Stb. 2007, 258, datum inwerkingtreding 18-07-2007, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2007.
1 Als een verzekeraar van een pensioen als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel
f, van de wet kan door Onze Minister worden aangewezen een verzekeraar die op grond
van de Wet op het financieel toezicht diensten naar Nederland mag verrichten.
2 Als een pensioenfonds als bedoeld in artikel 19a, eerste lid, onderdeel f, van de
wet kan door Onze Minister worden aangewezen een lichaam dat naar het recht van de
staat van diens zetel bevoegd gelden beheert strekkende tot verzekering van aanspraken
ingevolge een pensioenregeling van tenminste 100 werknemers of gewezen werknemers
en dat met betrekking tot deze aanspraken vanuit een vestiging buiten Nederland overeenkomsten
sluit.
3 Alvorens tot een aanwijzing wordt overgegaan, dient de verzekeraar, onderscheidenlijk
het pensioenfonds zich tegenover Onze Minister, onder door hem te stellen voorwaarden,
te verplichten om met betrekking tot de bij deze verzekeraar of dit fonds verzekerde
of nog te verzekeren aanspraken ingevolge een pensioenregeling, bedoeld in artikel
18 van de wet inlichtingen te verstrekken over de uitvoering van de pensioenregelingen
en een in Nederland uitwinbare zekerheid jegens de ontvanger te stellen voor de invordering
van de belasting die mocht worden verschuldigd door toepassing van artikel 19b van
de wet. In afwijking van de eerste volzin behoeft een in een van de lidstaten van
de Europese Unie gevestigde verzekeraar of gevestigd pensioenfonds jegens de ontvanger
geen in Nederland uitwinbare zekerheid te stellen indien deze verzekeraar of dit pensioenfonds,
onder door Onze Minister te stellen voorwaarden, ingevolge een overeenkomst met de
ontvanger aansprakelijkheid aanvaardt voor de in die volzin bedoelde belasting.
4 De aanwijzing kan eveneens plaatsvinden indien de in het derde lid bedoelde zekerheid
niet door de verzekeraar of het pensioenfonds maar door de werknemer of de gewezen
werknemer wordt gesteld, waarbij deze tevens de mogelijkheid heeft zekerheid te stellen
door middel van verpanding van de aanspraken ingevolge een pensioenregeling aan de
ontvanger, mits de verzekeraar of het pensioenfonds instemt met deze verpanding.
5 De aanwijzing kan door Onze Minister worden ingetrokken wanneer de verzekeraar of
het pensioenfonds niet meer aan de verplichtingen met betrekking tot het verschaffen
van inlichtingen of het stellen van zekerheid voldoet of niet aan een juiste wijze
van uitvoering van een verpanding of van de in het derde lid bedoelde overeenkomst
inzake aansprakelijkheid meewerkt.
6 Indien de aanwijzing wordt ingetrokken, worden de aanspraken ingevolge een pensioenregeling
niet op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip aangemerkt als loon uit vroegere
dienstbetrekking van de werknemers of gewezen werknemers, dan wel indien een werknemer
of gewezen werknemer is overleden, van de gerechtigden tot de aanspraken, indien de
aanspraken onder door Onze Minister te stellen voorwaarden alsnog overgaan op een
verzekeraar van een pensioen die voldoet aan de in artikel 19a van de wet gestelde
voorwaarden.