Besluit politieke delinquenten 1945

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m 31-12-2014

Besluit van 26 oktober 1945, houdende vaststelling van het Besluit politieke delinquenten 1945

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Op de voordracht van Onzen Minister van Justitie van 4 October 1945, no. 1120;

Overwegende, dat het wenschelijk is eenige regelen vast te stellen met betrekking tot politieke delinquenten;

Den Raad van State gehoord (advies van 16 October 1945, no. 18);

Gezien het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 22 October 1945, 6e Afdeeling, no. 1101;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Afdeeling I. Opsporingsambtenaren

Artikel 1

  • 2 Zij richten zich bij de uitvoering van hun taak naar de bevelen, hun bij uitsluiting gegeven door of vanwege den procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof, binnen welks ressort zij standplaats hebben.

Artikel 2

Onze Minister van Justitie stelt uit de door hem ingevolge artikel 1 aan te wijzen ambtenaren der politie hoofden van politieke recherche aan, die elk in hun ambtsgebied belast zijn met de leiding van de opsporing der in artikel 1 bedoelde feiten en gedragingen, alsmede met de hun bij of krachtens dit besluit opgedragen werkzaamheden. Het tweede lid van artikel 1 is van toepassing.

Afdeeling II. Officieren-Fiscaal

Artikel 3

Onze Minister van Justitie benoemt op voordracht van den procureur-fiscaal officieren-fiscaal, die vanwege den procureur-fiscaal de hun door dezen verleende bevoegdheden uitoefenen.

Artikel 4

  • 1 Tot officier-fiscaal zijn benoembaar Nederlanders en Nederlandsche onderdanen, tevens ingezetenen van het Koninkrijk, die tenminste den leeftijd van vijf en twintig jaren hebben bereikt.

  • 2 De officieren-fiscaal genieten een bezoldiging overeenkomstig door Onzen Minister van Justitie vast te stellen regelen.

Artikel 5

Alvorens in bediening te treden leggen de officieren-fiscaal naar de wijze hunner godsdienstige gezindheid ten overstaan van de president van het Bijzondere Gerechtshof, binnen welks ressort hun ambtsgebied is gelegen, den eed of de belofte af, dat zij hun taak naar plicht en geweten, nauwgezet, onpartijdig en als goede vaderlanders zullen vervullen.

Afdeeling III. Opsporing en aanhouding

Artikel 6

De in artikel 1 bedoelde opsporingsambtenaren oefenen behalve de bevoegdheden, in het Wetboek van Strafvordering aan opsporingsambtenaren toegekend, de hun in dit besluit toegekende bevoegdheden uit.

Artikel 6a

  • 1 De in artikel 1 bedoelde opsporingsambtenaren zijn bevoegd om personen, verdacht van een der in artikel 1 bedoelde feiten of gedragingen, aan te houden en hen naar een plaats van verhoor te geleiden.

  • 2 Zij mogen voor het verhoor niet langer dan vierentwintig uren worden opgehouden.

Artikel 7

De in artikel 1 bedoelde opsporingsambtenaren zijn te allen tijde bevoegd om in beslag te nemen, zoomede ter inbeslagneming de uitlevering te vorderen van alle roerende goederen, welke tot ontdekking der waarheid kunnen dienen.

Artikel 8

  • 1 De in artikel 1 bedoelde opsporingsambtenaren hebben te allen tijde toegang tot alle plaatsen, voorzoover zij betreding daarvan voor een goede vervulling van hun taak redelijkerwijze noodzakelijk oordeelen.

  • 2 In woningen treden zij tegen den wil van den bewoner niet binnen tenzij voorzien van een algemeenen of bijzonderen schriftelijken last, door den procureur-fiscaal of met zijn machtiging door den officier-fiscaal gegeven. Van dit binnentreden wordt binnen twee maal vier en twintig uren proces-verbaal opgemaakt. Daarin wordt mede van het tijdstip van het binnentreden en van het daarmede beoogde doel melding gemaakt.

Artikel 9

  • 1 Zij zijn bevoegd op iedere plaats, die zij betreden, huiszoeking of onderzoek te doen.

Artikel 10

  • 1 De procureur-fiscaal kan ter inbeslagneming de uitlevering tegen ontvangstbewijs bevelen van de pakketten, brieven, stukken en andere berichten, welke aan de post, de telegrafie of andere instelling van vervoer zijn toevertrouwd; een en ander voorzoover zij klaarblijkelijk voor een van een der in artikel 1 bedoelde feiten of gedragingen verdachten persoon bestemd of van hem afkomstig zijn.

