Besluit ex artikel 7 Wet verontreiniging oppervlaktewateren

[Regeling vervallen per 22-12-2009.]
Geraadpleegd op 01-05-2024.
Geldend van 23-05-2007 t/m 21-12-2009

Besluit van 8 november 1980, houdende aanwijzing van adviseurs ingevolge artikel 7, derde lid, en artikel 7a, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat a.i., van 28 juli 1980, nr. RRW 43891, Hoofddirectie van de Waterstaat, gedaan in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

De Raad van de Waterstaat gehoord;

Gelet op de artikelen 7, derde lid, en 7a, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (Stb. 1969, 536);

De Raad van State gehoord (advies van 9 september 1980, nr. 800903/24);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 28 oktober 1980, nr. RRW 60100, Hoofddirectie van de Waterstaat, uitgebracht in overeenstemming met Onze Minister van Volksgezondheid en Milieuhygiëne;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

  • 1 Het orgaan, dat bevoegd is een beschikking te geven op een aanvrage om verlening of wijziging van een vergunning als bedoeld in artikel 1, eerste, derde of vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, stelt, indien met betrekking tot die aanvrage afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer van toepassing is, de volgende overheidsorganen in de gelegenheid hem omtrent het ontwerp van de beschikking op de aanvrage van advies te dienen:

    • a. de hoofdingenieur-directeur van het Rijksinstituut voor Zuivering van Afvalwater, voor zover het een lozing betreft vanuit één der in de bij dit besluit behorende bijlage aangewezen categorieën van bedrijven;

    • b. voor zover het betreft inrichtingen die behoren tot een krachtens artikel 8.7, eerste lid, onder a, van de Wm aangewezen categorie, defensie-inrichtingen en inrichtingen in het kader van de Kernenergiewet, de daartoe door Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen ambtenaar;

    • c. het bestuur van het openbaar lichaam dat het kwantiteitsbeheer heeft van het oppervlaktewater waarop de lozing plaatsvindt of zal plaatsvinden, of, indien het een oppervlaktewater in beheer bij het Rijk betreft, ten aanzien waarvan artikel 3, tweede lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is toegepast, de hoofdingenieur-directeur van de Rijkswaterstaat, onder wiens ambtsgebied dat water ressorteert;

    • d. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het bedrijf van waaruit de lozing plaatsvindt of zal plaatsvinden, geheel of in hoofdzaak is gelegen;

    • e. burgemeester en wethouders van de gemeente waarin het oppervlaktewater waarop de lozing plaatsvindt of zal plaatsvinden, is gelegen.

  • 2 Met betrekking tot de totstandkoming van een beschikking tot wijziging van een vergunning is, indien daarop afdeling 13.3 van de Wet milieubeheer van toepassing is, het eerste lid van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat dit besluit met de daarbij behorende bijlage en nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State.

Curaçao, 8 november 1980

Beatrix

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

D. S. Tuijnman

Uitgegeven de zevenentwintigste november 1980

De Minister van Justitie,

J. de Ruiter

Bijlage bij het Koninklijk besluit van 8 november 1980, Stb. 611, houdende aanwijzing van adviseurs ingevolge artikel 7, derde lid, en artikel 7a, vierde lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren

[Regeling vervallen per 22-12-2009]

Categorieën van bedrijven, ten aanzien waarvan met betrekking tot lozingsvergunningen het Rijksinstituut voor Integraal Zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling in de gelegenheid moet worden gesteld van advies te dienen:

  • 1. bedrijven, waarvan het afvalwater een vervuilingswaarde heeft van meer dan 1000 ivervuilingseenheden; indien zuivering van het afvalwater plaatsvindt, wordt het aantal vervuilingseenheden van het ongezuiverde afvalwater in aanmerking genomen;

  • 2. elektriciteitscentrales;

  • 3.

    • a. (petro-)chemische industrie;

    • b. ertsverwerkende industrie;

    • c. bedrijven die afvalstoffen opslaan, behandelen, of verwerken;

    • d. bedrijven die metaaloppervlakken behandelen;

    • e. staalharderijen;

    • f. (foto-)grafische industrie;

    • g. lak- en verffabrieken;

    • h. leerlooierijen;

    • i. textielfabrieken;

    • j. bedrijven die hout impregneren;

    • k. vatenwasserijen en tank(auto)cleaningbedrijven;

    • l. ziekenhuizen;

    • m. laboratoria.

Naar boven