Wet vaststelling Wet bezoldiging Nationale ombudsman

Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 01-04-1993 t/m heden

Wet van 26 augustus 1981, houdende regeling van de bezoldiging van de Nationale ombudsman en van de substituut-ombudsmannen, en wijziging van een aantal wetten

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de bezoldiging te regelen van de Nationale ombudsman en van substituut-ombudsmannen, bedoeld in respectievelijk artikel 2 en artikel 9 van de Wet Nationale ombudsman ( Stb. 1981, 35), en wijziging te brengen in een aantal wetten;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle ministeriële departementen, autoriteiten, colleges en ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, 26 augustus 1981

Beatrix

De Minister van Binnenlandse Zaken,

H. Wiegel

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Uitgegeven de negenentwintigste september 1981

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Naar boven