  • 2 Ieder, die ten behoeve van dat vervoer zoodanige zaken onder zich heeft of krijgt, geeft dienaangaande den procureur-fiscaal op diens vordering de door hem gewenschte inlichtingen.

  • 3 De procureur-fiscaal geeft pakketten, brieven, stukken en andere berichten, waarvan de inbeslagneming niet wordt gehandhaafd, onverwijld aan den vervoerder ter verzending terug.

Artikel 11

  • 1 De procureur-fiscaal kan van de in artikel 10 bedoelde pakketten, brieven, stukken en andere berichten kennis nemen, ook voorzoover deze gesloten zijn. Indien de inhoud niet voor het onderzoek van belang is, verzendt de procureur-fiscaal deze onverwijld naar hun bestemming.

  • 2 Van de inbeslagneming, de teruggave, de opening en de verzending wordt door den procureur-fiscaal proces-verbaal opgemaakt, dat bij de processtukken wordt gevoegd.

  • 3 Ieder, die werkzaam is bij een instelling van telefonie, geeft terzake van alle verkeer, hetwelk door tusschenkomst van die instelling is geschied, aan den procureur-fiscaal op diens vordering de door dezen gewenschte inlichtingen.

Afdeeling IV. Bewaring

Artikel 12

  • 1 Personen, verdacht van een der in artikel 1 bedoelde feiten of gedragingen, kunnen door of vanwege den procureur-fiscaal in bewaring worden gesteld.

  • 2 Het bevel tot bewaring wordt niet gegeven dan nadat de betrokkene is gehoord. Van het verhoor wordt proces-verbaal opgemaakt.

  • 3 Het bevel is van kracht gedurende ten hoogste veertien dagen en kan telkens voor een termijn van ten hoogste drie maanden worden verlengd.

  • 4 Het bevel kan schriftelijk of mondeling worden gegeven; een mondeling bevel moet binnen vier en twintig uren schriftelijk worden bevestigd.

Artikel 13

De in bewaring gestelde personen worden aan geen andere beperkingen onderworpen dan die voor het doel hunner opsluiting in het belang der orde of ter handhaving van het moreel volstrekt noodzakelijk zijn.

Zij zullen te werk gesteld kunnen worden.

Artikel 13a

Ten aanzien van de bevoegdheden van den raadsman betreffende het verkeer met den verdachte, die in bewaring is gesteld, is artikel 50 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat hetgeen daar ten aanzien van den rechter-commissaris, den officier van justitie en de rechtbank is bepaald, ten deze geldt voor den raadsheer-commissaris in het Bijzondere Gerechtshof, den procureur-fiscaal bij dat Hof en den raadsheer of raadsheer-plaatsvervanger, bedoeld in artikel 16, tweede lid, en met dien verstande, dat in het geval, bedoeld in artikel 31 van het Tribunaalbesluit, uitsluitend dat artikel toepassing vindt.

Artikel 13b

  • 1 De procureur-fiscaal bij het Bijzondere Gerechtshof staat aan den raadsman van den verdachte, die in bewaring is gesteld, op diens verzoek toe van het dossier kennis te nemen.

  • 2 Niettemin kan de procureur-fiscaal, indien het belang van het onderzoek dit vordert, den raadsman de kennisneming van bepaalde stukken onthouden. In dit geval wordt den raadsman schriftelijk medegedeeld, dat de hem ter inzage gegeven stukken niet volledig zijn.

  • 3 Aan den raadsman mag niet worden onthouden de kennisneming van het schriftelijk gegeven of bevestigd bevel tot bewaring en van de processen-verbaal van de verhooren van den verdachte.

  • 4 Indien den raadsman de kennisneming van stukken wordt onthouden, kan hij daartegen binnen drie dagen na de mededeeling, vermeld in het tweede lid, een bezwaarschrift indienen bij den raadsheer of raadsheer-plaatsvervanger, bedoeld in artikel 16, tweede lid, die binnen vijf dagen beslist.

