Besluit ex artikel 2 Uitvoeringswet Europees Verdrag inzake rechtspositie migrerende werknemers

Geraadpleegd op 23-04-2024.
Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Besluit van 26 april 1983, tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in, alsmede tot bepaling van het tijdstip van de inwerkingtreding van, artikel 2 van de Wet van 2 december 1982, Stb. 679, houdende bepalingen ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers, alsmede met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van buitenlandse werknemers

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Justitie van 31 maart 1983, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 166/683;

Gelet op de artikelen 2 en 6, tweede lid, van de Wet van 2 december 1982, Stb. 679, houdende bepalingen ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers, alsmede met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van buitenlandse werknemers (Trb. 1978, 70);

De Raad van State gehoord (advies van 22 april 1983, nr. W 03.83.0209/08.3.16);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Justitie van 25 april 1983, Stafafdeling Wetgeving Privaatrecht, nr. 219/683;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Dit besluit verstaat onder:

"het Verdrag": het op 24 november 1977 te Straatsburg ondertekende Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers (Trb. 1978, 70);

"de raad": de raad voor de kinderbescherming in het arrondissement Den Haag.

Artikel 2

De raad doet een aanbeveling tot kosteloze rechtsbijstand en vrijstelling van kosten, indien de verzoeker bij behandeling van de zaak hier te lande in de termen zou vallen voor toelating om kosteloos te procederen.

Artikel 3

  • 1 De raad houdt een nauwkeurige administratie van de door hem aan de aangewezen instanties van de andere Staten, die partij zijn bij het Verdrag, toegezonden verzoeken.

  • 2 De raad bericht de te zijner kennis gebrachte resultaten van het optreden van die aangewezen instanties zo spoedig mogelijk aan de schuldeisers hier te lande.

  • 3 De raad keert de hem ten behoeve van schuldeisers overgemaakte gelden zo spoedig mogelijk aan de rechthebbenden uit.

Artikel 4

Alvorens tot het nemen van maatregelen ter verzekering van het verhaal van onderhoud over te gaan, stelt de raad zich in verbinding met de schuldenaar om te trachten in der minne een oplossing te bereiken, tenzij het nemen van maatregelen naar het oordeel van de raad geen uitstel gedoogt.

Artikel 5

  • 1 De raad houdt een nauwkeurige administratie van de hem door de aangewezen instanties van de andere Staten, die partij zijn bij het Verdrag, toegezonden verzoeken.

  • 2 De raad maakt de bij hem binnengekomen gelden regelmatig over naar de aangewezen instanties die hem de verzoeken hebben toegezonden.

Artikel 6

  • 1 De Staatssecretaris van Justitie kan omtrent de inrichting van de in de artikelen 3 en 5 bedoelde administratie voorschriften geven.

  • 2 Hij kan deze administratie met de daarbij behorende bewijsstukken te allen tijde doen inzien.

Artikel 7

  • 1 Indien hier te lande werkzaamheden moeten worden verricht in het gebied van een andere raad voor de kinderbescherming, draagt de raad, met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 van de Wet van 27 september 1961, Stb. 303, houdende uitvoering van het op 20 juni 1956 te New York gesloten Verdrag inzake het verhaal in het buitenland van uitkeringen tot onderhoud, die werkzaamheden zoveel mogelijk over aan die andere raad voor de kinderbescherming.

  • 2 De raad, aan welke werkzaamheden zijn overgedragen, behandelt met inachtneming van de gegeven aanwijzingen, de zaak of de punten waarop de overdracht betrekking heeft, op de wijze die hem het meest doelmatig voorkomt. Hij brengt het resultaat van zijn bemoeiingen onverwijld ter kennis van de raad. De raad houdt de raad voor de kinderbescherming, wiens bemiddeling hij bij de behandeling van een zaak heeft ingeroepen, op de hoogte van het verloop van die zaak.

Artikel 8

  • 1 De raad voor de kinderbescherming, die niet als nationale instantie, bedoeld in artikel 11, derde lid, van het Verdrag, is aangewezen, treedt niet rechtstreeks in overleg met de aangewezen instanties van de andere Staten, die partij zijn bij het Verdrag.

  • 2 Indien een verzoek tot verhaal van onderhoud in een Staat, die partij is bij het Verdrag, wordt ingediend bij de in het voorgaande lid bedoelde raad, zendt deze dat verzoek zo spoedig mogelijk door naar de raad.

Artikel 9

Dit Besluit en artikel 2 van de Wet van 2 december 1982, Stb. 679, houdende bepalingen ter uitvoering van het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers, alsmede met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden van buitenlandse werknemers, treden in werking met ingang van 1 mei 1983.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

's-Gravenhage, 26 april 1983

Beatrix

De Staatssecretaris van Justitie,

V. N. M. Korte-van Hemel

Uitgegeven de achtentwintigste april 1983

De Minister van Justitie,

F. Korthals Altes

Naar boven