. De begroting is voorzien van een toelichting en wordt jaarlijks voor 1 oktober ter toestemming bij Onze Minister ingediend.

  • 3 Eveneens jaarlijks voor 1 oktober dient het bevoegd gezag ter toestemming bij Onze Minister een raming van inkomsten en uitgaven in voor de 4 jaren volgend op het jaar bedoeld in het tweede lid. De raming is voorzien van een toelichting.

  • 4 Bij ministeriële regeling kunnen richtlijnen worden gegeven voor de inrichting van de begroting en de meerjarenraming.

  • 5 Onze Minister stelt de vergoeding vast. Deze omvat het bedrag van de kosten voor zover Onze Minister daaraan zijn toestemming heeft gehecht.

Artikel B 19. Rekening en verantwoording

  • 1 Het bevoegd gezag van een bijzondere school stelt jaarlijks een rekening en verantwoording op over het afgelopen jaar en dient deze jaarlijks voor 1 juli bij Onze Minister in.

  • 2 De rekening en verantwoording omvatten in elk geval:

    • a. de gemaakte kosten;

    • b. de genoten inkomsten uit verhaal van wettelijk verschuldigde bijdragen en premies;

    • c. de door Onze Minister vast te stellen waarde van de roerende zaken die door vervreemding of op andere wijze met toestemming van Onze Minister worden onttrokken aan de bestemming waartoe zij met vergoeding uit ’s Rijks kas zijn aangeschaft;

    • d. andere inkomsten, voortvloeiende uit de instandhouding van de school;

    • e. een verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van de juistheid van de gegevens bedoeld onder a, b en d.

  • 3 Bij ministeriële regeling kunnen richtlijnen worden gegeven voor de inrichting van de rekening en verantwoording en de over te leggen bescheiden.

  • 4 Onze Minister besluit binnen twee jaren na 1 juli van het jaar waarin de rekening en verantwoording is ingediend.

Artikel B 20. Vergoeding door Rijk van uitgaven personeel

  • 1 Met inachtneming van de artikelen B 16a tot en met B 16m van dit besluit, vergoedt het Rijk aan het bevoegd gezag van een bijzondere school:

    • a. de uitgaven voor het personeel dat is aangesteld ten laste van het formatiebudget, en

    • b. de geldswaarde van niet verbruikte formatierekeneenheden, en

    • c. de vergoedingen, bedoeld in artikel 126 van de wet.

Artikel B 20a. Besteding vergoeding personeel

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel B 20, eerste lid onderdeel a, wordt besteed aan de kosten van het personeel dat is aangesteld ten laste van het formatiebudget.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in artikel B 20, eerste lid onderdeel b, wordt besteed aan personele uitgaven.

Artikel B 21. Voorschotten

Onze Minister verstrekt maandelijks voorschotten op de vergoeding en bepaalt de wijze van verrekening van de uitgekeerde voorschotten met het bedrag van de vastgestelde vergoeding.

§ 6. Beëindiging van de bekostiging

Artikel B 22. Einde bekostiging

  • 1 De bekostiging wordt beëindigd op 1 maart volgend op het tweede jaar waarin het gemiddelde van de hoogste dagtellingen van de maanden maart tot en met oktober minder heeft bedragen dan 10.

  • 2 De bekostiging van een bijzondere school wordt niet beëindigd binnen de eerste 5 jaren van bekostiging van de school.

Artikel B 23. Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken

  • 1 Indien gebouwen, terreinen of roerende zaken van scholen, ten behoeve waarvan een vergoeding is genoten, geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken of met toestemming van Onze Minister worden vervreemd, anders dan bedoeld in artikel 56 van de wet, dan wel indien de bekostiging wordt beëindigd, is het bevoegd gezag van een bijzondere school aan het Rijk een bedrag verschuldigd. Het bevoegd gezag kan, buiten het geval van vervreemding, in plaats van betaling van dit bedrag de eigendom van die gebouwen, terreinen of roerende zaken, binnen 4 maanden aan het Rijk overdragen.

  • 2 Onze Minister stelt na overleg met het bevoegd gezag het bedrag bedoeld in het eerste lid, vast op de grondslag van de waarde van de gebouwen, terreinen of roerende zaken en de door het bevoegd gezag daarvoor ontvangen vergoedingen en uit eigen middelen bestede gelden.