Afdeeling V. Invrijheidstelling

Artikel 14

  • 1 Een bewaarde wordt in vrijheid gesteld:

    • 1°. indien blijkt, dat de gerezen verdenking hetzij ongegrond is, hetzij onvoldoende gegrond om voortzetting der bewaring te rechtvaardigen;

    • 2°. indien niet blijkt, dat de schuld van den betrokkene van zoodanigen aard is, dat oplegging van een straf of maatregel ingevolge het Besluit Buitengewoon Strafrecht of het Tribunaalbesluit gerechtvaardigd is te achten;

    • 3°. indien redelijkerwijze moet worden aangenomen, dat de bewaarde bij oplegging van een straf of maatregel ingevolge het Besluit Buitengewoon Strafrecht of het Tribunaalbesluit niet langer van zijn vrijheid zal worden beroofd dan voor den tijd gedurende welken hij in bewaring is geweest;

    • 4°. indien voortzetting van de bewaring, gezien den geestelijken of lichamelijken toestand van den bewaarde of de belangen van zijn gezin in verband met den ernst van de feiten en gedragingen, waarvan hij verdacht wordt, redelijkerwijze niet is gerechtvaardigd.

  • 2 Een bewaarde kan in vrijheid worden gesteld, indien te zijnen aanzien niet is gebleken, dat hij de belangen van den Staat in feite heeft geschaad dan wel het leven, de vrijheid of het goed van medeburgers in feite heeft in gevaar gebracht, terwijl geen gewichtige omstandigheden den ernst van de feiten en gedragingen, waarvan hij verdacht wordt, verzwaren.

  • 3 Indien de bewaarde, die krachtens een der beide voorgaande leden voor invrijheidstelling in aanmerking komt, een vreemdeling is, wordt het dossier in handen gesteld van het hoofd van plaatselijke politie van de gemeente, waarin de vreemdeling het laatst zijn woon- of verblijfplaats heeft gehad, en indien hij geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft gehad, in handen van het hoofd van den Rijksvreemdelingendienst. Na ontvangst van het dossier wordt zoo spoedig mogelijk beslist of de vreemdeling al dan niet ten fine van uitleiding in bewaring zal blijven.

Artikel 15

  • 1 Behoudens het bepaalde in het volgende artikel wordt last tot invrijheidstelling gegeven door of vanwege den procureur-fiscaal bij het Bijzondere Gerechtshof, die de zaak, waarin een bevel tot bewaring is gegeven, in behandeling heeft, of daarin een fiat-behandeling voor een Tribunaal heeft verleend.

  • 2 Van den last wordt een acte opgemaakt, waarvan een afschrift aan den in vrijheid gestelde wordt uitgereikt.

Artikel 16

  • 1 Een bewaarde, die zich langer dan veertien dagen in bewaring bevindt, of zijn raadsman, kan een schriftelijk verzoek tot invrijheidstelling indienen bij het Bijzondere Gerechtshof of bij het Tribunaal.

  • 2 Op het verzoek wordt beslist door een raadsheer of raadsheer-plaatsvervanger in het Bijzondere Gerechtshof, daartoe voor den tijd van een jaar door Onzen Minister van Justitie op voordracht van den president aangewezen, of, indien een fiat-behandeling voor een Tribunaal is verleend, door het Tribunaal.

  • 3 Een verkeerd gericht verzoek wordt zoo mogelijk aan het bevoegd college doorgezonden en anders teruggestuurd.

  • 4 Tijdens of na de behandeling ter zitting wordt het bevel tot invrijheidstelling uitsluitend gegeven door het college, voor hetwelk de zaak dient of het laatst gediend heeft, ambtshalve, op vordering van den procureur-fiscaal of op verzoek van den bewaarde of diens raadsman. Artikel 15, tweede lid, is van toepassing.

Artikel 17

Het verzoek kan buiten behandeling blijven:

  • 1°. indien reeds een dag voor de behandeling van de zaak ter zitting van het Bijzondere Gerechtshof of het Tribunaal is bepaald;

  • 2°. indien een vroeger verzoek is afgewezen.

Artikel 17a

  • 1 De raadsheer of het Tribunaal geeft zoo spoedig mogelijk een schriftelijke beslissing, na desgeraden den bewaarde, diens raadsman en, voor zoover den raadsheer betreft, bovendien den procureur-fiscaal in de gelegenheid te hebben gesteld te worden gehoord.

  • 2 Verzoeken tot invrijheidstelling van hen, die na de inwerkingtreding van deze wet in bewaring zijn gesteld, worden behandeld bij voorrang boven alle andere verzoeken.

  • 3 Indien het verzoek wordt afgewezen, kan bij de beschikking een termijn worden vastgesteld, na afloop waarvan een herhaald verzoek niet buiten behandeling zal worden gelaten. De afloop van dezen termijn, die tenminste drie maanden na dagteekening der beschikking bedraagt, wordt zooveel doenlijk niet later gesteld dan het tijdstip, waarop naar het aanvankelijk oordeel van den raadsheer of het Tribunaal de bewaarde, ware hij reeds berecht, na het verstrijken van den duur van de straf of maatregel in vrijheid zou zijn gesteld.

