Wet op de goudclausules 1937

Geraadpleegd op 24-04-2024.
Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Wet van 24 mei 1937, houdende maatregelen tot nietigverklaring van goudclausules in bepaalde overeenkomsten

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is, in verband met het Koninklijk besluit van 26 September 1936, N°. 52, bekrachtigd bij de Wet van 30 September 1936 (Staatsblad N°. 101), goudclausules, voorkomende in bepaalde overeenkomsten, nietig te verklaren;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

Deze wet verstaat onder:

  • a. Goudclausules: alle clausules en alle bedingen, in welken vorm of onder welke benaming ook opgesteld, welke de strekking hebben den schuldeischer voor de gevolgen van waardedaling van den euro ten opzichte van het goud geheel of ten deele te vrijwaren.

  • b. Binnenlandsche overeenkomsten: overeenkomsten, waarbij de door den schuldenaar aangegane verplichting hetzij is uitgedrukt of mede is uitgedrukt in een bepaald bedrag van de munt van het Koninkrijk, hetzij is uitgedrukt uitsluitend in goudgewicht, hetzij in de tegenwaarde daarvan in de munt van het Koninkrijk, indien althans op 26 September 1936 de nakoming dier verplichting slechts binnen het Koninkrijk rechtsgeldig zou hebben kunnen plaats vinden.

Artikel 2

Ingevolge deze wet zijn nietig goudclausules, voorkomende in binnenlandsche overeenkomsten van geldleening of van vestiging van altijddurende renten, van verhuring of verpachting, of tot vestiging van een zakelijk recht op een onroerende zaak, welke vóór 27 September 1936 zijn aangegaan.

Artikel 3

Wanneer in de in artikel 2 bedoelde overeenkomsten de verplichting van den schuldenaar hetzij is uitgedrukt of mede is uitgedrukt in Nederlandsche gouden munt, hetzij is uitgedrukt uitsluitend in goudgewicht, hetzij in de tegenwaarde daarvan in de munt van het Koninkrijk, is de schuld gekweten, indien betaling plaats vindt van de tegenwaarde van de verschuldigde hoeveelheid goud in munt van het Koninkrijk, omgerekend tegen een koers van € 750,30 voor één kilogram goud.

Artikel 4

Deze wet is niet van toepassing op de ter beurze van Amsterdam in de Prijscourant van de Vereeniging voor den Effectenhandel genoteerde geldleeningen.

Artikel 6

  • 1 Deze wet treedt in werking met ingang van den dag na dien harer afkondiging.

  • 2 Zij werkt terug tot en met 26 September 1936.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst, en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven ten Paleize het Loo, den 24sten Mei 1937

WILHELMINA.

De Minister van Justitie,

VAN SCHAIK.

De Minister van Financiën,

OUD.

Uitgegeven den zeven en twintigsten Mei 1937.

De Minister van Justitie,

VAN SCHAIK.

Naar boven