Titel C. Scholen voor ligplaatsonderwijs aan varende kinderen

Afdeling 1. Onderwijs

Artikel C 1. Doelgroep

  • 1 Het ligplaatsonderwijs aan varende kinderen is het onderwijs bestemd voor kinderen van 3½ tot omstreeks 7 jaar die bij hun ouders, die het schippersbedrijf uitoefenen, aan boord wonen. Het legt mede de grondslag voor het volgen van onderwijs aan een basisschool.

  • 2 De inspecteur kan toestemming verlenen dat andere kinderen dan bedoeld in het eerste lid, van wie de ouders een trekkend bestaan leiden, tot de school worden toegelaten.

Artikel C 2. Inhoud onderwijs

Artikel 9 van de wet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de verplichting tot het geven van onderwijs in de Engelse en de Friese taal niet bestaat.

Artikel C 2a. Onderwijs in allochtone levende talen

Het plan inzake onderwijs in allochtone levende talen, bedoeld in artikel 171, eerste lid, van de wet, kan mede betrekking hebben op scholen als bedoeld in deze titel.

Artikel C 3. Schoolgids

Artikel 13 van de wet is van overeenkomstige toepassing, behoudens voorzover het betreft de in dat artikel bedoelde algemene maatregel van bestuur.

Afdeling 3. Leerlingen

Artikel C 9. Toelatingsleeftijd, duur onderwijs

  • 1 Om als leerling tot een school te worden toegelaten, moeten kinderen de leeftijd van 3½ jaar hebben bereikt.

  • 2 De leerlingen verlaten de school in elk geval na afloop van het schooljaar waarin zij de leeftijd van 7 jaar hebben bereikt.

Afdeling 5. Bekostiging

§ 2. Aanvang van de bekostiging

Artikel C 13. Verzoek om bekostiging

  • 1 Het bevoegd gezag kan Onze Minister verzoeken de school voor bekostiging in aanmerking te brengen. De bekostiging kan slechts aanvangen per 1 augustus van een schooljaar.

  • 2 Het verzoek gaat vergezeld van een opgave van het verwachte aantal leerlingen en de voorgestelde datum van aanvang van de bekostiging. Voorts vermeldt het bevoegd gezag van een bijzondere school naam en adres van het bevoegd gezag en de richting van de school.

  • 3 Onze Minister willigt het verzoek in elk geval in, indien op grond van de bij het verzoek overgelegde gegevens aannemelijk is dat de school zal worden bezocht door ten minste 20 leerlingen.

  • 4 Onze Minister besluit binnen 3 maanden na ontvangst van het verzoek. Indien Onze Minister niet binnen 3 maanden heeft besloten, is het verzoek ingewilligd.

§ 3. Voorziening in de huisvesting

Artikel C 14. Voorziening in de huisvesting van een school gevestigd in een gebouw

  • 1 Het bevoegd gezag dat een voorziening in de huisvesting voor een school gehuisvest in een gebouw wenst met inbegrip van de eerste inrichting, dient een daartoe strekkende aanvraag in bij Onze Minister. Het bevoegd gezag vermeldt de reden voor en de omvang van de voorziening.

  • 2 Onder een voorziening in de huisvesting wordt verstaan een voorziening als bedoeld in artikel 92, eerste lid, van de wet.

Artikel C 14a. Weigeringsgronden

  • 1 Onze Minister weigert inwilliging van het in artikel C 14, eerste lid, bedoelde verzoek, in voorkomende gevallen na overleg met de desbetreffende gemeente, indien hij van oordeel is dat:

    • a. de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van artikel 92 van de wet,

    • b. de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de aard en de omvang van de voorzieningen waarover de school reeds beschikt, voor zover deze uit de openbare kas zijn bekostigd,

    • c. de gewenste voorziening niet gerechtvaardigd is op grond van de te verwachten ontwikkeling van het aantal leerlingen of onderwijskundige ontwikkelingen,

    • d. op andere wijze dan is gevraagd redelijkerwijs in de behoefte aan huisvesting van de school kan worden voorzien, of

    • e. de gewenste voorziening op grond van de hem ten dienste staande gegevens niet noodzakelijk is.

  • 2 Een voorziening in de huisvesting kan tevens worden geweigerd, indien de voorziening als gevolg van het verwijtbaar nalaten van noodzakelijk onderhoud in een slechte bouwkundige staat verkeert of indien de voorziening nodig is voor herstel van schade die is veroorzaakt door schuld of toedoen van het bevoegd gezag.

  • 3 Alvorens Onze Minister een besluit neemt dat afwijkt van hetgeen in het verzoek is aangegeven, pleegt hij overleg met het bevoegd gezag.

