Goedkeuringswet Benelux-Invorderingsverdrag

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 22-07-1953 t/m heden

Wet van 8 juli 1953, houdende goedkeuring van het op 5 September 1952 te Brussel tussen Nederland, België en Luxemburg gesloten Verdrag nopens wederkerige bijstand inzake de invordering van belastingschulden

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 5 September 1952 te Brussel tussen Nederland, België en Luxemburg gesloten Verdrag nopens wederkerige bijstand inzake de invordering van belastingschulden, alvorens te kunnen worden bekrachtigd, ingevolge artikel 60, lid 2, der Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal behoeft, en dat het in verband met bovengenoemd Verdrag nodig is enige voorzieningen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Het op 5 September 1952 te Brussel tussen Nederland, België en Luxemburg gesloten Verdrag nopens wederkerige bijstand inzake de invordering van belastingschulden, waarvan de tekst in Tractatenblad 1952, no. 137, is geplaatst, wordt goedgekeurd.

Artikel 2

Ten behoeve van de invordering van een belastingschuld hier te lande overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag, wordt door de door Onze Minister van Financiën aan te wijzen autoriteit een dwangbevel, voerende aan het hoofd de woorden: "In naam der Koningin", uitgevaardigd. De betekening, het bevel tot betaling en de tenuitvoerlegging van dat dwangbevel geschieden verder op de voet en de wijze als is bepaald in de voorschriften, welke gelden ten aanzien van het dwangbevel of het dwangschrift voor de invordering van een door Onze Minister van Financiën als soortgelijk aangemerkte belasting.

Artikel 3

Onze Minister van Financiën is bevoegd voorschriften te geven ter uitvoering van het Verdrag en van artikel 2 van deze wet.

Artikel 4

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad, waarin zij is geplaatst.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministeriële Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize Soestdijk, 8 Juli 1953

JULIANA.

De Staatssecretaris van Financiën,

VAN DEN BERGE.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. W. BEYEN.

Uitgegeven de een en twintigste Juli 1953.

De Minister van Justitie,

L. A. DONKER.

Naar boven