Besluit verbintenissen gronddienst Luchtmacht

Toekomstige wijziging(en) op 09-06-1960. Zie het overzicht van wijzigingen.
Geraadpleegd op 30-03-2024.
Geldend van 01-01-1960 t/m heden

Besluit van 10 november 1954, houdende regelen met betrekking tot verbintenissen van reserve-personeel bij de gronddienst van de Koninklijke Luchtmacht

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Oorlog van 20 September 1954, Nr. P 268 C/DG;

Gelet op de Militaire Ambtenarenwet 1931, op de Wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905 en op het Reglement voor de militaire ambtenaren der Koninklijke Landmacht;

De Raad van State gehoord (advies van 12 October 1954, nr. 27);

Gezien het nader rapport van Onze voornoemde Minister van 4 November 1954, Nr. P. 268/G/DG;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Een tot het reserve-personeel behorende militair, die wenst te worden opgeleid voor een der door Onze Minister van Defensie aan te wijzen functies bij de gronddienst van de Koninklijke Luchtmacht, kan, indien hij:

  • a. voldoet aan de eisen van lichamelijke en geestelijke geschiktheid gesteld voor de door hem begeerde functie,

  • b. voldoet aan andere door Onze Minister van Defensie gestelde of nog te stellen eisen,

worden toegelaten tot een verbintenis, krachtens welke hij verplicht is:

  • 1e. de opleiding tot die functie te volgen;

  • 2e. gedurende vier jaren, na voltooiing van en in aansluiting op de onder 1e bedoelde opleiding, in die functie - afhankelijk van de aard van de te bekleden functie als officier of onderofficier - doorlopende werkelijke dienst te verrichten.

Artikel 2

  • 1 Met het sluiten van een verbintenis als bedoeld in dit besluit neemt de militair de uit de verbintenis voorvloeiende verplichting tot het verrichten van doorlopende werkelijke dienst, voor zover deze uitgaat boven de verplichtingen, welke krachtens de Wet voor het reserve-personeel der krijgsmacht op hem rusten, vrijwillig op zich.

  • 2 Een verbintenis als bedoeld in artikel 1 geeft aanspraak op een geldelijke uitkering ter zake van doorlopende werkelijke dienst, verricht na het tijdstip, waarop de in dat artikel onder 1e bedoelde opleiding is voltooid, onder voorwaarden en tot een bedrag als nader door Ons zal worden vastgesteld.

Artikel 3

  • 1 Van verbintenissen als bedoeld in dit besluit worden akten in tweevoud opgemaakt volgens door Onze Minister van Defensie vast te stellen modellen.

  • 2 Onze Minister van Defensie bepaalt welke autoriteiten bij het sluiten en bij het bekrachtigen van een verbintenis het Rijk vertegenwoordigen.

Artikel 4

  • 1 Indien een militair, die een verbintenis als bedoeld in dit besluit heeft gesloten, naar het oordeel van Onze Minister van Defensie de geschiktheid voor de functie, voor welke hij wordt opgeleid of welke hij vervult, blijkt te missen of niet meer te bezitten, kan hij van de verbintenis worden ontheven.

  • 2 De militair, die een verbintenis als bedoeld in artikel 1 heeft gesloten, is verplicht de aan de door hem gevolgde opleiding, als bedoeld in dat artikel onder 1e, ten kosten gelegde bedragen geheel of gedeeltelijk aan het Rijk te vergoeden, indien het naar het oordeel van Onze Minister van Defensie in ernstige mate aan hem zelf te wijten is, dat hij van de verbintenis wordt ontheven omdat hij de opleiding niet met gunstig resultaat kan voltooien of voordat de termijn van doorlopende werkelijke dienst, als bedoeld in dat artikel onder 2e, is verstreken.

  • 3 Onze Minister van Defensie stelt het in lid 2 bedoelde te vergoeden bedrag vast.

