Wet van den 21sten April 1933, tot verzekering van mijnarbeiders tegen geldelijke
gevolgen van invaliditeit en ouderdom
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau,
enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is, dat nadere regelen
worden gesteld met betrekking tot de verzekering van mijnarbeiders tegen geldelijke
gevolgen van invaliditeit en ouderdom;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: