Eindexamenbeschikking m.h.n.o.

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008.]
Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 08-11-1990 t/m 31-12-2007

Eindexamenbeschikking m.h.n.o.

De Minister van Onderwijs en Wetenschappen,

Gelet op de artikelen 5, eerste lid, 6 en 29 van het Eindexamenbesluit m.h.n.o. (Stb. 1973, 39);

De Onderwijsraad gehoord (adviezen van 31 januari 1972, OR/78 WVO en van 19 mei 1972, OR/78 WVO-I),

Besluit:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

De vakken waarin eindexamen wordt afgelegd, de verplichte en de keuzevakken, de wijze waarop vakken bij het schoolonderzoek worden geëxamineerd en de wijze waarop vakken bij het centraal geregelde gedeelte van het eindexamen worden geëxamineerd, worden vastgesteld volgens de bij deze beschikking behorende bijlage I.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Het eindexamenprogramma wordt vastgesteld volgens de bij deze beschikking behorende bijlage II.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

De regels van slagen, afwijzen en verlenging van de praktische oefening/praktijktijd worden vastgesteld volgens de bij deze beschikking behorende bijlage III.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

  • 2 Zij wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en treedt voor elke afdeling in werking op hetzelfde tijdstip waarop het Eindexamenbesluit m.h.n.o. voor die afdeling in werking treedt.

De

Minister

van Onderwijs en Wetenschappen,

C.van Veen

Bijlage I. Eindexamenvakken

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Hoofdstuk I

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Aantal, soorten, verplichte en keuzevakken

  • A.

  • B.

    • 1. Voor de kandidaten van de afdeling interim algemene schakelopleiding omvat het eindexamen van het kernprogramma 6 vakken.

    • 2. Verplichte examenvakken zijn. Nederlandse taal en omgang met mensen.

    • 3. Voor de overige vier examenvakken kiezen zij:

      • a. twee examenvakken uit de vakken

        • moderne taal

        • huishoudkunde (zorg v.d. voeding, woning, kleding)

        • gezondheidszorg

        • gezondheidsleer

        • biologie

        • administratie

        • natuur- en scheikunde

        • oriëntatie in het beroepenveld

      • b. één examenvak uit de vakken

        • handenarbeid

        • tekenen

        • textiele werkvormen (naaldvakken en stofversieren)

        • het gecombineerde vak handenarbeid/tekenen/textiele werkvormen

      • c. één examenvak uit de vakken genoemd onder a en b.

  • C.

    • 1. Voor de kandidaten van de afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging omvat het eindexamen 6 vakken.

    • 2. Verplichte examenvakken zijn: Nederlandse taal, kinderverzorging en -opvoeding gezondheidsleer en ziekenverzorging, spelleiding, handvaardigheid (handenarbeid);

    • 3. het zesde examenvak kiezen zij uit de vakken: moderne taal, biologie, tekenen, muziek.

  • D.

    • 1. Voor de kandidaten van de afdeling kostuumnaaien omvat het eindexamen 4 vakken.

    • 2. Verplichte examenvakken zijn. Nederlandse taal, naaldvakken (waaronder patroontekenen).

    • 3. Voor de overige twee examenvakken kiezen zij één examenvak uit de vakken: moderne taal, handelskennis, en één examenvak uit de vakken: tekenen, stofversieren.

  • E.

    • 1. Voor de kandidaten van de afdeling couture omvat het eindexamen 3 vakken.

    • 2. Verplichte examenvakken zijn: naaldvakken (waaronder patroontekenen), tekenen (ontwerptekenen)

    • 3. Het derde examenvak kiezen zij uit de vakken: handelskennis, geschiedenis van de kleding, stofversieren.

  • F.

    • 1. Voor de kandidaten van de afdeling vormingsklas omvat het eindexamen 4 vakken.

    • 2. Verplichte examenvakken zijn: zorg voorde woning, de voeding en de kleding en gezondheidszorg, naaldvakken.

    • 3. De overige twee examenvakken kiezen zij uit de vakken: biologie, gezondheidsleer en ziekenverzorging, kinderverzorging en -opvoeding, stofversieren, handvaardigheid (handenarbeid), tekenen.

  • G.

    • 1. Het eindexamen van de afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs omvat de vakken:

      • a. Nederlandse taal en letterkunde;

      • b. Moderne vreemde taal en letterkunde;

      • c. Eén van de volgende vier vakken:

        • Textiele werkvormen;

        • Huishoudkunde;

        • Gezondheidskunde;

        • Informatica;

      • d. Drie vakken uit de vakken:

        Tweede moderne vreemde taal en letterkunde, derde moderne vreemde taal en letterkunde, wiskunde-A, ‘wiskunde- B, natuurkunde, scheikunde, biologie, aardrijkskunde, geschiedenis en staatsinrichting, economie, handelswetenschappen en recht, tekenen, handvaardigheid en muziek, met dien verstande dat uit de vakken tekenen, handvaardigheid en muziek slechts één vak kan worden gekozen.

    • 2. Aan de kandidaat is toegestaan naast de vakken die door hem zijn gekozen als bepalend voor de uitslag van het eindexamen, in een of meer van de in het eerste lid, onder d, genoemde eindexamenvakken eindexamen af te leggen.

Hoofdstuk II

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Wijze van examineren van eindexamenvakken bij schoolonderzoek

  • 1. In elk geval worden mondeling ge-examineerd:

    Nederlandse taal, moderne taal, tweede moderne taal, derde moderne taal, omgang met mensen, en voor de afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging bovendien: kinderverzorging en opvoeding.

  • 2. In elk geval worden praktisch geëxamineerd:

    spelleiding,

    en voor de afdeling interim algemene schakelopleiding bovendien handenarbeid, tekenen en textiele werkvormen

Hoofdstuk III

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Volgens centraal vastgestelde opgaven voor het schriftelijk werk en richtlijnen voor het praktijkwerk worden geëxamineerd:

  • a.

  • b. voor de afdeling interim algemene schakelopleiding schriftelijk Nederlandse taal, administratie, scheikunde natuurkunde.

  • c. voor de afdeling kinderverzorging jeugdverzorging schriftelijk Nederlandse taal, gezondheidsleer en ziekenverzorging, kinderverzorging en opvoeding.

    praktisch: handvaardigheid (handenarbeid);

  • d. voor de afdeling kostuumnaaien schriftelijk Nederlandse taal en het vak handelskennis het onderdeel boekhouden

    praktisch: naaldvakken (waaronder patroontekenen).

  • e. voor de afdeling couture

    schriftelijk van het vak handelskennis het onderdeel bedrijfseconomisch tekenen; 2e gedeelte

    praktisch: naaldvakken (waaronder patroontekenen).

  • f. Voor de afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs.

    schriftelijk: Nederlandse taal en letterkunde, eerste, tweede en derde moderne vreemde taal en letterkunde, wiskunde-A, wiskunde-B, natuurkunde, scheikunde, biologie, aardrijkskunde, geschiedenis en staatsinrichting, economie, handelswetenschappen en recht.

Behoort bij de beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen dd. 2 april 1973, BVO/J-216.171.

Bijlage II. Eindexamenprogramma's

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

A.

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

B. Afdeling interim algemene schakelopleiding

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Nederlandse taal

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

luistervaardigheid

  • -

    laten blijken dat een gesproken tekst begrepen is door het geven van een samenvatting en het beantwoorden van vragen.

spreekvaardigheid

  • -

    uitbrengen van een verslag van iets dat beleefd, gehoord, gelezen is

  • -

    voeren van een gesprek over gelezen boeken, een zelfgekozen en/of gegeven onderwerp

  • -

    formuleren en verdedigen van een eigen mening

  • -

    gebruik maken van goed geformuleerde en goed lopende zinnen. leersvaardigheid

  • -

    voorlezen van een tekst die van tevoren gedurende korte tijd is ingezien, lettend op intonatie, interpunctie, verstaanbaarheid en vlotheid

  • -

    laten blijken dat de tekst begrepen is door het geven van een samenvatting en het beantwoorden van vragen

schrijfvaardigheid

  • verslag doen van eigen ervaringen

  • produceren van een tekst over een zelfgekozen en/of gegeven onderwerp in een vrije of gebonden vorm

  • formuleren en toelichten van een eigen mening

  • gebruik maken van goed lopende zinnen en een aan de opdracht aangepaste stijl

Maximumduur van het centraal schriftelijk examen: 150 minuten.

Moderne taal

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

luistervaardigheid

Reageren op een mondeling aangeboden tekst door:

  • -

    het geven van een samenvatting

  • -

    het beantwoorden van vragen

  • -

    het uitvoeren van instructies

spreekvaardigheid

Met een redelijke uitspraak in begrijpelijke zinnen:

  • -

    een gesprek voeren

  • -

    verslag doen van een gebeurtenis

  • -

    een mening geven voor een onderwerp

leesvaardigheid

Een niet behandelde tekst, die van tevoren gedurende korte tijd is ingezien:

  • -

    correct en met goede intonatie voorlezen

  • -

    er blijk van geven deze tekst begrepen te hebben.

Schrijfvaardigheid

  • -

    in goed lopende zinnen eigen gedachten schriftelijk weergeven

  • -

    verslag doen van ervaringen

  • -

    schriftelijk uitvoeren van verstrekte opdrachten

Huishoudkunde (zorg voor de woning, de voeding en de kleding)

Her onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

  • -

    hanteren van de voedingsmiddelentabel bij het samenstellen van gezinsmaaltijden

  • -

    klaarmaken van gezinsmaaltijden met ingepaste eenvoudige dieetgerechten

  • -

    aanbrengen van variaties in recepten en menu's - inkopen, bewaren en beoordelen op kwaliteit van voedingsmiddelen

  • -

    samenstellen van menu's voor verschillende omstandigheden, rekening houdend met dieetpatiënten

  • -

    bereiden van uitheemse gerechten en dranken - treffen van voorbereidingen voor en het verzorgen van feestjes en kleine ontvangsten

  • -

    omgaan met en onderhouden van huishoudelijke apparaten aan de hand van gebruiksaanwijzingen

  • -

    verrichten van kleine reparaties in de huishouding - noemen en beoordelen van functies van de Keuringsdienst van Waren

  • -

    noemen en raadplegen van bronnen op het gebied van consumentenvoorlichting

  • -

    noemen en raadplegen van veiligheidskeuringen voor woon- en werkmilieu

  • -

    beoordelen van reklame op huishoudelijk gebied - beoordelen van werkkleding, werkmateriaal, textiel en woninginventaris op hun praktische toepasbaarheid

  • -

    hygiënisch omgaan met voeding, woning, kleding en werkkleding en het hygiënisch gebruiken van werkruimte

  • -

    onderhouden van eigen kleding en het kunnen beoordelen op geschiktheid - lezen van plattegronden met betrekking tot de woon- en werkruimte

  • -

    aangeven hoe grondstoffen en voedingsstoffen zo goed en zuinig mogelijk gebruikt kunnen worden

  • -

    noemen en beoordelen van waren en middelen die het milieu niet benadelen

  • -

    milieubewust kunnen handelen met betrekking tot afvalverwijdering, schoonhouden en schoonmaken - kiezen van milieuveilige grondstoffen en producten

  • -

    beoordelen van economisch gebruik van tijd, geld en arbeid tijdens huiselijke werkzaamheden.

Gezondheidszorg

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

  • -

    aangeven van de motieven ten aanzien van de persoonlijke hygiëne en de hygiëne met betrekking tot de huishouding

  • -

    treffen van maatregelen ter bestrijding van besmettingsgevaar

  • -

    noemen van ongedierte en de bestrijding daarvan

  • -

    noemen van maatschappelijke voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg

  • -

    noemen van enkele taken van de Wereld Gezondheids Organisatie

  • -

    aangeven van werkzaamheden van nationale en internationale hulporganisaties

  • -

    uitleggen van enkele actuele problemen met betrekking tot het wereldbevolkingsvraagstuk en de ontwikkelingshulp

  • -

    noemen van milieu-invloeden met betrekking tot het algemeen welzijn van de mens

  • -

    noemen van maatregelen die getroffen worden door instanties die zich bezig houden met voorzieningen op het gebied van de gezondheidszorg

  • -

    weergeven van de overheidsmaatregelen betreffende de bevordering van de gezondheid voor speciale leeftijdsgroepen

  • -

    noemen van instellingen voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten

  • -

    weten om te gaan met ventilatie, met verwarmings- en verlichtingsapparatuur

  • -

    beoordelen van de verhouding tussen arbeid, rust en ontspanning

  • -

    beoordelen van enkele vormen van vrije tijdsbesteding - beoordelen en toepassen van veiligheidsvoorschriften in woon- en werksituaties

  • -

    beoordelen van voorschriften met betrekking tot gezondheid in leer- en werksituaties

Gezondheidsleer

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en vaardigheid heeft betrekking op:

  • -

    formuleren van het begrip gezondheid en ziekte - noemen van bouw en functies van het menselijk lichaam

  • -

    aangeven van oorzaken en gevaren van over- en ondervoeding

  • -

    noemen van preventieve maatregelen tegen ziekten

  • -

    noemen van de symptonen van besmettelijke ziekten

  • -

    noemen van maatregelen en voorschriften ter voorkoming van besmettelijke ziekten

  • -

    aangeven van enkele algemene regels met betrekking tot het gebruik van medicijnen

  • -

    verlenen van eenvoudige hulp bij ongevallen

  • -

    beschrijven van de werking van een aantal genotmiddelen

  • -

    formuleren van eigen mening betreffende het gebruik van genotmiddelen

  • -

    geven van een overzicht betreffende de bijzondere voorzieningen voor lichamelijk en geestelijk gehandicapten

  • -

    doorzien van de reklame met betrekking tot de gezondheid

  • -

    aangeven van verschillende vormen van anti-conceptie

Biologie

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

  • -

    verzorgen en kweken van planten voor huis en tuin

  • -

    verzorgen van huisdieren

  • -

    beschrijven van het evenwicht in de natuur aan de hand van een bioscoop in eigen omgeving

  • -

    benoemen van het menselijk lichaam in anatomische termen

  • -

    beschrijven van de fysiologische processen van het menselijk lichaam

  • -

    beschrijving van de functie micro-organismen - noemen van factoren die het milieu verstoren

  • -

    kiezen van bestrijdingsmiddelen die het milieu niet verstoren

  • -

    beschrijven van een biologische kringloop en de consequenties van verstoring

  • -

    beschrijven van de wijze waarop de wisselwerking tussen mens en milieu plaatsvindt

  • -

    onderhouden van een aangelegde sier-, balkon-, dak-, of groententuin

  • -

    aanleggen en onderhouden van een kruidentuin

  • -

    de begrippen pasteuriseren en steriliseren

Administratie

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

  • -

    uitvoeren van eenvoudige rekenkundige bewerkingen

  • -

    toepassen van het decimale en metrieke stelsel

  • -

    berekenen van percentages, promillages, indexcijfers en gemiddelden

  • -

    samenstellen van grafieken

  • -

    berekeningen maken met behulp van tabellen en grafieken

  • -

    berekeningen maken met vreemde valuta

  • -

    werken met meet- en weegapparatuur

  • -

    werken met tel- en rekenapparatuur

  • -

    beoordelen van spaarregelingen en geldbeleggingsmogelijkheden op toepasbaarheid

  • -

    -vergelijken van de voor- en nadelen van afbetalingssystemen

  • -

    hanteren van ordeningssystemen

  • -

    samenstellen van een kostenberekening

  • -

    maken, omgaan en begrijpen van een eenvoudige begroting

  • -

    toepassen van boekhoudkundige bewerkingen in verschillende vormen

  • -

    begrijpen van een arbeidsovereenkomst en het omgaan daarmee

  • -

    omgaan met en begrijpen van salaristabellen en salarisspecificaties

  • -

    begrijpen van enkele hoofdzaken van ons belastingsysteem met betrekking tot de toekomstige werksituatie

  • -

    beoordelen van verzekeringen die men kan afsluiten met betrekking tot voorwaarden en premies

  • -

    noemen en de bedoeling aangeven van de sociale verzekeringswetten

  • -

    aangeven van de bedoeling van de verschillende sociale wetten

  • -

    geven van een waarde-oordeel over onze sociale wetgeving

  • -

    aangeven hoe en wanneer gebruik te maken van de diensten van P.T.T., bankwezen, vervoersbedrijven en besteldiensten

  • -

    berekeningen maken over mengsels, verdunningen en oplossingen

Maximum duur van het centraal schriftelijk examen: 150 minuten.

Oriëntatie in het beroepenveld

  • -

    de leerling maakt tenminste 2 werkstukken: één werkstuk handelt over een aantal diensten en/of beroepen binnen de gezondheidszorg, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan doel, opleidingsmogelijkheden en eisen te stellen aan de beroepsbeoefenaren; één werkstuk handelt over een aantal diensten en/of beroepen binnen de welzijnszorg, waarbij in ieder geval aandacht wordt besteed aan doel, opleidingsmogelijkheden en eisen te stellen aan de beroepsbeoefenaren

  • -

    de leerling geeft een mondelinge toelichting op ten minste één van de werkstukken Het verdere onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

    • -

      aangeven van het verschil tussen ethisch en professioneel gedrag

    • -

      weergeven van een eigen opvatting over cummunicatie

    • -

      weergeven van een eigen opvatting over sociale relaties.

Omgang met mensen

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

  • -

    oordelen over het eigen functioneren in de groep en het functioneren van de groepsleden daarin

  • -

    beoordelen welke factoren het samenleven en samenwerken positief of negatief beïnvloeden in verschillende situaties

  • -

    oordelen over eigen gedrag in verschillende leersituaties

  • -

    beoordelen welke factoren het eigen gedrag in verschillende situaties beïnvloeden

  • -

    oordelen over de noodzaak van het beroepsgeheim in gegeven situaties

  • -

    formuleren van een eigen mening over gedragingen van individuen en groepen in de samenleving

  • -

    herkennen en begrijpen van menselijke gedragingen in diverse leeftijdsfasen en in bijzondere situaties

  • -

    formuleren van een eigen mening over individuen en groepen met niet-gangbaar gedrag

  • -

    aangeven van mogelijkheden tot het hanteren van probleemsituaties in de omgang met individuen en groepen.

Geïntegreerd vak handenarbeid/tekenen/ textiele werkvormen

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

  • -

    gebruiken van materialen en gereedschappen

  • -

    alleen of met anderen een werkstuk maken, vrij of volgens opdracht, waarbij vaardigheden uit twee of drie vakgebieden worden toegepast

  • -

    creatief bezig zijn met materialen

  • -

    geven van een waarde-oordeel over creatief werk

  • -

    geven van een oordeel over bepaalde modeverschijnselen

  • -

    ontwerpen en aanbrengen van versieringen

  • -

    kiezen en beoordelen van kledingcombinaties naar kleur, vorm en materiaal

Handenarbeid

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheden heeft betrekking op:

  • -

    gebruiken van materialen en gereedschappen

  • -

    alleen of met anderen een werkstuk maken, vrij of volgens opdracht

  • -

    creatief bezig zijn met materialen

  • -

    geven van een waarde-oordeel over creatief werk.

Tekenen

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheden heeft betrekking op:

  • -

    gebruiken van materialen en gereedschappen

  • -

    alleen of met anderen een werkstuk maken, vrij of volgens opdracht

  • -

    creatief bezig zijn met materialen

  • -

    geven van een waarde-oordeel over creatief werk

Textiele werkvormen

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op:

  • -

    gebruiken van materialen en gereedschappen;

  • -

    alleen of met anderen een werkstuk maken, vrij of volgens opdracht

  • -

    creatief bezig zijn met materialen

  • -

    geven van een waarde-oordeel over creatief werk

  • -

    geven van een oordeel over bepaalde modeverschijnselen

  • -

    ontwerpen en aanbrengen van versieringen

  • -

    kiezen en beoordelen van kledingcombinaties naar kleur, vorm en materiaal

Natuur- en scheikunde

Natuurkunde

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en/of vaardigheid heeft betrekking op

  • -

    herkennen van de meest voorkomende stoffen aan de hand van

    • vorm

    • inhoud

    • soortelijke massa

    • aggregatietoestanden

  • -

    herkennen en verklaren van de aggregatietoestandsveranderingen aan de hand van de moleculairtheorie

  • -

    omschrijven van het begrip kracht

    • spierkracht

    • zwaartekracht

    • magnetische kracht

    • elektrische kracht

    • veerkracht

    en de gevolgen van deze krachten zoals beweging en gewicht af te leiden

  • -

    omschrijven van de gedragingen van vloeistoffen in communicerende vaten en in cappillaire vaten aan de hand van cohesie en adhesie

  • -

    verklaren en toepassen van de Wet van Archimedes

  • -

    uitleggen van de scheidings- en zuiveringsmethoden

    • oplossen

    • kristalliseren

    • destilleren

    • filtreren

  • -

    verklaren en toepassen van het begrip luchtdruk

    • hevels

    • injectiespuiten

    • koken bij hoge, normale en lage druk

    • Wet van Boyle

    • barometer

    • manometer

  • -

    weergeven van de gevolgen van temperatuurveranderingen in de aggregatietoestanden aan de hand van de moleculairtheorie

    • warmte verklaren

    • warmtevoortplanting (geleiding, stroming, straling) verklaren

    • temperatuurmeting (kamer- en koortsthermometer; Celsius en Kelvin)

    • berekening van hoeveelheden warmte

  • -

    herkennen van het verstandig gebruik van energie

  • -

    het begrip geluid

    • ontstaan verklaren; geluid als golfbeweging

    • geluidsvoortplanting in gassen, vloeistoffen en vaste stoffen verklaren

    • hoge en lage tonen; frequentie

    • uitleggen van het begrip resonantie

    • aangeven van hard en zacht geluid; amplitudo

  • -

    herkennen van lichtbronnen

    • zon

    • kunstmatig licht

  • -

    omschrijven van de begrippen

    • lichtvoortplanting

    • lichtbreking

    • lichtterugkaatsing

    • lichtabsorptie

  • -

    omschrijven van de begrippen magneet en magnetisch veld

  • -

    uitleggen van het begrip elektriciteit

    • statistische en dynamische elektriciteit

    • stroombronnen

  • -

    toepassen van de begrippen

    • spanning

    • stroomsterkte

    • weerstand

    • Wet van Ohm

    • vermogen

    • warmte-ontwikkeling

Scheikunde

Het onderzoek naar kennis, belangstelling en vaardigheden heeft betrekking op:

  • -

    weergeven van de opbouw van een atoom

    • proton

    • neutron

    • elektron

    • elektronenverdeling over de schillen (2, 8, 8)

    • periodiek systeem

  • -

    weergeven van symbolen en eigenschappen van de elementen

    Al – Ba – Ca – Fe – K – Cu – Hg – Pb – Mg – Na – Ag – Zn – Br – Cl – F – P – He – J – C – N – H – O – S en de toepassingen van koolstof, waterstof en zuurstof

  • -

    omschrijven van de begrippen

    • mengsel

    • verbinding

    • molecuul

    • atoom

    • ion

  • -

    samenstellen van chemische formules aan de hand van de ionentheorie

    • Wet van Proust

    • opstelling van chemische reactievergelijkingen

    • soorten reacties:

      • verbindingsreacties

      • ontledingsreacties

      • endotherme reacties

      • exotherme reacties

    • covalente binding en ionbinding

  • -

    toepassen van de begrippen relatieve atoommassa en relatieve molecuulmassa

  • -

    begrijpen van oxydatie en reductie

  • -

    weergeven van formules, namen en algemene eigenschappen van de volgende zuren en basen

    HCl – H2SO4 – HNO3 – H3PO4 – H2CO3 – NaOH – KOH – Ca(OH)2 – NH4OH – Al(OH)3

  • -

    verklaren van het ontstaan van zouten met behulp van de ionentheorie

  • -

    weergeven van namen, formules en enkele toepassingen van de eerste 8 alkanen en de eerste 3 alkenen

  • -

    vergelijken van de alkaancarbonzuren mierezuur en azijnzuur met anorganische zuren

  • -

    vergelijken van alkanolen met anorganische basen

Maximum duur van het centraal schriftelijk examen: 100 minuten.

C. Afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Nederlandse taal

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het

  • a. receptief – schriftelijk –,

  • b. receptief – mondeling –,

  • c. produktief – schriftelijk –,

  • d. produktief – mondeling –,

gebruik van de Nederlandse taal, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is:

  • een gegeven tekst te begrijpen en de antwoorden op vragen naar aanleiding van de tekst te kiezen of in goedlopende zinnen weer te geven;

  • een gesprek naar aanleiding van een gelezen boek te voeren, waaruit blijkt dat de kandidaat met begrip kan luisteren (b) en een mening begrijpelijk kan weergeven (d);

  • een door de kandidaat zelf te bepalen gedachteninhoud of bepaalde hem verschafte gegevens in goed lopende zinnen en een goede stijl schriftelijk weer te geven (c);

  • een niet behandelde tekst, die van te voren gedurende korte tijd is ingezien, correct en met goede intonatie voor te lezen (d);

  • een gesprek te voeren naar aanleiding van de tekst, waaruit blijkt dat de kandidaat de tekst heeft begrepen (a) en zich duidelijk kan uitdrukken in de omgangstaal.

Maximumduur van het centraal schriftelijk examen: 150 minuten.

Moderne taal

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het gebruik van de moderne taal, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is:

  • -

    een niet behandelde tekst, die van te voren gedurende korte tijd is ingezien, correct en met goede intonatie voor te lezen;

  • -

    vragen te beantwoorden en een gesprek te voeren naar aanleiding van een gegeven tekst waaruit blijkt dat de kandidaat de tekst heeft begrepen, met begrip kan luisteren en zich duidelijk kan uitdrukken in deze taal.

Biologie

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar, bij het contact met de natuur, waaruit moet blijken dat de kandidaat:

  • a. op de hoogte is van

    • -

      voorwaarden voor het zich handhaven van levend organisme (stofwisseling en voortplanting) en in dit verband de hygiëne van het leefmilieu (lucht, water, bodem);

    • -

      voorwaarden waaraan voldaan moet zijn wanneer men wil overgaan tot het houden van huisdieren, tot het inrichten van een volière, een aquarium, een terrarium;

    • -

      mogelijkheden tot het houden van kamerplanten, het inrichten van kamertuin, balcontuin en andere recreatieve tuinen;

    • -

      mogelijkheden tot contact van de mens met de natuur en het daarbij voorkómen van nadelige invloed op flora en fauna;

    • -

      enkele levensgemeenschappen;

  • b. in staat is de vaak beperkte mogelijkheden die er zijn inventief te gebruiken om in het kader van een pedagogische doelstelling de affectieve relatie van het kind met wat leeft te bevorderen.

Gezondheidsleer en ziekenverzorging

Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:

  • a.

    • de levensverrichtingen van het menselijk lichaam;

  • b.

    • de begrippen gezondheid en ziekte;

    • ziekte-oorzaken;

    • bronnen en wegen van besmetting;

    • reacties van het lichaam bij ziekte en besmetting;

    • maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ziekte en besmetting;

  • c.

    • doelstelling en organisatiestructuur van de maatschappelijke gezondheidszorg in het bijzonder met betrekking tot de kinderhygiëne;

  • d.

    • de lichamelijke verzorging van het gezonde kind en de verzorging van het zieke of anderszins gehandicapte kind in de inrichting.

Duur van het centraal schriftelijk examen: 50 minuten.

Kinderverzorging en -opvoeding

Een onderzoek naar kennis van en inzicht in de hieronder genoemde aspecten van verzorging en opvoeding van het kind in gezin en tehuis:

  • a. herkennen en voorzien van verschijnselen en gedragingen die behoren bij de normale geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van geboorte tot volwassenheid;

  • b. de benadering van gedragsverschijnselen zoals duimzuigen, bedwateren, jokken, snoepen, stelen, angsten, lusteloosheid, sterke agressiviteit, schoolziekte, nagelbijten, sexuele spelletjes, al deze verschijnselen gezien in verschillende situaties;

  • c. de mogelijkheden van het afwijkende en het gehandicapte kind (met geestelijke of lichamelijke afwijking of met dubbele handicap) in vergelijking met het normaal te noemen kind en de consequenties daarvan bij omgang, verzorging en opvoeding;

  • d. de doelstelling van de opvoeding van het kind, zoals die kan variëren met onder andere de levensomstandigheden van het kind, de levensovertuiging van de ouders, de opvatting of bestemming van het tehuis;

  • e. de persoon van de verzorger/opvoeder bij wie het kind verblijft en zijn rol in het opvoedingsproces; relatie tot het kind, onderlinge gevoelsbetrekkingen, identificatie, tolerantie en normering;

  • f. het kind in het tehuis en hetgeen in deze situatie van invloed is zoals:

    • -

      redenen van uithuisplaatsing;

    • -

      organisatie van een tehuis en verantwoordelijkheid der medewerkers;

    • -

      verhouding van het kind en de leider tot de ouders van het kind;

    • -

      verhouding van het tehuis tot de gemeenschap (buurt, het dorp, clubwerk, feesten, vriendjes);

    • -

      verhouding van het tehuis tot onderwijs en werk;

    • -

      de groep (de groepssamenstelling, verticale, horizontale en coëducatieve groepssamenstelling, de structuur van de groep, de wederzijdse beïnvloeding van groep en leden, de rol van de leider in de groep);

    • -

      het benutten van de mogelijkheden van het tehuis (inrichting van groeps- en slaapkamers en keuken; vieren van verjaardagen en feesten);

    • -

      het scheppen van groei- en ontwikkelingsmogelijkheden (vrije expressie, creatief spel, vrije groepsvorming);

    • -

      functie van specialistische medewerkers (arts, psycholoog, pedagoog, psychiater, maatschappelijk werkster);

    • -

      sexuele voorlichting;

    • -

      sportbeoefening, zakgeld;

    • -

      jeugdlectuur, radio, televisie,

    • -

      verkeersopvoeding;

    • -

      vakliteratuur (boeken en tijdschriften).

Duur van het centraal schriftelijk examen: 90 minuten.

Spelleiding

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar bij het spel en de lectuurkeuze alsmede in het vertellen aan kinderen, waaruit moet blijken dat de kandidaat:

  • a. op de hoogte is van

    • -

      informatiebronnen op het gebied van het bovenvermelde en de wijze van raadplegen van die bronnen;

    • -

      typen van spelen zoals kringspelen, balspelen, stilte-spelen, wedstrijdspelen, gezelschapsspelen, tik- en vangspelen, bewegings- en fantasiespelen, dansspelen, schimmenspel, poppenkastspel, kinderkermis;

    • -

      toepasbaarheid, voorbereiding, regels, spelopbouw en wijze van aanleren van spelen als de hiervoor genoemde;

  • b. in staat is onder verschillende omstandigheden passend te programmeren;

  • c. zorg heeft voor de kinderen, de omgeving en het spel- en leesmateriaal en zijn rol van (bege)leider bewust weet te hanteren in het kader van een pedagogische doelstelling.

Handvaardigheid (handenarbeid)

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar bij handenarbeid, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is onder verschillende omstandigheden handenarbeid-materiaal zó te kiezen en te introduceren en de activiteiten zó te stimuleren als past in het kader van een pedagogische doelstelling;

  • b. het maken van werkstukken, waaruit moet blijken dat de kandidaat:

    • -

      met creativiteit en technische beheersing gebruik weet te maken van beschikbaar gestelde gegevens, materialen en gereedschappen;

    • -

      enig zicht heeft op de samenhang tussen functie en vorm;

    • -

      zich bewust is van een juist gebruik en beheer van materialen en gereedschappen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.

Duur van het centraal praktisch examen, met inbegrip van een eventueel schriftelijke verantwoording: 360 minuten.

(Het centrale gedeelte van het examen wordt afgenomen zonder de aanwezigheid van kinderen).

Tekenen

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar bij het tekenen, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is onder verschillende omstandigheden tekenmateriaal zó te kiezen en te introduceren en de activiteiten zó te stimuleren als past in het kader van een pedagogische doelstelling;

  • b. het maken van werkstukken, waaruit moet blijken dat de kandidaat:

    • -

      met creativiteit en technische beheersing gebruik weet te maken van beschikbaar gestelde gegevens en materialen;

    • -

      enig zicht heeft op de samenhang tussen voorstelling, vorm, kleur, verhoudingen, technieken en materialen;

    • -

      enige kennis heeft van de toepassingsmogelijkheden van materialen en technieken;

    • -

      zich bewust is van een juist gebruik en beheer van materialen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.

Muziek

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het geven van leiding aan of de begeleiding van kinderen in verschillende leeftijden tot ± 14 jaar bij het beoefenen en beluisteren van muziek, waaruit moet blijken dat de kandidaat:

  • -

    een passende keuze kan maken voor een muziekprogramma in diverse situaties;

  • -

    beschikt over een repertoire aan liederen die geschikt zijn voor samenzang;

  • -

    enig begrip heeft van muziekschrift en gevoel voor toonhoogte, maat, ritme en tempo;

  • -

    het zingen van een lied aan kinderen kan leren;

  • -

    met enige muzikale fantasie en durf gebruik weet te maken van enkele eenvoudige muziekinstrumentjes, waaronder één zelfgemaakt.

D. Afdeling kostuumnaaien

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Nederlandse taal

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het

  • a. receptief – schriftelijk –,

  • b. receptief – mondeling –,

  • c. produktief – schriftelijk –,

  • d. produktief – mondeling –,

gebruik van de Nederlandse taal, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is:

  • een gegeven tekst te begrijpen en de antwoorden op vragen naar aanleiding van de tekst te kiezen of in goedlopende zinnen weer te geven;

  • een gesprek naar aanleiding van een gelezen boek te voeren, waaruit blijkt dat de kandidaat met begrip kan luisteren (b) en een mening begrijpelijk kan weergeven;

  • een door de kandidaat zelf te bepalen gedachteninhoud of bepaalde hem verschafte gegevens in goed lopende zinnen en een goede stijl schriftelijk weer te geven (c);

  • een niet behandelde tekst, die van te voren gedurende korte tijd is ingezien, correct en met goede intonatie voor te lezen (d);

  • een gesprek te voeren naar aanleiding van de tekst, waaruit blijkt dat de kandidaat de tekst heeft begrepen (a) en zich duidelijk kan uitdrukken in de omgangstaal.

Maximumduur van het centraal schriftelijk examen: 150 minuten.

Moderne taal

Een onderzoek naar kennis en inzicht en vaardigheid in het gebruik van de moderne taal, waaruit moet blijken dat de kandidaat in staat is:

  • -

    een niet behandelde tekst, die van te voren gedurende korte tijd is ingezien, correct en met goede intonatie voor te lezen;

  • -

    vragen te beantwoorden en een gesprek te voeren naar aanleiding van een gegeven tekst, waaruit blijkt dat de kandidaat deze tekst heeft begrepen, met begrip kan luisteren en zich duidelijk kan uitdrukken in deze taal.

Handelskennis

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. Het voeren van een bedrijfsadministratie als instrument van een doelmatig beheer volgens de methode van het dubbelboekhouden en de hierbij behorende rekenkundige handelingen, met als doel het kunnen lezen, analyseren en interpreteren van administratieve gegevens:

    • 1. Boekingsdocumenten

      kasbewijzen:

      contantbonnen, kassastroken, kwitanties, afgetekende facturen, interne documenten; giro-afrekeningen, girocheques, girokaarten, girostortingskaarten, stortingskaarten eigen rekening, kas-cheques, girobetaalkaarten, postwissels;

      bankdagafschriften:

      bankgiroformulieren, bankcheques, betaalcheques, eurocheques; facturen, kopie-facturen; creditnota's, kopie-creditnota's.

    • 2. Dagboeken

      kasboek

      bankboek

      giroboek;

      enkelvoudig en tabellarisch:

      ook gecombineerd;

      boeken van alle bovengenoemde boekingsdocumenten;

      tevens boeken van:

      kasverschillen;

      kortingen (ontvangsten en uitgaven);

      wederzijds schuldvereffeningen;

      lonen en inhoudingen op lonen;

      kruisposten;

      afsluiten en heropenen.

      verkoopboek:

      met kolommen voor datum, document-nummer, afnemer, bruto-omzet, netto-omzet en omzetbelasting;

      inkoopboek:

      met kolommen voor datum, document-nummer, leverancier, totaalinkoopbedrag, netto-inkoopbedrag en omzetbelasting:

      verkoopretourenboek:

      kolommenindeling als verkoopboek:

      inkoopretourenboek:

      kolommenindeling als inkoopboek;

      diversenpostenboek:

      boeken van;

      privé-opnamen in natura;

      afschrijvingen;

      vooruitbetaalde kosten;

      nog te betalen kosten;

      afboeken van inkoopwaarde van de omzet op de voorraadrekeningen.

    • 3. Bijboeken

      debiteurenkaarten:

      met kolommen voor datum, omschrijving, debet, credit en saldo

      crediteurenkaarten:

      met kolommen voor datum, omschrijving, debet, credit en saldo

      saldilijsten:

      debiteuren en crediteuren.

      voorraadkaarten:

      met kolommen voor datum, omschrijving, bij, af en saldo

      voorraadstaten:

      met kolommen voor codenummer, voorraad in aantallen, prijs per eenheid en waarde van de voorraad.

    • 4. Journaal

      enkelvoudige en collectieve overdrachts posten; journaliseren vanaf boekingsdocumenten door middel van codering

    • 5. Grootboekrekeningen

      scontrovorm en gewijzigde scontrovorm;

      zuivere rekeningen;

      coderen volgens decimaal rekeningstelsel;

      grootboekrekeningen:

      rubriek O:

      gebouwen

      transportmiddelen

      inventaris

      eigen vermogen

      privé

      hypotheek o/g, u/g

      geldlening o/g, u/g

      of soortgelijke benamingen;

      rubriek 1:

      kas

      bank

      giro

      debiteuren

      crediteuren

      loonbelasting

      A.O.W./A.W.W.

      omzetbelasting

      nog te betalen kosten

      vooruitbetaalde kosten;

      of soortgelijke benamingen;

      rubriek 2:

      kruisposten

      rubriek 3:

      voorraad goederen

      voorraad materialen

      of soortgelijke benamingen;

      rubriek 4:

      inkoopwaarde van de omzet

      materialenverbruik

      loonkosten

      gewaardeerd loon

      sociale lasten

      personeelskosten

      autokosten

      huisvestingskosten

      onderhoudskosten

      klein gereedschap en hulpmaterialen afschrijvingskosten

      reclamekosten

      porti- telefoon- en administratiekosten

      rente vreemd vermogen

      rente eigen vermogen

      algemene kosten;

      of soortgelijke benamingen;

      rubriek 8

      omzet; of soortgelijke benamingen;

      rubriek 9

      kortingen

      kasverschillen

      algemene resultaten rekening;

      of soortgelijke benamingen;

    • 6. Balans:

      in scontrovorm

      kolommenbalans

      berekenen van saldo algemene verlies- en winstrekening

      berekenen van eigen vermogen

      controle van resultaat en eigen vermogen

  • b. Het uitvoeren van bedrijfseconomische berekeningen:

    • 1. Procent- en interestberekeningen

      berekenen van:

      interest in jaren, maanden, dagen;

      aantal rentedagen, – maanden en – jaren

    • 2. Uitdrukken in procenten:

    • 3. Verhoudingen en verdeelsleutels

    • 4. Gemiddelden:

      berekening van:

      ongewogen en gewogen gemiddelde;

      gemiddelde looptijd;

      gemiddelde voorraad, – debiteuren en – crediteurensaldo.

    • 5. Berekeningen i.v.m. omzetbelasting:

    • 6. Loonberekeningen:

      berekenen van:

      bruto- naar nettoloon;

      ziekengeld;

      bijzondere beloningen.

    • 7. Afschrijvingen:

      van aanschaffingsprijs (met en zonder restwaarde);

      van boekwaarde.

    • 8. Buitenlandse valuta:

      aan- en verkoop;

      factureren in vreemde valuta.

    • 9. Verzekeringen:

      berekenen van:

      premie, poliskosten en assurantiebelasting;

      uitkering bij onder- en oververzekering;

      no-claim korting;

      eigen risico.

    • 10. Indexcijfers:

      berekenen van:

      indexcijfers;

      hoeveelheden en bedragen uit indexcijfers.

      Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:

  • c. c. De organisatie van de handel en het handelsverkeer.

    • 1. De organisatie van de handel in het algemeen en de nieuwe bedrijfsvormen in het bijzonder:

      taken van de handel;

      import, export, transito;

      groot- en kleinhandel, groot- en kleinbedrijf, zelfbediening, supermarkt, hypermarkt, discount, cash and carry, inkoopcombinaties, vrijwillig filiaalbedrijf, warenhuizen, postorderbedrijf, parallellisatie, winkelcentra, grossier;

      collecterende en distribuerende handel;

      gevestigde en verplaatsende handel; tussenpersonen: agent, dealer, vertegenwoordiger.

      commissionair, makelaar.

    • 2. De organisaties, lichamen en instellingen wat betreft het midden- en kleinbedrijf:

      abstracte en concrete markt, jaarmarkt, beurs, tentoonstelling, veiling;

      informatiebureau, incassobureau;

      handelsregister, octrooi, Kamer van Koophandel en Fabrieken, Centraal Bureau voor de Statistiek;

      Benelux, E.E.G., S.E.R.. P.B.O. organen, E.I.M., C.J.M.K., N.M.B.

    • 3. Handelsgebruiken:

      leverings- en betalingscondities;

      offertes, factureren, kortingen op gewicht en prijs;

      gebruiks- en verbruiksgoederen;

      roerende en onroerende goederen.

    • 4. Bank- en kredietwezen:

      algemene banken

      algemene bankzaken: rekeningcourant en à deposito,

      betalingsverkeer, valutahandel, effectenbemiddeling.

      aandelen, obligaties, dividendbewijzen, coupons,

      verzekering, safehuur, reizen,

      gedekte en ongedekte kredieten, lang en kort krediet;

      bijzondere banken: Nederlandsche Bank, hypotheekbanken, spaarbanken.

    • 5. Binnen- en buitenlands betalingsverkeer:

      posterijen: aangetekende brief, incasso, rembours, postwissel;

      Postcheque- en Girodienst: stortingskaart, girokaart, acceptgirokaart, girocheque, automatische overschrijving, kascheque, girobetaalkaart;

      bank: bankstorting, bankgiro, bankcheque, automatische overschrijvingen, betaalcheque, eurocheque, reischeque;

      internationale overschrijvingen en betalingsmiddelen: postwissels, overschrijvingen, eurocheque, girobetaalkaart, reischeque.

    • 6. Binnen- en buitenlands transportwezen en opslag:

      functie, tariefstelling, formulieren;

      vervoer over land, water, door de lucht;

      posterijen: brief, briefpakje, drukwerk, postpakket, verrekenpakket, aantekenen, expressegoed;

      transportbedrijf, bodedienst, expediteur, eigen vervoer

      spoorwegen: stukgoed, wagonlading, expressegoed;

      binnen- en zeevaart; lijnvaart, trampvaart, lankvaart;

      luchtvaart: lijnvlucht, chartervlucht;

      moderne vormen van vervoer: pallets, roll on roll off, kangoeroevervoer, lashvervoer, duwvaart, pijpleiding.

    • 7. Verzekeringswezen:

      schade- en sommen verzekeringen;

      brand-, transport-, bedrijfsschade-, kapitaal-, compagnons-, W.V.-. W.A. + casco-, lijfrenteverzekering en gemengde verzekering;

      onder-, over-, en herverzekering; premier risque, expertisekosten, eigen risico, no claim, polis, poliskosten, assurantiebelasting;

      tussenpersonen: agent, makelaar.

  • d. d. Het belastingrecht en de sociale wetgeving:

    • 1. Het belastingrecht:

      belasting algemeen: grondslag, directe en indirecte belastingen;

      inkomstenbelasting: heffing naar draagkracht,

      4 belastinggroepen, kinderaftrek;

      aangiftebiljet: belastbaar inkomen, winst uit onderneming, oudedagsreserve voor zelfstandigen, investeringsaftrek;

      aanslag, bezwaar, beroep;

      loonbelasting: heffing naar draagkracht,

      4 belastinggroepen, kinderaftrek;

      formulieren werknemersverklaring, loonstaat, loonbelastingkaart, aangiftebiljet;

      omzetbelasting (B. I. W.) tarieven, speciale regelingen, aangiftebiljet, voorbelasting;

      vermogensbelasting, aangiftebiljet;

      onroerend-goedbelasting: aanslag eigenaar en gebruiker.

    • 2. De sociale wetgeving

      sociale wetten algemeen doel, rechten, verplichtingen, uitvoering;

      beschermende wetten: arbeidswet, veiligheidswet;

      werknemersverzekeringen: ziektewet (Z.W.), wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (W.A.O.), ziekenfondswet (Z.F.W.) werkloosheidswet (W.W.), kinderbijslagwet loontrekkenden (K.W.I.);

      volksverzekeringen: algemene arbeidsongeschiktheidswet (A.W.W.), algemene ouderdomswet (A.O.W.), algemene weduwen- en wezenwet (A.W.W.), algemene wet bijzondere ziektekosten (A.W.B.Z.), algemene kinderbijslagwet (A.K.W.), algemene bijstandswet (A.B.W.).

  • e. De algemene beginselen van de bedrijfseconomie, verkoopkunde en reclame:

    • 1. Inleiding economische begrippen:

      algemene begrippen: consumeren, behoeftebevrediging, primaire en secundaire behoeften, produceren, produktiefactoren, arbeidsverdeling;

      de economische kringloop;

      nationaal inkomen, bestedingen, arbeidsproductiviteit;

      functies van het geld;

      verdeling in giraal- en chartaalgeld;

      geldschepping, inflatie, bestedings- en kosteninflatie, deflatie;

      revaluatie en devaluatie.

    • 2. Doelmatig beheer van een onderneming:

      de begrippen: ondernemer, onderneming, opbrengst, kosten, winst;

      verband tussen: inkoop, verkoop, brutowinst;

      nettowinst, ondernemersloon, rente eigen vermogen en vreemd vermogen, economisch resultaat;

      afschrijvingen en de bestemming daarvan

    • 3. Vestigen en overnemen van een zaak:

      definities, aansprakelijkheid, voor- en nadelen, continuïteit van: eenmanszaak, vennootschap onder firma, besloten vennootschap, naamloze vennootschap, coöperatieve vereniging;

    • 4. Externe organisatie:

      voortstuwingsproces, bedrijfskolom: betekenis en vorm van handel, functies van de handel, afzet en handelsverkeer.

    • 5. Verkoopbevordering:

      functies handel en ambacht, horizontale en verticale samenwerking, concrete en abstracte markt, marktgebied, marktsegmentatie, koopkracht, potentiële omzet, commerciële taken van de ondernemer,

      inkoop- en verkoopbeleid, verkoopsysteem, winkelinrichting, reclame, service, prijs, parallellisatie, specialisatie, communicatie.

Het gedeelte onder a wordt afgesloten met een centraal schriftelijk examen van 150 minuten.

De onderdelen b t/m e worden geëxamineerd door middel van schoolonderzoeken.

Naaldvakken (waaronder patroontekenen)

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. het vervaardigen van patronen voor kinder- en dameskleding tot en met maat 42 (m.u.v. mantelwerk) volgens gegeven plaat met eenvoudige belijning;

  • b. het maken van een knipoverzicht op schaal van een gegeven model;

  • c. de keuze van stof, kleur, model, versiering en accessoires in verband met de persoon en met de verwerkingsmogelijkheden van verschillende materialen;

  • d. het vervaardigen van dameskleding met kraag en ingezette mouw (m.u.v. mantelwerk) naar voorgeschreven maat en model, waaraan twee van de volgende moeilijkheden voorkomen:

    • zak (of zakken)

    • sluiting

    • plooien

    • bijzondere figuurverwerking

    • voeren

    • inlegmateriaal verwerken

  • e. een juist gebruik en beheer van materialen, gereedschappen en apparatuur, rekening houdend met kwaliteiten en kosten.