Artikel 5

  • 1 Een tot het reserve-personeel behorende militair, die gedurende de eerste oefening als dienstplichtige is opgeleid voor een der functies bij de gronddienst van de Koninklijke Luchtmacht bedoeld in artikel 1 en die naar het oordeel van Onze Minister van Defensie de geschiktheid voor het vervullen van de functie, waarvoor hij is opgeleid, bezit, kan worden toegelaten tot het sluiten van een verbintenis met bestemming voor vorenbedoelde functie voor de duur van vier jaren, waarbij hij zich verbindt om van de dag, waarop de verbintenis is aangegaan, af doorlopende werkelijke dienst te verrichten tot het einde van die verbintenis.

  • 2 Een verbintenis, als bedoeld in het eerste lid, wordt niet aangegaan vóór de dag volgende op die waarop de militair met de dienstplichtigen van de lichtingsploeg, waarbij hij de eerste oefening heeft aangevangen of vervolgd en de officiersopleiding dan wel de onderofficiersopleiding heeft gevolgd, in het genot van groot verlof kan worden gesteld.

  • 3 Een tot het reserve-personeel behorende militair, die heeft voldaan aan de verplichtingen voortvloeiende uit een verbintenis als bedoeld in artikel 1 of in het eerste lid en die naar het oordeel van Onze Minister van Defensie de geschiktheid voor het vervullen van de functie, welke hij tijdens de duur van die verbintenis heeft vervuld, bezit, kan worden toegelaten tot het sluiten van een verbintenis met bestemming voor vorenbedoelde functie voor de duur van twee jaren, waarbij hij zich verbindt om van de dag, waarop de verbintenis is aangegaan, af doorlopende werkelijke dienst te verrichten tot het einde van die verbintenis.

  • 4 Een verbintenis als bedoeld in het derde lid kan, indien de tot het reserve-personeel behorende militair, die een in dat lid bedoelde verbintenis heeft gesloten, naar het oordeel van Onze Minister van Defensie de geschiktheid voor het vervullen van de functie heeft behouden, ten hoogste eenmaal worden verlengd voor de duur van twee jaren.

  • 5 Een verbintenis als bedoeld in het eerste en het derde lid geeft aanspraak op een geldelijke uitkering ter zake van het verrichten van doorlopende werkelijke dienst na het tijdstip, waarop die verbintenis ingaat, onder voorwaarden en tot een bedrag als nader door Ons zal worden vastgesteld.

Artikel 6

  • 1 Een tot het reserve-personeel behorende militair, die zich op het tijdstip van het in werking treden van dit besluit in opleiding bevindt voor een der in artikel 1 bedoelde functies, kan alsnog tot het sluiten van een verbintenis als bedoeld in dat artikel worden toegelaten.

  • 2 Een tot het reserve-personeel behorende militair, die op het tijdstip van het in werking treden van dit besluit de opleiding tot een der in artikel 1 bedoelde functies heeft voltooid, kan, indien hij daartoe de wens te kennen geeft en Onze Minister van Defensie zijn diensten in die functie op prijs stelt, worden toegelaten tot een verbintenis, krachtens welke hij verplicht is van de dag, waarop de verbintenis ingaat, af, gedurende ten minste twee jaren en ten hoogste vier jaren in die functie doorlopende werkelijke dienst te verrichten.

  • 3 Een tot het reserve-personeel behorende militair, die heeft voldaan aan de verplichtingen voortvloeiende uit een verbintenis als bedoeld in het tweede lid en die naar het oordeel van Onze Minister van Defensie de geschiktheid voor het vervullen van de functie, welke hij tijdens de duur van die verbintenis heeft vervuld, bezit, kan worden toegelaten tot het sluiten van een verbintenis als bedoeld in artikel 5, derde lid.

  • 4 Een verbintenis als bedoeld in lid 2 geeft eveneens aanspraak op een geldelijke uitkering ter zake van doorlopende werkelijke dienst verricht na de dag, waarop de verbintenis ingaat, onder voorwaarden en tot een bedrag als nader door Ons zal worden vastgesteld.

Artikel 8

Dit besluit treedt in werking met ingang van de tweede dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin het is geplaatst.

Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Raad van State en aan de Algemene Rekenkamer.

Soestdijk, 10 November 1954

JULIANA.

De Minister van Oorlog,

C. STAF.

Uitgegeven de dertigste November 1954.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Naar boven