Artikel C 14b. Onderhoudsplicht; verbod tot vervreemding en bezwaring

Artikel 106 van de wet is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor vervreemding of bezwaring toestemming van Onze Minister is vereist.

§ 3A. Materiële instandhouding van een school gehuisvest in een gebouw.

Artikel C 15. Materiële instandhouding van een school gehuisvest in een gebouw

  • 2 Onze Minister stelt jaarlijks de vergoeding vast per school voor de kosten van:

    • a. het noodzakelijk vervoer van de leerlingen ten behoeve van het schoolbezoek;

    • b. het zwemonderwijs en het daaraan verbonden noodzakelijke vervoer van de leerlingen;

    • c. de vergoeding van de belastingen ter zake van onroerende zaken.

Artikel C 15a. Vergoeding materiële instandhouding van een school gehuisvest in een gebouw

De grondslag voor de vergoeding van de in artikel C 15 bedoelde kosten zijn:

  • a. het normatief bepaalde aantal te huisvesten groepen leerlingen dat gelijk wordt gesteld aan het aantal formatieplaatsen berekend overeenkomstig artikel C 15f, met dien verstande dat wordt gerekend met het aantal leerlingen bepaald overeenkomstig onderdeel b, en

  • b. het rekenkundig afgeronde gemiddelde van de hoogste dagtellingen van het aantal leerlingen van de maand september van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt tot en metde maand april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt.

§ 4. Voorziening in de huisvesting en materiële instandhouding van een school gehuisvest op een vaartuig

Artikel C 15a.1. Vergoeding huisvesting en materiële instandhouding van een school gehuisvest op een vaartuig

  • 1 Een school gehuisvest op een vaartuig ontvangt jaarlijks van het Rijk een vergoeding bestemd voor voorzieningen in de huisvesting en voor de materiële instandhouding.

  • 2 De in het eerste lid bedoelde vergoeding voor een kalenderjaar wordt vastgesteld per formatieplaats, berekend overeenkomstig artikel C 15f, waarbij aan de eerste formatiepats f 50 000,– wordt toegekend en aan elke volgende formatieplaats f 30 000,–. Bij de berekening van het aantal formatieplaatsen op grond van de eerste volzin wordt uitgegaan van het rekenkundig afgeronde gemiddelde van de hoogste dagtellingen van het aantal leerlingen van de maand september van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt, tot en met de maand april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt.

  • 3 De in het tweede lid bedoelde vergoeding wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig de prijsmutatie van de netto materiële consumptie, zoals opgenomen in de Macro Economische Verkenning, die naar verwachting zal optreden tussen het prijsniveau in het kalenderjaar waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld en het prijsniveau in het daaraan voorafgaande jaar.

  • 4 Artikel C 14b is van overeenkomstige toepassing.

  • 5 Artikel C 15, tweede lid, onderdelen a en b, zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de vaststelling geschiedt op basis van het rekenkundig afgeronde gemiddelde van de hoogste dagtellingen van het aantal leerlingen van de maand september van het tweede jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt tot en met de maand april van het jaar voorafgaande aan het jaar waarover de vergoeding plaatsvindt.

§ 4A. Formatie personeel

Artikel C 15b. Formatie

  • 1 De formatie voor een school omvat de formatie

    • a. voor de vervulling van de reguliere taken van de school, en

    • b. voor speciale doeleinden.

    De formatie, bedoeld in onderdeel a, is redelijkerwijs voldoende voor het leiden en beheren van de school, voor het geven van onderwijs aan de school en voor de overige werkzaamheden die verband houden met het onderwijs aan de school.

  • 2 Onze Minister kan op verzoek van het bevoegd gezag op grond van bijzondere omstandigheden meer formatie toekennen aan een school dan op grond van het eerste lid juncto de artikelen C 15c tot en met C 15m wordt vastgesteld.

Artikel C 15c. Formatiebudget; formatierekeneenheden

  • 1 De totale omvang van de formatie, bedoeld in artikel C 15b, die voor een school wordt vastgesteld, is het formatiebudget. Indien op grond van artikel C 15j kan worden voorzien in formatie voor speciale doeleinden, maakt deze formatie uitsluitend deel uit van het formatiebudget indien de desbetreffende formatierekeneenheden worden besteed voor die speciale doeleinden. Het formatiebudget wordt in de vorm van formatierekeneenheden aan het bevoegd gezag van een school toegekend.

  • 2 De omvang van het formatiebudget wordt bepaald door de som van de aantallen formatierekeneenheden zoals voor de school berekend op grond van de artikelen C 15e tot en met C 15m.