Duur van het centraal praktisch examen met inbegrip van een eventuele schriftelijke verantwoording: ten hoogste 35×50 minuten.

Het gedeelte onder d ten hoogste 30 × 50 minuten en ten minste 27×50 minuten, de overige gedeelten ten hoogste 8×50 minuten en ten minste 5×50 minuten.

Stofversieren

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het versieren van kledingstukken of onderdelen daarvan of van andere voorwerpen waaruit moet blijken dat de kandidaat:

  • -

    in staat is met creativiteit verschillende technieken toe te passen met gebruikmaking van beschikbaar gestelde gegevens, materialen en gereedschappen;

  • -

    enig zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, kleuren, verhoudingen, techniek en materiaal;

  • -

    zich bewust is van een juist gebruik van materialen en gereedschappen, en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.

Tekenen

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. het schetsen van eenvoudige kleding en/of onderdelen ervan, voor een vrouwen- of kinderfiguur;

  • b. het decoratief of illustratief tekenen al of niet naar aanleiding van a, waarbij moet blijken dat de kandidaat:

    • -

      enig zicht heeft op de samenhang tussen voorstelling, vorm, kleuren, verhoudingen, technieken en materialen;

    • -

      enige kennis heeft van de toepassingsmogelijkheden van materialen en technieken.

E. Afdeling couture

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Handelskennis

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. Het uitvoeren van bedrijfseconomische vraagstukken:

    • 1. Rentabiliteit:

      berekenen van: rentabiliteit eigen, vreemd en totaal vermogen, economisch resultaat.

    • 2. Kostprijs:

      berekenen van:

      directe en indirecte kosten;

      opslagen van indirecte kosten in procenten van directe kosten volgens gewone en verfijnde opslagmethode;

      voor- en nacalculatie;

      prijs- en efficiency verschillen;

      constante en variabele kosten;

      bezettingsverschillen;

      bedrijfsminimum.

    • 3. Liquiditeit en solvabiliteit:

      aan de hand van balansen liquiditeit en solvabiliteit beoordelen

    • 4. Kredietprijs bij koop op afbetaling en persoonlijke leningen:

      berekenen van.

      genoten krediet;

      kredietkosten;

      gemiddelde looptijd;

      omrekenen in een jaarbedrag en uitdrukken in procenten van het krediet.

  • b. Het opstellen van handelsbrieven: Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:

  • c. De wijze waarop een onderneming in het midden- en kleinbedrijf doelmatig wordt gefinancierd en beheerd:

    • 1. Kostensoorten:

      kosten van materialen, grond- en hulpstoffen;

      kosten van beschadiging, veroudering, bederf, gewichtsverlies, diefstal, opslag, geïnvesteerd vermogen;

      kosten van duurzame bedrijfsmiddelen: afschrijving (met daaraan verbonden technische en economische levensduur), rente, onderhoud, verzekering;

      kosten van arbeid;

      loon (tijd- en stukloon) sociale lasten, verstrekkingen in natura;

      kosten van diensten door derden;

      kosten van belastingen en heffingen;

      invoerrechten, accijnzen, motorrijtuigenbelasting, heffing bedrijfschap, hoofdbedrijfschap en produktschap.

    • 2. Kostenplaatsen:

      begrippen: kostenplaatsen, uurtarieven, normale bezetting, werkelijke bezetting, bezettingsverschillen;

      door berekening tarieven naar kostendragers.

    • 3. Kostprijs, verdeling en doorberekening kosten:

      voor- en nacalculatie;

      prijs- en efficiency verschillen;

      directe en indirecte kosten;

      constante en variabele kosten.

    • 4. Financiering:

      hoofdregel financiering;

      balansanalyse: verdeling activa in vaste, vlottende en betalingsmiddelen, verdeling passiva in eigen, vreemd lang en vreemd kort vermogen;

      beoordeling: liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit eigen en totaal vermogen

    • 5. Kredieten:

      afnemers- en leverancierskrediet;

      lang en kort krediet;

      bankkrediet en langlopende bijzondere middenstandskredieten.

  • d. De beginselen van het privaatrecht.

    • 1. Inleidende begrippen:

      geschreven en gewoonterecht jurisprudentie, rechtszekerheid, publiek- en privaatrecht.

    • 2. Rechterlijke macht:

      rechtscolleges, hoger beroep, cassatie, bewijsmiddelen.

    • 3. Zakenrecht:

      eigendom, bezit, levering en verjaring

    • 4. Zekerheidsrechten

      pand, hypotheek, krediethypotheek, borgtocht.

    • 5. Overeenkomsten:

      eisen voor geldigheid: koop, verkoop, huur, verhuur, koop of afbetaling, huurkoop, arbeidsovereenkomst, lastgeving.

    • 6. Bedrijfswetten:

      Vestigingswet bedrijven 1954, Vestigingswet detailhandel 1972. Handelsregisterwet, Handelsnaamwet, Uitverkoopwet, Winkelsluitingswet, Warenwet, IJkwet, Wet op het ordelijk economisch verkeer, Hinderwet, Wet op de ruimtelijke ordening, Colportagewet.

    • 7. Faillissement:

      aanvraag, publikatie, curator:

      preferente en concurrente schulden;

      onderhands of gerechtelijk accoord;

      slotuitdelingslijst;

      surséance van betaling.

Het gedeelte onder a wordt afgesloten met een centraal schriftelijk examen van 120 minuten.

De onderdelen b t/m d worden geëxamineerd door middel van schoolonderzoeken.

Geschiedenis van de kleding

Een onderzoek, aan de hand van afbeeldingen, naar kennis van en inzicht in:

  • -

    kleding volgens de westerse mode van de 20e eeuw;

  • -

    kleding van een vroegere periode uit de geschiedenis, naar keuze van de kandidaat.

Naaldvakken (waaronder patroontekenen)

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. het tekenen op ware grootte of schaal 1 op 2 van patronen van dameskleding waar van de plaat gegeven is en waarin twee der volgende moeilijkheden voorkomen:

    plooien – draperie – raglanmouw – aangeknipte mouw – tweenaads mouw – aangeknipte kraag,

    in combinatie met een modieuze belijning;

  • b. het maken van een knipoverzicht op schaal van een dameskledingstuk, waarin andere – uit de onder a genoemde – moeilijkheden voorkomen dan in de opdracht onder a;

  • c. de keuze van stof, kleur, model, versiering en accessoires in verband met de persoon, met de aard van het kledingstuk en het doel ervan en met de verwerkingsmogelijkheden van het materiaal;

  • d. het maken van een dameskledingstuk voor een levend model, naar verstrekte plaat en van verstrekte materialen waarin 3 van de onder a genoemde en/of volgende moeilijkheden voorkomen:

    bijzondere ruimteverwerking – taillering – glad ingezette mouw – tailleurkraag – kameelhaar of linnen voering verwerken – plissé verwerken – eenvoudige bontgarnering aanbrengen.

Duur van het centraal praktisch examen – met inbegrip van een eventuele schriftelijk verantwoording – : ten hoogste 40×50 minuten.

Het gedeelte onder d ten hoogste 34×50 minuten en ten minste 30×50 minuten; de overige gedeelten ten hoogste 10×50 minuten en ten minste 6×50 minuten.

Stofversieren

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het versieren van kledingstukken of onderdelen daarvan of van accessoires, waaruit moet blijken dat de kandidaat:

  • -

    in staat is met gebruikmaking van beschikbaar gestelde materialen en gereedschappen een opdracht in een aangegeven techniek creatief en in vrije interpretatie – eventueel aan de hand van een verstrekte schets – uit te voeren;

  • -

    zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, kleuren, verhoudingen, techniek en materiaal;

  • -

    zich bewust is van een juist gebruik van materialen en gereedschappen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.

Tekenen (ontwerptekenen)

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het tekenen in verschillende technieken van kleding en/of onderdelen ervan voor vrouwen en/of kinderfiguren, alsmede het ontwerpen van decoratieve of versierende motieven of accessoires hiervoor, waarbij moet blijken dat de kandidaat:

  • -

    enig zicht heeft op de samenhang tussen voorstelling, vorm, kleuren, verhoudingen, technieken en materialen;

  • -

    enige kennis heeft van de toepassingsmogelijkheden van materialen en technieken.

