Rijkswet van 10 juni 1981, houdende benoeming van een Regent voor het geval van erfopvolging
door de troonopvolger die niet de leeftijd heeft bereikt waarop hij ingevolge de Grondwet
kan aanvangen het Koninklijk gezag uit te oefenen
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat ter voldoening aan het bepaalde in artikel 37 van de Grondwet, voor het geval van erfopvolging door de troonopvolger die niet de leeftijd heeft
bereikt waarop hij ingevolge de Grondwet kan aanvangen het Koninklijk gezag uit te oefenen, nog bij Ons leven bij een wet
moet worden overgegaan tot de benoeming van een Regent van het Koninkrijk;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: