Machtigingswet 1960

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-09-1999 t/m heden

Wet van 23 juni 1960, houdende voorzieningen op het terrein van de invoerrechten en accijnzen ter uitvoering van het Benelux-Unieverdrag en andere internationale overeenkomsten

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 1958, 18), bij het inwerkingtreden waarvan de op 5 september 1944 te Londen ondertekende Nederlands-Belgisch-Luxemburgse douaneovereenkomst buiten werking treedt, en andere internationale overeenkomsten, welke de wetgeving inzake invoerrechten en accijnzen raken, het wenselijk maken voorzieningen te treffen om de nationale wetgeving met de vereiste spoed in overeenstemming te kunnen brengen met aangegane internationale verplichtingen en dat het daarom wenselijk is enkele bepalingen, vastgesteld bij de wet van 1 augustus 1947, Stb. H 282, houdende goedkeuring en uitvoering van de voornoemde douaneovereenkomst, te herzien en opnieuw vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I

Artikel 2

  • 1 Wij behouden Ons voor, bij algemene maatregel van bestuur, de wetgeving inzake invoerrechten en accijnzen met het Koninkrijk verbindende internationale overeenkomsten en besluiten van volkenrechtelijke organisaties in overeenstemming te brengen.

  • 2 Indien bij het Koninkrijk verbindende internationale overeenkomsten of besluiten van volkenrechtelijke organisaties het uitoefenen van bevoegdheden inzake de douane en de accijnzen is opgedragen aan de bevoegde autoriteiten van de Staten, worden die bevoegdheden voor zoveel het Koninkrijk betreft, uitgeoefend door de door Onze Minister aangewezen ambtenaren.

Artikel 2a

De in artikel 81, eerste en tweede lid, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie (Trb. 1958, 18) bedoelde wijzigingen van de tarieven kunnen bij ministeriële regeling worden vastgesteld.

Artikel 3

Bij een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling die krachtens een der vorige artikelen wordt genomen, kunnen andere wettelijke bepalingen inzake van rijkswege door de rijksbelastingdienst geheven belastingen, waarin naar de in die artikelen bedoelde wetgeving wordt verwezen of welke daarmede samenhangen, in overeenstemming met de aangebrachte wijzigingen worden gebracht.

Artikel 3a

Een krachtens dit hoofdstuk tot stand gekomen algemene maatregel van bestuur of vastgestelde ministeriële regeling die heeft geleid tot aanpassing van bij de wet gestelde regels, wordt, vergezeld van een toelichting, door Onze Minister onverwijld aan beide kamers der Staten-Generaal gezonden.

Hoofdstuk III

Artikel 7

De bij het in werking treden van deze wet geldende bepalingen, vastgesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur, gegrond op de wet van 1 augustus 1947, Stb. H 282, houdende goedkeuring en uitvoering van de op 5 september 1944 tussen de regeringen van Nederland, België en Luxemburg gesloten douaneovereenkomst met nader gesloten protocol, worden van het tijdstip van het in werking treden van deze wet af geacht te zijn vastgesteld bij of krachtens een op deze wet gegronde algemene maatregel van bestuur.

Artikel 8

[Red: Wijzigt de wet van 1 augustus 1947, Stb. H 282, houdende goedkeuring en uitvoering van de op 5 september 1944 tussen de regeringen van Nederland, België en Luxemburg gesloten douaneovereenkomst met nader gesloten protocol.]

Artikel 9

Deze wet treedt in werking op het tijdstip waarop het op 3 februari 1958 te 's-Gravenhage ondertekende Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie in werking treedt.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk , 23 juni 1960

JULIANA.

De Minister van Financiën,

J. ZIJLSTRA.

De Minister van Buitenlandse Zaken a.i.,

J. DE QUAY.

De Minister van Economische Zaken,

J. W. DE POUS.

De Minister van Landbouw en Visserij,

V. G. M. MARIJNEN.

Uitgegeven de vijftiende juli 1960.

De Minister van Justitie,

A. C. W. BEERMAN.

Naar boven