Artikel C 15d. Formatie reguliere taken van de school

De formatie voor de vervulling van reguliere taken van de school, bedoeld in artikel C 15b, eerste lid onderdeel a, bestaat uit:

  • a. de normatieve formatie,

  • b. een opslag in verband met formatieve fricties,

  • c. een opslag vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting,

  • d. een opslag vanwege herbezetting in verband met toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen, en

  • e. een opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993-1994 en 1994-1995.

Artikel C 15e. Opbouw normatieve formatie

De normatieve formatie van een school, bedoeld in artikel C 15d onderdeel a, omvat de basisformatie en de formatie voor de schoolleiding.

Artikel C 15f. Berekening basisformatie

De basisformatie wordt berekend op 1 formatieplaats ingeval het aantal leerlingen 16 of minder bedraagt. Tot en met telkens 16 leerlingen boven het aantal van 16 wordt de basisformatie met 1 formatieplaats verhoogd.

Artikel C 15g. Berekening formatie schoolleiding

De formatie voor de schoolleiding wordt uitgedrukt in formatierekeneenheden. De berekening van de formatie vindt plaats aan de hand van onderstaand schema:

Aantal leerlingen

Aantal formatierekeneenheden

tot en met 99

54

100 tot en met 199

86

Artikel C 15h. Opslag i.v.m. formatieve fricties

De opslag in verband met rechtspositionele aanspraken van personeel bij vermindering van de formatie bedraagt 12 formatierekeneenheden.

Artikel C 15i. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting en i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

  • 1 De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel C 15m, worden verhoogd met 8,11% vanwege herbezetting in verband met arbeidsduurverkorting. De uitkomst wordt afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

  • 2 Het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel C 15m en verhoogd op grond van het eerste lid, wordt tevens verhoogd met het aantal formatierekeneenheden dat behoort bij het gedeelte van de betrekkingsomvang dat kan worden herbezet in verband met toepassing van de regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen, bedoeld in hoofdstuk I-V van het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel. Het eerste lid, tweede en derde volzin, is van toepassing.

Artikel C 15i.1. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. uitbreiding arbeidsduurverkorting

[Vervallen per 16-02-2000]

Artikel C 15i.2. 15i.2 Opslag vanwege herbezetting i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Vervallen per 16-02-2000]

Artikel C 15i.3. Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993-1994 en 1994-1995

De aantallen formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel C 15f en artikel C 15k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998, worden ten behoeve van schoolspecifiek formatie en personeelsbeleid voor het schooljaar 1993-1994 verhoogd met 0,783% en voor het schooljaar 1994-1995 verhoogd met 1,284%. Per schooljaar wordt de uitkomst van de berekening op grond van de vorige volzin vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

Artikel C 15j. Opbouw formatie speciale doeleinden

De formatie voor speciale doeleinden, bedoeld in artikel C 15b, eerste lid onderdeel b, omvat de formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie.

Artikel C 15k. Berekening formatie onderwijs in eigen taal en cultuur

[Vervallen per 01-08-1998]

Artikel C 15k.1. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie

  • 1 De formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie wordt vastgesteld door het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van artikel C 15f, te vermenigvuldigen:

    • a. met 2,7% indien het aantal formatieplaatsen op de school, berekend op grond van artikel C 15f, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4; of

    • b. met 5,0% indien het aantal formatieplaatsen op de school, berekend op grond van artikel C 15f, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4.

  • 2 De uitkomst van de berekening op grond van het eerste lid wordt vervolgens afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

Artikel C 15l. Grondslag berekening aantal leerlingen

  • 1 Grondslag voor de berekening van het aantal leerlingen, bedoeld in de artikelen C15f en C15g, is het gemiddelde van de hoogste dagtellingen van de maanden september tot en met april van het voorafgaande schooljaar.

  • 2 Voor het schooljaar waarin een nieuwe school wordt geopend, geldt het gemiddeld aantal leerlingen van de hoogste dagtellingen van de maanden september tot en met november volgend op de aanvang van de bekostiging.

Artikel C 15m. Omrekening formatieplaatsen in formatierekeneenheden

  • 1 Voor de omrekening in formatierekeneenheden wordt het aantal formatieplaatsen vermenigvuldigd met 179.

  • 2 De berekening, bedoeld in het eerste lid, vindt plaats op 4 decimalen nauwkeurig. De uitkomst van de som van het aantal formatierekeneenheden, berekend op grond van het eerste lid, wordt afgerond op een geheel getal. Bij de afronding worden de decimalen verwaarloosd indien het eerste cijfer achter de komma kleiner is dan 5, en worden de decimalen verwaarloosd en het getal verhoogd met 1 indien het eerste cijfer achter de komma gelijk is aan of groter is dan 5.

