Besluit militaire medailles

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 18-07-2018 t/m heden

Besluit van 25 januari 1951, houdende bepalingen voor toekenning van onderscheidingen voor langdurige trouwe dienst aan beroepsmilitairen beneden de rang van tweede-luitenant, behorende tot de Koninklijke landmacht

Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Oorlog van 20 Januari 1951, Directoraat Personeel, Afdeling A 1, bureau 2, Nr. 180417;

Overwegende, dat het wenselijk is het Koninklijk besluit van 18 Februari 1904, nr. 30, te herzien;

Overwegende voorts, dat wij bij voortduring blijk willen geven van Onze waardering voor langdurige trouwe militaire dienst van beroepsmilitairen;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

  • 1 Na het volbrengen van een eerlijke en trouwe dienst wordt een onderscheiding uitgereikt aan:

    • a. de militair beneden de rang van tweede-luitenant, die behoort tot het beroepspersoneel van de Koninklijke Landmacht, van de Koninklijke Luchtmacht of van de Koninklijke Marechaussee;

    • b. de reservist van de onder a. genoemde krijgsmachtdelen beneden de rang van tweede-luitenant, die krachtens een vrijwillige verbintenis verplicht is tot het verrichten van werkelijke dienst.

  • 2 De onderscheiding bestaat uit:

    • a. een bronzen medaille na 12 jaar dienst;

    • b. een zilveren medaille na 24 jaar dienst;

    • c. een gouden medaille na 36 jaar dienst.

  • 3 De medaille is 27 millimeter in doorsnee, op de voorzijde staat de Koninklijke mantel met een gekroonde W gestempeld, op de achterzijde staat ‘s Rijks wapen, rustende op militaire zinnebeelden, met het omschrift «Voor trouwe dienst» gestempeld.

  • 4 De medaille wordt gedragen op een lint van oranje moiré zijde van 27 millimeter breed, dat in opgemaakte vorm 40 millimeter breed is.

Artikel 2

  • 1 Voor de toekenning van de in artikel 1 bedoelde medailles worden voorts vereist, zodanig goed gedrag en zodanig goede plichtsbetrachting gedurende de diensttijd of de aanstelling, als onder eerlijke en trouwe dienst behoort te worden verstaan.

  • 2 Is de toekenning van een medaille, in verband met berispelijk gedrag of onvoldoende plichtsbetrachting van de betrokkene, uitgesteld tot een later tijdstip dan waarop het recht daarop op normale wijze zou zijn verkregen, dan behoeft de toekenning van een medaille (medailles), waarop eventueel nog recht bestaat, niet evenredig later plaats te hebben.

  • 3 Aan de tot het beroepspersoneel der Koninklijke landmacht of der Koninklijke luchtmacht behorende militair beneden de rang van tweede-luitenant, die reeds in het bezit is van een hem op grond van de voor militairen van het voormalig Koninklijk Nederlands Indonesisch Leger geldende voorschriften toegekende zilveren medaille, wordt de zilveren medaille, waarop ingevolge dit besluit recht zou bestaan, niet toegekend.

Artikel 3

Van alle medailles wordt het oorspronkelijk toegekende exemplaar kosteloos aan de belanghebbende verstrekt, met dien verstande, dat in de plaats van een gouden- een verguld zilveren medaille wordt verstrekt.

Artikel 4

De medailles worden uitgereikt op een wijze, waaruit de waardering voor de bewezen diensten duidelijk blijkt.

Artikel 5

  • 1 Bij toekenning van de zilveren en de gouden medaille mogen respectievelijk de eerder toegekende bronzen en zilveren medaille niet meer worden gedragen.

    2. Behoudens het bepaalde bij artikel 10 blijven de toegekende medailles het eigendom van de begiftigde.

    3. Bij diens overlijden gaan zij in eigendom over op de erven.

Artikel 6

  • 1 Bij toekenning van de in artikel 1 bedoelde medailles wordt aan de begiftigde tevens een brevet uitgereikt, waaruit de toekenning blijkt.

    2. Behoudens het bepaalde bij artikel 10 blijven de uitgereikte brevetten zijn eigendom.

    3. Bij diens overlijden gaan zij in eigendom over op de erven.

Artikel 7

Het is de begiftigde vergund de medaille in verkleinde vorm te dragen in alle gevallen, waarbij het dragen van de model medaille niet verplicht is.

Artikel 8

Na ontslag uit de militaire dienst of na beëindiging van de aanstelling blijft de begiftigde gerechtigd tot het dragen van de hem laatstelijk toegekende model medaille, c.q. van de medaille in verkleinde vorm.

Artikel 9

  • 1 Het berekenen van de diensttijd tot het verkrijgen van de in artikel 1 van dit besluit bedoelde medailles geschiedt, behoudens de leden 2 tot en met 4 van dit artikel, overeenkomstig het berekenen van de diensttijd tot het verkrijgen van pensioen ingevolge de bij of krachtens de Kaderwet militaire pensioenen vastgestelde bepalingen inzake voor pensioen geldige diensttijd, met dien verstande dat:

    • a. voor de militair die tussen 31 december 1985 en 1 juli 1986 binnen de keerkringen, in arctische of antarctische gebieden was geplaatst, de duur van die plaatsing na 31 december 1985 dubbel telt;

    • b. die diensttijdbepalingen ter zake van dubbeltelling wegens krijgsverrichtingen, ongeoorloofde afwezigheid, alsmede de rekenmethode aan de hand van kalenderjaren, kalendermaanden, dagen en oefenuren niet van toepassing zijn.