  • 4 Na afloop van den termijn wordt een herhaald verzoek bij voorrang behandeld, mits dit verzoek wordt gedaan met gebruikmaking van een formulier van een daartoe door Onzen Minister van Justitie vastgesteld model. Een exemplaar van dit formulier wordt daartoe den bewaarde tegelijk met het afschrift der beslissing uitgereikt.

  • 5 Ook van de overige afwijzende en van de toewijzende beslissingen wordt den bewaarde onverwijld een afschrift uitgereikt.

Afdeeling VI. Buitenvervolgingstelling

Artikel 18

  • 1 Bewaarden, die in vrijheid worden gesteld, en andere personen, die verdacht worden van feiten en gedragingen, vallende onder het Besluit Buitengewoon Strafrecht en het Tribunaalbesluit, kunnen door of vanwege den procureur-fiscaal bij het Bijzondere Gerechtshof, die de zaak in behandeling heeft, al dan niet voorwaardelijk buiten vervolging worden gesteld.

  • 2 Buitenvervolgingstelling heeft mede als rechtsgevolg, dat de gedragingen van den betrokkene niet meer kunnen worden onderworpen aan het oordeel van het Tribunaal.

Artikel 19

De buitenvervolgingstelling geschiedt onvoorwaardelijk:

  • 1e. indien de gerezen verdenking ongegrond is gebleken;

  • 2e. indien niet blijkt, dat de schuld van den betrokkene van zoodanigen aard is, dat oplegging van een straf of maatregel ingevolge het Besluit Buitengewoon Strafrecht of het Tribunaalbesluit gerechtvaardigd is te achten.

Artikel 20

  • 1 In alle overige gevallen geschiedt de buitenvervolgingstelling voorwaardelijk en wel met inachtneming van het bepaalde in de navolgende leden.

  • 2 Steeds wordt de algemeene voorwaarde gesteld, dat de buiten vervolging gestelde zich als een goed Nederlander zal gedragen.

  • 3 Daarnaast worden één of meer van de navolgende bijzondere voorwaarden gesteld:

    • a. ondertoezichtstelling van den buiten vervolging gestelde;

    • b. verplichting zich te gedragen naar de aanwijzingen van aangewezen instellingen of personen;

    • c. verbod om te gaan met bepaalde personen;

    • d. verbod tot bepaalde vereenigingen toe te treden of bepaalde vergaderingen bij te wonen;

    • e. verplichting tot het verrichten van arbeid;

    • f. verplichting tot het verrichten van bepaalden arbeid;

    • g. aanwijzing van een bepaalde verblijfplaats;

    • h. verplichting zich op bepaalde tijdstippen te melden;

    • i. handhaving van de onderbeheerstelling van het vermogen van den buiten vervolging gestelde met opdracht van het bewind over het vermogen aan het Beheersinstituut, bedoeld in artikel 33 van het Besluit Vijandelijk Vermogen;

    • j. verplichting tot storting van een waarborgsom tot een onbeperkt bedrag ter waarborging van de naleving van andere bijzondere voorwaarden;

    • k. verplichting binnen te bepalen termijn van bepaalde goederen afstand te doen;

    • l. verplichting binnen te bepalen termijn een bepaald bedrag te betalen.

  • 4 De voorwaarden, behalve die genoemd in het voorgaande lid onder k en l, gelden voor een proeftijd van ten hoogste drie jaren. De proeftijd kan tweemaal worden verlengd, telkens voor de helft van den duur van den oorspronkelijk opgelegden proeftijd. Voor den duur van den proeftijd telt niet mede, dat den buiten vervolging gestelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen.

  • 5 Het toezicht op de naleving der voorwaarden geschiedt door of vanwege den procureur-fiscaal.

Artikel 21

  • 1 In geval van voorwaardelijke buitenvervolgingstelling is de buiten vervolging gestelde van rechtswege voor tien jaren ontzet van het recht tot:

    • 1°. Het bekleeden van ambten, het verrichten van werkzaamheden krachtens indienstneming op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht door of vanwege het Rijk of eenig openbaar lichaam daaronder niet begrepen.

    • 2e. het dienen bij de gewapende macht;

    • 3e. het kiezen en de verkiesbaarheid bij krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven verkiezingen;

    • 4e. het zijn van raadsman of gerechtelijk bewindvoerder, tenzij door of vanwege den procureur-fiscaal anders wordt bepaald.