§ 5. Wijze van bekostiging

Artikel C 16. Vergoeding huisvesting van een school gehuisvest in een gebouw

Het Rijk vergoedt aan het bevoegd gezag van een school gehuisvest in een gebouw de kosten van de voorzieningen bedoeld in artikel C 14.

Artikel C 16a. Verstrekken gegevens vergoeding materiële instandhouding

Artikel 15 van het Bekostigingsbesluit WPO is van overeenkomstige toepassing op de vergoeding voor de huisvesting en de materiële instandhouding van een school, gehuisvest in een gebouw of op een vaartuig.

Artikel C 16b. Maandelijkse vergoeding bij een school gehuisvest in een gebouw of op een vaartuig

Artikel 13, eerste en derde lid, van het Bekostigingsbesluit WPO is van overeenkomstige toepassing op de vergoeding voor de materiële instandhouding van een school, gehuisvest in een gebouw en op de vergoeding voor de huisvesting en de materiële instandhouding van een school, gehuisvest op een vaartuig.

Artikel C 16c. Rekening en verantwoording bij huisvesting op een vaartuig

[Vervallen per 28-07-2000]

Artikel C 16d. Voorschotten ten behoeve van scholen gevestigd op vaartuigen

[Vervallen per 28-07-2000]

Artikel C 18. Vergoeding door Rijk van uitgaven personeel

  • 1 Met inachtneming van de artikelen C 15b tot en met C 15m van dit besluit vergoedt het Rijk aan het bevoegd gezag van de openbare en bijzondere scholen:

    • a. de uitgaven voor het personeel dat is aangesteld ten laste van het formatiebudget, en

    • b. de geldswaarde van niet verbruikte formatierekeneenheden, en

    • c. de vergoedingen, bedoeld in artikel 96d van de wet.

Artikel C 18b. Besteding vergoeding personeel en overschrijdingsbedragen

  • 1 De vergoeding, bedoeld in artikel C 18, eerste lid onderdeel a, wordt besteed aan de kosten van het personeel dat is aangesteld ten laste van het formatiebudget.

  • 2 De vergoeding, bedoeld in artikel C 18, eerste lid onderdeel b, wordt besteed aan personele uitgaven.

  • 3 Artikel 150 van de wet is van overeenkomstige toepassing.

§ 6. Beëindiging van de bekostiging

Artikel C 19. Einde bekostiging bijzondere school

  • 1 De bekostiging van een bijzondere school wordt beëindigd aan het einde van het tweede schooljaar volgend op het schooljaar waarin het gemiddelde van de hoogste dagtellingen van de maanden september tot en met april minder heeft bedragen dan 10.

  • 2 De bekostiging van een bijzondere school wordt niet beëindigd binnen de eerste 5 jaren van bekostiging van de school.

Artikel C 20. Opheffing openbare school

  • 1 De gemeenteraad besluit tot opheffing van een openbare school aan het einde van het tweede schooljaar volgend op het schooljaar waarin het gemiddelde van de hoogste dagtellingen van de maanden september tot en met april minder heeft bedragen dan 10.

  • 2 Een openbare school wordt niet opgeheven binnen de eerste 5 jaren van bekostiging van de school.

Artikel C 21. Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken

  • 1 Indien gebouwen, terreinen of roerende zaken van scholen, ten behoeve waarvan een vergoeding is genoten, geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken of met toestemming van Onze Minister worden vervreemd, anders dan bedoeld in artikel 56 van de wet, dan wel indien de bekostiging wordt beëindigd, is het bevoegd gezag aan het Rijk een bedrag verschuldigd. Het bevoegd gezag kan, buiten het geval van vervreemding, in plaats van betaling van dit bedrag de eigendom van die gebouwen, terreinen of roerende zaken, binnen 4 maanden aan het Rijk overdragen.

  • 2 Onze Minister stelt na overleg met het bevoegd gezag het bedrag bedoeld in het eerste lid, vast op de grondslag van de waarde van de gebouwen, terreinen of roerende zaken en de door het bevoegd gezag daarvoor ontvangen vergoedingen en uit eigen middelen bestede gelden.

