Besluit schadefonds geweldsmisdrijven

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2005

Besluit van 3 september 1975, tot uitvoering van enige artikelen van de Wet voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven

Wij Juliana, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 22 april 1975, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 267/675;

Overwegende, dat het noodzakelijk is ter uitvoering van enige artikelen van de Wet voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven nadere regels te stellen, onder meer met betrekking tot de bedragen die ten hoogste kunnen worden uitgekeerd en de inrichting en werkwijze van de commissie tot beheer van het fonds;

Gelet op de artikelen 4, tweede en derde lid, 11, 12 en 22 van de Wet voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven;

De Raad van State gehoord (advies van 14 mei 1975, nr.5);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 26 augustus 1975, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 494/675;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

het fonds: het schadefonds geweldsmisdrijven;

Onze Minister: Onze Minister van Justitie;

de commissie: de commissie tot beheer van het fonds.

Artikel 2

  • 1 De bedragen, die ten hoogste uit het fonds kunnen worden uitgekeerd, worden vastgesteld als volgt:

    • a. Indien de uitkering aan het slachtoffer, onderscheidenlijk diens nabestaanden, betrekking heeft op vermogensschade: € 22 700;

    • b. Indien de uitkering aan het slachtoffer betrekking heeft op andere dan vermogensschade: € 9 100.

  • 2 Onder vermogensschade wordt mede begrepen: de kosten van lijkbezorging, indien het slachtoffer is komen te overlijden ten gevolge van het misdrijf.

§ 2. Inrichting en werkwijze van de commissie tot beheer van het fonds

Artikel 4

  • 1 De meervoudige kamer van de commissie wijst uit haar midden, telkens voor een termijn van twee jaar, een ondervoorzitter aan.

  • 2 Van de aanwijzing van de ondervoorzitter wordt mededeling aan Onze Minister gedaan.

  • 3 Bij belet of ontstentenis wordt de voorzitter vervangen door de ondervoorzitter.

  • 4 Bij belet of ontstentenis van een lid van een enkelvoudige kamer wordt deze door een ander lid van de commissie vervangen.

Artikel 6

  • 1 De meervoudige kamer van de commissie houdt ten minste drie vergaderingen per jaar; zij beslist bij meerderheid van stemmen.

  • 2 De beslissing tot het al dan niet toekennen van een uitkering wordt genomen door de enkelvoudige kamer indien:

    • a. het een verzoek betreft dat door haar in behandeling is genomen, en zij de zaak niet naar de meervoudige kamer heeft verwezen;

    • b. het een verzoek betreft dat door de meervoudige kamer naar haar is verwezen.

  • 3 In alle gevallen kan een beslissing tot het al dan niet toekennen van een voorlopige uitkering door de enkelvoudige kamer worden genomen.

Artikel 7

De commissie geeft richtlijnen betreffende de werkzaamheden van de meervoudige kamer en de enkelvoudige kamers, alsmede van de secretaris.

Artikel 9

  • 1 De secretaris bereidt de door de commissie te behandelen en te beslissen zaken voor. Hij wordt daartoe bijgestaan door ambtenaren, die door Onze Minister zijn aangewezen.

  • 2 De secretaris is bij de vergaderingen van de meervoudige kamer van de commissie tegenwoordig en heeft bij de beraadslagingen een adviserende stem.

  • 3 De secretaris is belast met de uitvoering van de besluiten van de commissie.

Artikel 10

  • 1 De secretaris bereidt het verslag voor dat de commissie jaarlijks aan Onze Minister uitbrengt over haar werkzaamheden en de aan de Wet schadefonds geweldsmisdrijven gegeven toepassing.

  • 2 In het verslag wordt onder meer vermeld hoeveel verzoeken om een uitkering de commissie in de verslagperiode hebben bereikt, de aan deze verzoeken gegeven afdoening, de uitgekeerde bedragen, alsmede de bijzondere omstandigheden die de hoogte van de uitkeringen hebben bepaald.

  • 3 Het verslag bevat verder alle opmerkingen die de commissie dienstig acht om een goede uitvoering van de wet te bevorderen.

Artikel 12

Een ieder die door de commissie wordt opgeroepen tot het verstrekken van inlichtingen, ontvangt, voor zover hij aan die oproeping gevolg geeft, vergoeding voor reis- en verblijfkosten, alsmede vergoeding voor tijdverzuim, op de voet van het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde.

§ 3. Slotbepalingen

Artikel 13

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet voorlopige regeling schadefonds geweldsmisdrijven in werking treedt.

Artikel 14

Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit schadefonds geweldsmisdrijven".

Lasten en bevelen, dat dit besluit, met de nota van toelichting, in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat daarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 3 september 1975

Juliana

De Minister van Justitie,

Van Agt.

Uitgegeven de drieëntwintigste september 1975.

De Minister van Justitie,

Van Agt.

Naar boven