Wet Stichting Industrieel Garantiefonds

[Regeling vervallen per 01-04-2008.]
Geraadpleegd op 26-04-2024.
Geldend van 01-01-1994 t/m 31-03-2008

Wet van 18 juli 1957, houdende oprichting van een stichting ter bevordering van de voorziening in de behoefte van industriële ondernemingen aan risicodragend kapitaal

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, dat ten behoeve van de industrialisatie door het Rijk een stichting wordt opgericht ter bevordering van de voorziening in de behoefte van in Nederland gevestigde of te vestigen industriële ondernemingen aan risicodragend kapitaal;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

  • 1 Onze Minister van Economische Zaken wordt gemachtigd ten behoeve van de industrialisatie een stichting met een stichtingskapitaal van dertig millioen gulden in het leven te roepen overeenkomstig de bij deze wet gevoegde ontwerp-acte van oprichting.

  • 2 Onze genoemde Minister wordt tevens gemachtigd, ter aanvulling van dit kapitaal, telkens wanneer hij zulks nodig oordeelt, ten laste van het Rijk bedragen tot een totaal van ten hoogste zeventig millioen gulden ter beschikking van de stichting te stellen.

    Ten minste twee maanden, voordat hij tot het ter beschikking stellen van een bedrag overgaat, brengt hij zijn voornemen daartoe ter kennis van de beide Kamers der Staten-Generaal.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

  • 1 De bedragen, welke de stichting over enig jaar moet betalen:

    • a. in de vorm van vergoedingen, als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de statuten der stichting,

    • b. ter zake van beheerskosten, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder d, van die statuten,

    • c. in de vorm van aflossingen van door haar bij derden opgenomen geldleningen en ter voldoening van renten en andere kosten ter zake van zodanige geldleningen,

    worden zo mogelijk voldaan uit de geldmiddelen van de stichting, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van haar statuten.

  • 2 Indien deze bedragen over enig jaar niet ten volle overeenkomstig het eerste lid kunnen worden gedekt, wordt het tekort door het Rijk aan de stichting voorgeschoten.

  • 3 Indien over enig jaar de som van de aan de stichting toevloeiende dividendopbrengsten en de bedragen die zij ontvangt als rente en aflossing ter zake van geldleningen, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder e, van haar statuten, de in het eerste lid bedoelde bedragen overtreft, wordt het batig saldo in de eerste plaats aangewend tot terugbetaling aan het Rijk van de bedragen, die in dat jaar of in voorgaande jaren krachtens het tweede lid aan de stichting zijn voorgeschoten of door het Rijk zijn betaald uit hoofde van voor het nakomen van verplichtingen van de stichting aan derden verstrekte garanties.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Het Rijk is tegenover derden niet aansprakelijk voor andere geldelijke verplichtingen van de stichting dan die, voor de nakoming waarvan het garanties heeft verstrekt.

Artikel 4

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

De bepalingen van de Successiewet (Stb. 1859, 36) zijn ten aanzien van de stichting niet van toepassing.

Artikel 6

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Onze Minister van Economische Zaken verleent goedkeuring tot wijziging van de statuten of tot opheffing van de stichting niet dan na daartoe bij de wet te zijn gemachtigd.

Artikel 7

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Deze wet kan worden aangehaald als: Wet Stichting Industrieel Garantiefonds.

Artikel 8

[Regeling vervallen per 01-04-2008]

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij wordt geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 18 juli 1957

JULIANA.

De Minister van Economische Zaken,

J. ZIJLSTRA.

De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening,

MANSHOLT.

De Minister van Financiën,

HOFSTRA.

Uitgegeven de zesde augustus 1957.

De Minister van Justitie a.i.,

STRUYCKEN.

Naar boven