Toepassing van artikel 26 van de wet op de omzetbelasting

[Regeling vervallen per 30-06-2012.]
Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 26-01-1981 t/m 29-06-2012

Toepassing van artikel 26 van de wet op de omzetbelasting

De Directeur-Generaal Belastingdienst heeft namens de Staatssecretaris van Financiën het volgende besloten.

Op grond van artikel 26 van de Wet op de omzetbelasting 1968, juncto artikel 26, lid 1, letter c van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 kan aan ondernemers die niet aan ondernemers goederen plegen te leveren en diensten plegen te verlenen na een daartoe gedaan verzoek worden toegestaan om het kasstelsel toe te passen. Gelet op de parlementaire behandeling van voornoemd artikel 26 van de wet en gelet op de daaraan in het verleden gegeven uitvoering kan naar mijn oordeel van niet aan ondernemers plegen te presteren worden gesproken als de prestaties van een ondernemer voor tenminste 80% worden verricht jegens niet-ondernemers. Daar het begrip plegen tevens een zekere duurzaamheid inhoudt zal bij het toepassen van dit criterium in beginsel een langere periode dan een kalenderjaar in aanmerking moeten worden genomen.

Onder niet-ondernemers kunnen in deze niet alleen particuliere worden begrepen, maar ook publieksrechtelijke lichamen voor zover deze niet optreden als ondernemer.

Dat laatste betekent dat b.v. het aanleggen van en het verrichten van onderhoudswerkzaamheden aan openbare wegen ten behoeve van publiekrechtelijke lichamen beschouwd dient te worden als een prestatie ten behoeve van een niet-ondernemer. Dat laatste is uiteraard niet het geval ten aanzien van prestaties aan publiekrechtelijke lichamen die door dezen worden gebezigd voor prestaties als bedoeld in artikel 3 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968. Uiteraard kunnen ook de prestaties aan ondernemers die vrijgestelde prestaties verrichten niet als prestaties aan niet-ondernemers worden aangemerkt.

Langere betalingstermijnen die thans in bepaalde branches worden toegepast of de liquiditeitspositie van groepen of individuele ondernemers kunnen op zich nooit aanleiding geven om toepassing van het kasstelsel toe te staan, aangezien zulks uitsluitend dient te worden beoordeeld aan de hand van het gestelde in de wettelijke bepalingen ter zake.

Naar boven