  • 3 Hij, die een recht uitoefent, wetende dat hij daarvan ingevolge het voorgaande lid is ontzet, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van ten hoogste tien duizend gulden. Het feit wordt beschouwd als een misdrijf.

Artikel 22

  • 1 De buitenvervolgingstelling geschiedt bij schriftelijke beslissing, welke den betrokkene tegen ontvangstbewijs wordt uitgereikt of bij aangeteekenden brief met ontvangstbewijs wordt toegezonden.

  • 2 Geschiedt de buitenvervolgingstelling voorwaardelijk, zoo vangt de proeftijd aan op het oogenblik van uitreiking of ontvangst van de beslissing.

Afdeeling VII. Wijziging van de beslissingen betreffende invrijheidstelling en buitenvervolgingstelling

Artikel 23

  • 1 Indien nieuwe gronden van verdenking rijzen, omstandigheden bekend worden, welke een nieuw licht werpen op oude gronden of de gezindheid van den betrokkene, of voorwaarden, gesteld bij een buitenvervolgingstelling, niet worden nageleefd of nader niet wenschelijk blijken, kan door of vanwege den procureur-fiscaal:

    • 1e. wijziging worden gebracht in de bijzondere voorwaarden, bij een buitenvervolgingstelling gesteld;

    • 2e. een buitenvervolgingstelling worden ingetrokken;

    • 3e. een bevel worden gegeven tot aanhouding en bewaring van den betrokkene;

    • 4e. alleen bij niet-naleving van bijzondere voorwaarden: een gestelde waarborgsom geheel of gedeeltelijk worden verbeurdverklaard.

  • 2 Voor zoover in het verleden voldaan is aan voorwaarden, welke ingevolge een beslissing, genomen krachtens het eerste lid, wegvallen, wordt deze voldoening niet ongedaan gemaakt, tenzij door of vanwege den procureur-fiscaal anders wordt beslist.

  • 3 De beslissingen, in dit artikel genoemd, met uitzondering van die tot wijziging van voorwaarden, vermeld in artikel 20, derde lid onder a-e, worden niet genomen, dan na verhoor of oproeping van den betrokkene. Deze kan zich bij zijn verhoor door een advocaat, binnen het rijk de praktijk uitoefenende, doen bijstaan. Van het verhoor wordt een proces-verbaal opgemaakt.

  • 4 De beslissingen, in dit artikel genoemd, worden schriftelijk genomen en den betrokkene tegen ontvangstbewijs uitgereikt of bij aangeteekenden brief met ontvangstbewijs toegezonden.

Artikel 24

Afgezien van het geval, genoemd in het voorgaande artikel en van dat, bedoeld in artikel 37 van het Tribunaalbesluit, kan een in vrijheid gestelde niet opnieuw worden aangehouden of in bewaring gesteld op verdenking van een der in artikel 1 bedoelde feiten of gedragingen.

Afdeeling VIII. Verzet tegen beslissingen betreffende voorwaardelijke buitenvervolgingstelling

Artikel 25

  • 1 Tegen een beslissing van voorwaardelijke buitenvervolgingstelling kan de betrokkene verzet doen uiterlijk binnen den tijd van veertien dagen na dien van aanvang van den proeftijd.

  • 2 Het verzet kan worden beperkt tot de ontzetting uit de in artikel 21 genoemde rechten.

  • 3 Verzet kan ook worden gedaan tegen een beslissing tot wijziging van de bijzondere voorwaarden, bij een buitenvervolgingstelling gesteld, voor zoover die beslissing betreft voorwaarden, genoemd in artikel 20, derde lid onder f-l. Het verzet kan worden gedaan uiterlijk binnen veertien dagen na dien, waarop de betrokkene van de beslissing kennis heeft gekregen.

Artikel 26

  • 1 Het verzet geschiedt door het afleggen van een verklaring ten parkette van den procureur-fiscaal, door of vanwege wien de beslissing is genomen, of ter griffie van de rechtbank, van het arrondissement waarin de buitenvervolging gestelde zijn woon- of verblijfplaats heeft.

  • 2 De verklaring wordt afgelegd door den buiten vervolging gestelde, zijn raadsman, indien deze verklaart bepaaldelijk daartoe te zijn gevolmachtigd, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gemachtigde. Wordt de verklaring afgelegd ter griffie van een rechtbank, dan stelt de griffier terstond bij aangeteekenden brief den procureur-fiscaal, bedoeld in het voorgaande lid, hiervan in kennis onder mededeeling, zoo noodig, dat de verklaring is afgelegd door den raadsman, of, indien de verklaring is afgelegd door een schriftelijk gemachtigde, met medezending van de volmacht.