    Met betrekking tot de vaststelling van de in artikel 1, tweede lid, onder b, respectievelijk onder c van dit besluit genoemde diensttijd worden evenwel ten hoogste zes, respectievelijk negen jaren dubbel geteld.

  • 2 Mede komt in aanmerking de tijd: a. welke op wachtgeld is doorgebracht door een - terzake van opheffing van de betrekking van de militair, of ter zake van verandering in de organisatie van de tak van dienst, waartoe de militair behoort - eervol ontslagen beroepsmilitair van de Koninklijke Landmacht, van de Koninklijke Luchtmacht of van de Koninklijke Marechaussee, beneden de rang van tweede-luitenant, die als zodanig is herplaatst, b. welke op pensioen is doorgebracht door een - terzake van het verbreken van zijn dienstverband tijdens de vijandelijke bezetting van Nederlands grondgebied - eervol ontslagen beroepsmilitair der Koninklijke landmacht, beneden de rang van twee-luitenant, die als zodanig is herplaatst, een en ander met inachtneming van de Wet van 8 maart 1956 (Stb. 132), voorzover deze van toepassing is.

  • 3 Voorts komt in aanmerking de diensttijd, welke een tijdens de vijandelijke bezetting van Nederlands grondgebied - terzake van overgang in een burgeroverheidsbetrekking - eervol ontslagen beroepsmilitair der Koninklijke landmacht, beneden de rang van tweede-luitenant, die als zodanig is herplaatst, na dat ontslag bij de Marechaussee, de Staatspolitie of de Rijkspolitie heeft volbracht.

  • 4 De tijd doorgebracht als vrijwilliger met z.g. kort dienstverband of als militieplichtige bij het voormalig Koninklijk Nederlands Indonesisch Leger, dan wel als schutterplichtige bij de voormalige troepenmacht (c.q. landmacht) in SURINAME en/of in CURAÇAO (c.q. NEDERLANDSE ANTILLEN) wordt - indien deze tijd niet reeds wordt vergolden op grond van het bepaalde in lid 1 van dit artikel - medegeteld op de in lid 1 van dit artikel aangegeven wijze, als ware die tijd diensttijd tot het verkrijgen van pensioen krachtens de bepalingen van de Algemene militaire pensioenwet.

  • 5 De tijd doorgebracht als reservist als bedoeld in artikel 1 wordt – indien deze tijd niet reeds wordt vergolden op grond van het eerste lid – meegeteld op de in het eerste lid aangegeven wijze, als ware die tijd diensttijd tot het verkrijgen van pensioen krachtens de bepalingen van de Algemene militaire pensioenwet.

Artikel 10

  • 1 De op grond van artikel 1 toegekende of laatstelijk toegekende medailles, alsmede het daarbij uitgereikte brevet, worden verbeurd:

    • a. door niet-eervol ontslag uit de militaire dienst of aanstelling;

    • b. door ontslag uit de militaire dienst of aanstelling krachtens rechterlijk vonnis;

    • c. door onherroepelijke veroordeling ter zake van desertie;

    • d. door verlaging, opgelegd als krijgstuchtelijke straf, dan wel bij rechterlijk gewijsde bevolen.

  • 2 De met een medaille begiftigde, die verkeert in één der gevallen in het voorgaande lid bedoeld, is verplicht de hem toegekende of laatstelijk toegekende medaille, alsmede het daarbij behorende brevet, naar door Onze Minister van Defensie te stellen regelen, af te geven of toe te zenden aan een door genoemde Minister aan te wijzen autoriteit.

  • 3 Bij het verbeuren van de medaille wordt het daarbij uitgereikte brevet vernietigd.

Artikel 11

Aan hen, die op of nà 5 September 1944 zijn herplaatst als beroepsmilitair der Koninklijke landmacht beneden de rang van tweede-luitenant, doch vóór de inwerkingtreding van dit besluit wederom eervol uit de militaire dienst zijn ontslagen, kan, indien zij in verband met de wijze, waarop hun diensttijd volgens de bepalingen van het Koninklijk besluit van 18 Februari 1904, nr. 30, werd berekend, niet voor toekenning van een medaille in aanmerking zijn gekomen, alsnog een medaille als bedoeld in dit besluit, worden toegekend, indien zij daarvoor naar het oordeel van Onze Minister van Defensie in aanmerking komen.

Artikel 13

Het Koninklijk besluit van 18 Februari 1904, nr. 30, wordt ingetrokken.

Onze Minister van Oorlog is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan de Algemene Rekenkamer.

's-Gravenhage , 25 Januari 1951

JULIANA.

De Minister van Oorlog,

H.L. s'JACOB.

Uitgegeven de negende Februari 1951.

De Minister van Justitie,

STRUYCKEN.

Naar boven