F. Afdeling vormingsklas

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

Biologie

Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:

  • -

    de levensverrichtingen van levende organismen:

    ademhaling, voeding, voortplanting, biologisch evenwicht en het verband hiervan met de hygiëne van het sociaal leefmilieu, lucht, water, bodem;

    hygiëne in de huishouding;

  • -

    mogelijkheden tot contact van de mens met de natuur en het daarbij voorkómen van nadelige invloeden op flora en fauna.

Behalve naar kennis en inzicht wordt bij de volgende onderwerpen ook een onderzoek gedaan naar de vaardigheid in:

  • -

    de verzorging van en omgang met de meest voorkomende huisdieren;

  • -

    de verzorging van kamerplanten, bloembakken, het opkweken van bloembollen in huis, balcontuin e.a. recreatieve tuinen;

  • -

    het maken van eenvoudige bloemstukjes.

Gezondheidsleer en ziekenverzorging

Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:

  • a.

    • de levensverrichtingen van het menselijk lichaam;

  • b.

    • de begrippen gezondheid en ziekte;

    • ziekte-oorzaken;

    • bronnen en wegen van besmetting;

    • reacties van het lichaam bij ziekte en besmetting;

    • maatregelen ter voorkoming en bestrijding van ziekte en besmetting;

  • c.

    • de doelstelling en organisatiestructuur van de maatschappelijke gezondheidszorg;

  • d.

    • de lichamelijke verzorging van de gezonde mens en de verzorging van de zieke of anderszins gehandicapte mens in de huiselijke omgeving.

Zorg voor de woning, de voeding en de kleding en gezondheidszorg

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. het op huishoudelijk gebied verantwoord gebruik van materiaal, tijd en arbeidskracht, alsmede van kwaliteitsaanduidingen en gebruiksaanwijzingen;

  • b. het binnen gegeven materiële mogelijkheden verzorgen van een goede maaltijd, van verfrissingen en versnaperingen voor een gegeven situatie;

  • c. het voor een gegeven situatie in goede conditie brengen van een leef- of werkruimte;

  • d. het binnen gegeven materiële mogelijkheden onderhouden van textiele kleding en woningtextiel.

Dit alles gericht op de huishouding van alleenwonenden en gezin.

Kinderverzorging en -opvoeding

Een onderzoek naar kennis van en inzicht in:

  • -

    de ontwikkeling van het kind tot volwassene en de invloed die daarbij uitgaat van de omgeving/maatschappij en van de verzorger/opvoeder in het bijzonder.

Naaldvakken

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in:

  • a. het maken van werkstukken waaruit moet blijken dat de kandidaat:

    • -

      in staat is met creativiteit en technische beheersing gebruik te maken van beschikbaar gestelde materialen en gegevens;

    • -

      enig zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, versiering, techniek en materiaal;

    • -

      zich bewust is van een juist gebruik en beheer van materialen en gereedschappen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten;

  • b. het bewust kiezen van een aan verschillende situaties aangepaste kleding met bijbehorende accessoires.

Stofversieren

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het versieren van kledingstukken of onderdelen daarvan of van andere voorwerpen waaruit moet blijken dat de kandidaat:

  • -

    in staat is met creativiteit verschillende technieken toe te passen met gebruikmaking van beschikbaar gestelde materialen en gereedschappen;

  • -

    enig zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, kleuren, verhoudingen, techniek en materiaal;

  • -

    zich bewust is van een juist gebruik van materialen en gereedschappen en zich bewust is van kwaliteiten en kosten.

Handvaardigheid (handenarbeid)

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het maken van werkstukken, waaruit moet blijken dat de kandidaat:

  • -

    met creativiteit en technische beheersing gebruik weet te maken van beschikbaar gestelde gegevens, materialen en gereedschappen;

  • -

    enig zicht heeft op de verhouding van functie en vorm;

  • -

    zich bewust is van kwaliteiten en kosten.

Behoort bij de beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen dd. 2 april 1973, BVO/J–216. 171.

Tekenen

Een onderzoek naar kennis van en inzicht en vaardigheid in het maken van werkstukken in het platte vlak, waaruit moet blijken dat de kandidaat:

  • in staat is met creativiteit en technische beheersing gebruik te maken van beschikbaar gestelde gegevens, daartoe geëigende materialen en gereedschappen;

  • enig zicht heeft op de samenhang tussen functie, vorm, kleur, voorstelling, techniek en materiaal;

  • zich bewust is van een juist gebruik en beheer van materialen en gereedschappen, en

  • zich bewust is van kwaliteiten en kosten.

Bijlage III. Regels van slagen, afwijzen en verlenging van praktische oefening/praktijktijd

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

A.

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

B. Afdeling interim algemene schakelopleiding

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

  • 1. De kandidaat is geslaagd, indien:

    • a. alle eindcijfers ten minste 6 bedragen

    • b. één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen

    • c. één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 36 of meer bedraagt, of

    • d. twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 37 of meer bedraagt

  • 2. De overige kandidaten zijn afgewezen.

C. Afdeling kinderverzorging/jeugdverzorging

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

  • 1. De kandidaat is geslaagd, indien

    • a. alle eindcijfers ten minste 6 bedragen en de beoordeling van de praktische oefening ten minste voldoende is, of

    • b. één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de beoordeling van de praktische oefening ten minste voldoende is, of

    • c. één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 36 of meer bedraagt en de beoordeling van de praktische oefening ten minste voldoende is, of

    • d. één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 35 bedraagt en de beoordeling van de praktische oefening goed is, of

    • e. twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 37 of meer bedraagt en de beoordeling van de practische oefening voldoende is, of

    • f. twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak kinderverzorging en -opvoeding ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 36 bedraagt en de beoordeling van de praktische oefening goed is.

  • 2.

  • 3. Indien de beoordeling van de praktische oefening onvoldoende is doch de beoordeling van de eindexamen vakken voldoet aan de daarvoor onder 1a, b, c, d, e en f gestelde regels, wordt aan de kandidaat een verlenging van de praktische oefening toegestaan.

  • 4. De overige kandidaten zijn afgewezen.

D. Afdeling kostuumnaaien

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

  • 1. De kandidaat is geslaagd, indien

    • a. alle eindcijfers ten minste 6 bedragen, of

    • b. één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) ten minste 6 bedragen, of

    • c. één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers waarbij dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) dubbel telt, 30 of meer bedraagt.

  • 2.

  • 3. De overige kandidaten zijn afgewezen.

E. Afdeling Couture

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

  • 1. De kandidaat is geslaagd, indien

    • a. alle eindcijfers ten minste 6 bedragen, of

    • b. één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) ten minste 6 bedragen, of

    • c. één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers waaronder dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers waarbij dat voor het vak naaldvakken (waaronder patroontekenen) dubbel telt, 24 of meer bedraagt.

  • 2.

  • 3. De overige kandidaten zijn afgewezen.

F. Afdeling Vormingsklas

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

  • 1. De kandidaat is geslaagd, indien

    • a. één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen, of

    • b. één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 24 of meer bedraagt.

  • 2.

  • 3. De overige kandidaten zijn afgewezen.

G. Afdeling vooropleiding voor hoger beroepsonderwijs

[Regeling vervallen per 18-06-2008 met terugwerkende kracht tot en met 01-01-2008]

  • 1. De kandidaat is geslaagd, indien

    • a. één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen, of

    • b. één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 36 of meer bedraagt, of

    • c. twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 37 of meer bedraagt.

  • 2. De kandidaat is toegelaten tot een herexamen, indien

    • a. één eindcijfer 4 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 34 of 35 bedraagt, of

    • b. één eindcijfer 3 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 35 of meer bedraagt, of

    • c. twee eindcijfers 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 34 of meer bedraagt, of

    • d. één eindcijfer 4, één eindcijfer 5 en de andere eindcijfers ten minste 6 bedragen en de som van alle eindcijfers 35 of meer bedraagt.

  • 3. De overige kandidaten zijn afgewezen.

Behoort bij de beschikking van de Minister van Onderwijs en Wetenschappen dd. 2 april 1973, BVO/J-216.171.

Naar boven