Artikel C 21a. Overdracht van vaartuigen of andere roerende zaken van scholen gehuisvest op een vaartuig

  • 1 Indien vaartuigen of andere roerende zaken van scholen, ten behoeve waarvan een vergoeding is genoten, geheel of gedeeltelijk aan hun bestemming worden onttrokken of met toestemming van Onze Minister worden vervreemd, anders dan bedoeld in artikel 56 van de wet, dan wel indien de bekostiging wordt beëindigd, is het bevoegd gezag aan het Rijk een bedrag verschuldigd. Indien het andere roerende zaken betreft, kan het bevoegd gezag buiten het geval van vervreemding in plaats van betaling binnen 4 maanden de eigendom van die roerende zaken aan het Rijk overdragen.

  • 2 Onze Minister stelt na overleg met het bevoegd gezag het bedrag bedoeld in het eerste lid, vast op de grondslag van de waarde van de vaartuigen of andere roerende zaken en de door het bevoegd gezag daarvoor ontvangen vergoedingen en uit eigen middelen bestede gelden.

Titel D

Afdeling 5

§ 4A

Artikel D 12i. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel D 12i.1. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. uitbreiding arbeidsduurverkorting

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel D 12i.2. 12i.2 Opslag vanwege herbezetting i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel D 12i.3. Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993-1994 en 1994-1995

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel D 12k. Berekening formatie onderwijs in eigen taal en cultuur

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel D 12k.1. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994-1995 en 1995-1996

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel D 12m. Omrekening formatieplaatsen en uren in formatierekeneenheden

[Vervallen per 14-07-1999]

Titel E. Afdelingen voor zeer jeugdige kinderen van woonwagenbewoners verbonden aan scholen voor basisonderwijs

Afdeling 5. Bekostiging

§ 4A. Formatie personeel

Titel F

Afdeling 5. Bekostiging

§ 4A. Formatie personeel

Artikel F 13i. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel F 13i.1. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. uitbreiding arbeidsduurverkorting

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel F 13i.2. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel F 13i.3. Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993-1994 en 1994-1995

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel F 13k. Berekening formatie onderwijs in eigen taal en cultuur

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel F 13k.1. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994-1995 en 1995-1996

[Vervallen per 14-07-1999]

Artikel F 13m. Omrekening formatieplaatsen en uren in formatierekeneenheden

[Vervallen per 14-07-1999]

Titel G. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel G 1. Verplichte formatie schooljaar 1985-1986

De verplichte formatie voor het schooljaar 1985-1986 wordt vastgesteld aan de hand van:

  • a. het gemiddeld aantal leerlingen van de hoogste dagtellingen van de maanden september 1984 tot en met april 1985 voor scholen als bedoeld in titel B en titel C;

  • b. de som van het gemiddeld aantal leerlingen van de hoogste dagtellingen van de maanden september 1984 tot en met april 1985 van de kernafdeling en de afdeling zeer jeugdigen bedoeld in het Besluit buitengewoon onderwijs 1967 (Stb. 1978, 582) voor scholen als bedoeld in titel D, en afdelingen als bedoeld in titel E;

  • c. het aantal leerlingen op 16 april 1985 voor scholen als bedoeld in titel F.

Artikel G 1.a. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994-1995, 1995-1996 en 1996-1997 voor scholen als bedoeld in titel B

In afwijking van artikel B 16k.1, eerste lid, geldt:

  • a. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van artikel B 16e en artikel B 16k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4:

    • 1°. voor het schooljaar 1994-1995 een percentage van 1,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel B 16k.1, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994-1995 als bedoeld in artikel B 16i.3,

    • 2°. voor het schooljaar 1995-1996 een percentage van 2,0%,

    • 3°. voor het schooljaar 1996-1997 een percentage van 2,6%, of

  • b. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van artikel B 16e en artikel B 16k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4:

    • 1°. voor het schooljaar 1994-1995 een percentage van 2,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel B 16k.1, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994-1995 als bedoeld in artikel B 16i.3,

    • 2°. voor het schooljaar 1995-1996 een percentage van 3,8%,

    • 3°. voor het schooljaar 1996-1997 een percentage van 4,9%.

Artikel G 1.b. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994-1995, 1995-1996 en 1996-1997 voor scholen als bedoeld in titel C

In afwijking van artikel C 15k.1, eerste lid, geldt:

  • a. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van artikel C 15f en artikel C 15k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar kleiner is dan 7,4:

    • 1°. voor het schooljaar 1994-1995 een percentage van 1,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel C 15k.1, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994-1995 als bedoeld in artikel C 15i.3,

    • 2°. voor het schooljaar 1995-1996 een percentage van 2,0%,

    • 3°. voor het schooljaar 1996-1997 een percentage van 2,6%, of

  • b. indien de som van de aantallen formatieplaatsen op de school berekend op grond van artikel C 15f en artikel C 15k, zoals dat artikel luidde tot 1 augustus 1998, op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar gelijk is aan of groter is dan 7,4:

    • 1°. voor het schooljaar 1994-1995 een percentage van 2,5%, met dien verstande dat na de afronding op grond van artikel C 15k.1, tweede lid, de uitkomst van deze berekening wordt verminderd met de opslag ten behoeve van schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor het schooljaar 1994-1995 als bedoeld in artikel C 15i.3,

    • 2°. voor het schooljaar 1995-1996 een percentage van 3,8%,

    • 3°. voor het schooljaar 1996-1997 een percentage van 4,9%.

Artikel G 2. Inwerkingtreding

Met inachtneming van het bepaalde in artikel 185, derde lid, van de Wet op het primair onderwijs treedt dit besluit in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen datum. Het koninklijk besluit kan er in voorzien dat het besluit terugwerkende kracht heeft tot en met 1 augustus 1985.

Artikel G 3. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit trekkende bevolking WPO".

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage, 13 augustus 1985

Beatrix

De staatssecretaris van Onderwijs en Wetenschappen,

G. van Leijenhorst

Uitgegeven de derde september 1985

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Inhoudsopgave


                                       

Titel A Algemeen

Artikel A 1. Begripsbepalingen

Artikel A 2. Van toepassing en van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van de WPO

Artikel A 3. Van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van het Formatiebesluit WPO

Titel B Rijdende scholen voor kinderen van kermisexploitanten of van circusmedewerkers

Afdeling 1 Algemeen

Artikel B 1. Standplaats scholen

Afdeling 2 Onderwijs

Artikel B 2. Doelgroep

Artikel B 3. Inhoud onderwijs

Artikel B 3a. Onderwijs in eigen taal en cultuur

Artikel B 4. Schoolgids

Artikel B 5. Reisplan

Afdeling 3 Personeel

Artikel B 6.

Artikel B 7. (vervallen)

Artikel B 8.

Artikel B 9.

Afdeling 4 Leerlingen

Artikel B 10. Toelatingsleeftijd, duur onderwijs

Afdeling 5 Overige bepalingen

Artikel B 10a.(vervallen)

Artikel B 11.

Afdeling 6 Bekostiging

§ 1 Algemeen

Artikel B 12.

§ 2 Aanvang van de bekostiging

Artikel B 13. Verzoek om bekostiging

§ 3 Voorziening in de huisvesting

Artikel B 14. Voertuigen bestemd voor de huisvesting

Artikel B 15.(vervallen)

§ 4 Materiële instandhouding

Artikel B 16. Onderscheiding kosten materiële instandhouding

§ 4a Formatie personeel

Artikel B 16a. Formatie

Artikel B 16b. Formatiebudget; formatierekeneenheden

Artikel B 16c. Formatie reguliere taken van de school

Artikel B 16d. Opbouw normatieve formatie

Artikel B 16e. Berekening basisformatie

Artikel B 16f. Berekening formatie vakonderwijs

Artikel B 16g. Berekening formatie schoolleiding

Artikel B 16h. Opslag i.v.m. formatieve fricties

Artikel B 16i. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting en i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

Artikel B 16i.1. (vervallen)

Artikel B 16i.2. (vervallen)

Artikel B 16i.3. Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993-1994 en 1994-1995

Artikel B 16j. Opbouw formatie speciale doeleinden

Artikel B 16k. Berekening formatie onderwijs in eigen taal en cultuur

Artikel B 16k.1. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie

Artikel B 16l. Grondslag berekening aantal leerlingen

Artikel B 16m. Omrekening formatieplaatsen en uren in formatierekeneenheden

§ 5 Wijze van bekostiging

Artikel B 17. Vergoeding Rijk aan bevoegd gezag van een bijzondere school van kosten voor voertuigen bestemd voor de huisvesting

Artikel B 18. Vergoeding Rijk aan bevoegd gezag van een bijzondere school van de uitgaven voor materiële instandhouding

Artikel B 19. Rekening en verantwoording

Artikel B 20. Vergoeding door Rijk van uitgaven personeel

Artikel B 20a. Besteding vergoeding personeel

Artikel B 21. Voorschotten

§ 6 Beëindiging van de bekostiging

Artikel B 22. Einde bekostiging

Artikel B 23. Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken

Titel C Scholen voor ligplaatsonderwijs aan varende kinderen

Afdeling 1 Onderwijs

Artikel C 1. Doelgroep

Artikel C 2. Inhoud onderwijs

Artikel C 2a. Onderwijs in eigen taal en cultuur

Artikel C 3. Schoolgids

Artikel C 4. Aantal uren onderwijs per jaar

Afdeling 2 Personeel

Artikel C 5. Directie, leraren en onderwijsondersteunend personeel

Artikel C 6.