  • 3 Van het afleggen van de verklaring doet de procureur-fiscaal zoo spoedig mogelijk aanteekening in een daartoe bestemd, ten parkette berustend register.

  • 4 Een op ambtseed opgemaakt afschrift van de in het voorgaande lid bedoelde aanteekening voegt de procureur-fiscaal bij de processtukken.

Artikel 27

  • 1 Uiterlijk tot den aanvang der behandeling van het verzet kan dit worden ingetrokken. Het voorgaande artikel is van overeenkomstige toepassing.

  • 2 Intrekking van het verzet brengt mede afstand van de bevoegdheid om opnieuw in verzet te komen.

Artikel 28

Het verzet schorst noch de verplichting tot naleving van de voorwaarden noch de ontzetting uit de in artikel 21 genoemde rechten, zoolang daarop niet bij onherroepelijke uitspraak is beslist.

Artikel 29

Het verzet brengt van rechtswege mede behandeling van de zaak, al naar gelang van haar aard, overeenkomstig het Besluit Buitengewoon Strafrecht en het Besluit Buitengewone Rechtspleging, indien het Bijzondere Gerechtshof, en overeenkomstig het Tribunaalbesluit, indien het Tribunaal ervan kennis neemt.

Artikel 30

  • 1 Indien degene, die in verzet is gekomen, niet ten dienende dage in rechten verschijnt, wordt het verzet vervallen verklaard. Geen hoogere voorziening staat hiertegen open.

  • 2 Evenwel kan bij niet-verschijniing eens of meer malen schorsing van het onderzoek worden bevolen, ten einde dengene, die in verzet is gekomen, zoo hij verhinderd was het onderzoek bij te wonen, daartoe alsnog in de gelegenheid te stellen; indien hij ook dan niet verschijnt, is het voorgaande lid van toepassing.

Artikel 31

Indien degene, die in verzet is gekomen tegen een beslissing van voorwaardelijke buitenvervolgingstelling, ten dienende dage in rechten verschijnt, wordt de zaak behandeld, als ware een voorwaardelijke buitenvervolgingstelling niet voorafgegaan.

Artikel 32

  • 1 Indien het verzet is beperkt tot de ontzetting uit de in artikel 21 genoemde rechten of is gedaan tegen een beslissing tot wijziging van de bijzondere voorwaarden, geschiedt, in afwijking in zooverre van het bepaalde in artikel 29, de behandeling steeds door den president van het Bijzondere Gerechtshof of een door dezen daartoe aangewezen rechtsgeleerden raadsheer, die zich bij de behandeling bepaalt tot een summiere kennisneming van de processtukken.

  • 2 Indien in de in het voorgaande lid omschreven gevallen degene, die in verzet is gekomen, ten dienende dage verschijnt, wordt de beslissing van den procureur-fiscaal bekrachtigd en wel met geheele of gedeeltelijke vernietiging daarvan een nieuwe beslissing genomen. Geen hoogere voorziening staat hiertegen open.

Afdeeling IX. Overgangs- en slotbepalingen

§ 1. Overgangsbepaling

Artikel 33

Een bewaring, van kracht op het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit, wordt geacht door of vanwege den procureur-fiscaal met ingang van dit tijdstip voor een termijn van drie maanden te zijn verlengd.

Artikel 34

Met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit kan een Tribunaal slechts zaken in behandeling nemen, ten aanzien waarvan de procureur-fiscaal een fiatbehandeling heeft verleend.

§ 2. Slotbepalingen

Artikel 35

Onze Minister van Justitie stelt regelen vast ter uitvoering van dit besluit.

Artikel 40

  • 1 Dit besluit, ten aanzien waarvan de bevoegdheid, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van het Besluit op den bijzonderen staat van beleg, niet kan worden uitgeoefend, treedt in werking op den tweeden dag na dien zijner afkondiging.

  • 2 Het kan worden aangehaald als "Besluit politieke delinquenten 1945".

Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in het Staatsblad zal worden geplaatst.

's-Gravenhage, den 26sten October 1945

WILHELMINA.

De Minister van Justitie,

KOLFSCHOTEN.

Uitgegeven den zeven en twintigsten October 1945.

De Minister van Justitie,

KOLFSCHOTEN.

Naar boven