Wet van 8 juli 1953, houdende goedkeuring van het op 5 September 1952 te Brussel tussen
Nederland, België en Luxemburg gesloten Verdrag nopens wederkerige bijstand inzake
de invordering van belastingschulden
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het op 5 September 1952 te Brussel tussen
Nederland, België en Luxemburg gesloten Verdrag nopens wederkerige bijstand inzake
de invordering van belastingschulden, alvorens te kunnen worden bekrachtigd, ingevolge
artikel 60, lid 2, der Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal behoeft, en dat het in verband met bovengenoemd
Verdrag nodig is enige voorzieningen te treffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: