Besluit termijnen Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-03-2017 t/m heden

Besluit van 25 januari 1965, houdende vaststelling van enige termijnen als bedoeld in de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 17 november 1964, Stafafdeling Wetgeving Publiekrecht, nr. 421/664;

Gelet op de artikelen 5, eerste en derde lid, en 11, eerste lid van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen;

De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 9 december 1964, nr. 34);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie van 18 januari 1965, nr. 21/665;

De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Ter zake van een beroep in cassatie als bedoeld in § 2 van de Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten en Bonaire, Sint Eustatius en Saba, gelden de volgende termijnen van verschijning:

    • a. indien de verweerder een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, minimaal drie maanden en maximaal twaalf maanden.

    • b. indien de verweerder een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in het Europese deel van het Koninkrijk of in een lidstaat van de Europese Unie of indien de woonplaats of werkelijke verblijfplaats van de verweerder onbekend is, minimaal vier weken en maximaal zes maanden.

    • c. indien de verweerder geen bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft in Aruba, Curaçao, Sint Maarten of in Bonaire, Sint Eustatius of Saba, noch in het Europese deel van het Koninkrijk of in een andere lidstaat van de Europese Unie, maar in een andere staat een bekende woonplaats of een bekend werkelijk verblijf heeft, minimaal drie maanden en maximaal twaalf maanden.

    • d. indien in rechte worden opgeroepen houders van aandelen in geldleningen of maatschappijen welke niet op naam staan en waarvan de eigenaars uit dien hoofde onbekend zijn, minimaal zes weken en maximaal zes maanden.

  • 2 De termijnen van verschijning vangen aan op de eerste dag na de dag van indiening van de procesinleiding bij de Hoge Raad.

Artikel 8

De in artikel 11, eerste lid, van de Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba bedoelde termijn voor het instellen van beroep in cassatie in strafzaken bedraagt één maand voor de verdachte, die geen woonplaats heeft op het eiland waar de beslissing, tegen welke hij beroep in cassatie instelt, is uitgesproken.

Artikel 9

  • 1 Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 1965.

  • 2 Op het zelfde tijdstip treden in werking de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen (Stb. 1961, 212) en de Rijkswet van 18 december 1963, houdende wijziging van de Cassatieregeling voor de Nederlandse Antillen (Stb. 1963, 546).

Artikel 10

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit termijnen Rijkswet rechtsmacht Hoge Raad voor Aruba, Curaçao, Sint Maarten en voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad, in het Gouvernementsblad van Suriname en het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State van het Koninkrijk.

Soestdijk, 25 januari 1965

JULIANA.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

Uitgegeven de achtentwintigste januari 1965.

De Minister van Justitie,

Y. SCHOLTEN.

Naar boven