Artikel C 7.

Artikel C 8.

Afdeling 3 Leerlingen

Artikel C 9. Toelatingsleeftijd, duur onderwijs

Afdeling 4 Overige bepalingen

Artikel C 9a.(vervallen)

Artikel C 10.

Afdeling 5 Bekostiging

§ 1 Algemeen

Artikel C 11. Basis Bekostigingsbesluit WPO

Artikel C 12.

§ 2 Aanvang van de bekostiging

Artikel C 13. Verzoek om bekostiging

§ 3. Voorziening in de huisvesting van een school gehuisvest in een gebouw

Artikel C 14. Voorziening in de huisvesting van een school gehuisvest in een gebouw

Artikel C 14a. Weigeringsgronden

Artikel C 14b. Onderhoudsplicht; verbod tot vervreemding en bezwaring

§ 3A. Materiële instandhouding van een school gehuisvest in een gebouw

Artikel C 15. Materiële instandhouding van een school gehuisvest in een gebouw

Artikel C 15a. Vergoeding materiële instandhouding van een school gehuisvest in een gebouw

§ 4. Voorziening in de huisvesting en materiële instandhouding van een school gehuisvest op een vaartuig

Artikel C 15a.1. Vergoeding huisvesting en materiële instandhouding van een school gehuisvest op een vaartuig

§ 4a Formatie personeel

Artikel C 15b. Formatie

Artikel C 15c. Formatiebudget; formatierekeneenheden

Artikel C 15d. Formatie reguliere taken van de school

Artikel C 15e. Opbouw normatieve formatie

Artikel C 15f. Berekening basisformatie

Artikel C 15g. Berekening formatie schoolleiding

Artikel C 15h. Opslag i.v.m. formatieve fricties

Artikel C 15i. Opslag vanwege herbezetting i.v.m. arbeidsduurverkorting en i.v.m. toepassing regeling bevordering arbeidsparticipatie ouderen

Artikel C 15i.1. (vervallen)

Artikel C 15i.2. (vervallen)

Artikel C 15i.3. Opslag t.b.v. schoolspecifiek formatie- en personeelsbeleid voor de schooljaren 1993-1994 en 1994-1995

Artikel C 15j. Opbouw formatie speciale doeleinden

Artikel C 15k. Berekening formatie onderwijs in eigen taal en cultuur

Artikel C 15k.1. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie

Artikel C 15l. Grondslag berekening aantal leerlingen

Artikel C 15m. Omrekening formatieplaatsen in formatierekeneenheden

§ 5 Wijze van bekostiging

Artikel C 16. Vergoeding huisvesting van een school gehuisvest in een gebouw

Artikel C 16a. Verstrekken gegevens vergoeding materiële instandhouding

Artikel C 16b. Maandelijkse vergoeding bij een school gehuisvest in een gebouw of op een vaartuig

Artikel C 16c. Vervallen

Artikel C 16d.

Artikel C 17.

Artikel C 18. Vergoeding door Rijk van uitgaven personeel

Artikel C 18a. Overschrijdingsregeling

Artikel C 18b. Besteding vergoeding personeel en overschrijdingsbedragen

§ 6 Beëindiging van de bekostiging

Artikel C 19. Einde bekostiging bijzondere school

Artikel C 20. Opheffing openbare school

Artikel C 21. Overdracht van gebouwen, terreinen en roerende zaken van scholen gevestigd in een gebouw

Artikel C 21a. Overdracht van vaartuigen of andere roerende zaken van scholen gehuisvest op een vaartuig

Titel D (vervallen)

Titel E (vervallen)

Titel F (vervallen)

Titel G Overgangs- en slotbepalingen

Artikel G 1. Verplichte formatie schooljaar 1985-1986

Artikel G 1.a. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994-1995, 1995-1996 en 1996-1997 voor scholen als bedoeld in titel B

Artikel G 1.b. Berekening formatie voor personeelsbeleid, kwaliteitsverbetering en innovatie voor de schooljaren 1994-1995, 1995-1996 en 1996-1997 voor scholen als bedoeld in titel C

Artikel G 2. Inwerkingtreding

Artikel G 3. Citeertitel

Naar boven