Rijkswet van 9 maart 1967 houdende bijzondere maatregelen van overheidswege aangaande
de plaats van vestiging van rechtspersonen en instellingen
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het, mede gelet op artikel 38, vierde lid,
van het Statuut voor het Koninkrijk, wenselijk is bij rijkswet te voorzien in bijzondere
maatregelen, vereist door de belangen van het Koninkrijk, aangaande de plaats van
vestiging van rechtspersonen en instellingen, naast de Rijkswet vrijwillige zetelverplaatsing van rechtspersonen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg
der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen
zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: