Stb. 2013, 413, datum inwerkingtreding 01-01-2014, bevat een wijziging met terugwerkende
kracht van dit artikel. Deze wijziging werkt terug tot en met 01-01-2013.
1 Voor de werknemer die op 31 december 2011 een aanspraak had ingevolge een levensloopregeling
als bedoeld in artikel 19g, zoals dit artikel op 31 december 2011 luidde, waarvan
de waarde in het economische verkeer op die datum € 3000 of meer bedroeg, blijven
de artikelen 11, eerste lid, onderdeel j, onder 5°, en onderdeel r, onder 4°, en derde
lid, 19g, met uitzondering van het tweede lid, 21c, onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca,
eerste lid, eerste volzin, en tweede lid, en 22d, artikel 25, vierde lid, van de Wet
op de vennootschapsbelasting 1969 en artikel 4, zesde lid, van de Wet op de dividendbelasting
1965, zoals deze artikelen op 31 december 2011 luidden, van toepassing, met dien verstande
dat:
-
a. bij de toepassing van artikel 22ca, tweede lid, zoals dat artikel op 31 december 2011
luidde, kalenderjaren die na 31 december 2011 zijn geëindigd buiten beschouwing blijven;
-
b. de op artikel 19g, zoals dat artikel op 31 december 2011 luidde, gebaseerde bepalingen
van toepassing blijven met inachtneming van de omstandigheid dat artikel 19g, tweede
lid, zoals dat op 31 december 2011 luidde, niet meer van toepassing is.
3 Een aanspraak ingevolge een levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g, zoals dit
artikel op 31 december 2011 luidde, waarvan de waarde in het economische verkeer op
die datum minder bedroeg dan € 3000, wordt met overeenkomstige toepassing van de artikelen
21c, onderdeel f, 22a, zesde lid, 22ca, eerste lid, eerste volzin, en tweede lid,
en 22d, zoals deze artikelen op 31 december 2011 luidden, aan het begin van het kalenderjaarals
loon uit tegenwoordige arbeid in aanmerking genomen, met dien verstande dat de op
artikel 19g, zoals dat artikel op 31 december 2011 luidde, gebaseerde bepalingen van
toepassing blijven met inachtneming van de omstandigheid dat artikel 19g, tweede lid,
zoals dat op 31 december 2011 luidde, niet meer van toepassing is. In afwijking in
zoverre van de eerste volzin wordt voor zover het ingevolge de eerste volzin als loon
in aanmerking te nemen bedrag niet hoger is dan de waarde in het economische verkeer
van de aanspraak, bedoeld in de eerste volzin, op 31 december 2011, 80 percent van
het ingevolge de eerste volzin als loon in aanmerking te nemen bedrag in aanmerking
genomen.