Besluit aanwijzing wetenschappelijke inrichtingen

[Regeling vervallen per 01-01-2006.]
Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 11-06-1922 t/m 31-12-2005

Besluit van 23 februari 1922, ter uitvoering van artikel 3 der Veewet

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz, enz, enz.

Op de voordracht van Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel van 31 October 1921, Directie van den Landbouw, n°. 16141, 3e Afdeeling;

Overwegende, dat volgens artikel 3 der Veewet bij algemeenen maatregel van bestuur moet worden bepaald, welke wetenschappelijke inrichtingen geheel of ten deele ten dienste van den veeartsenijkundigen dienst zullen worden gebezigd, en op welke wijze de ambtenaren van dien dienst met de leiders dier inrichtingen zullen samenwerken;

Den Raad van State gehoord (advies van 15 November 1921, n°. 42);

Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 20 Februari 1922, Directie van den Landbouw, n°. 2811, 3e Afdeeling;

Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen:

Artikel 1

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

Als wetenschappelijke inrichtingen, welke ten dienste van den veeartsenijkundigen dienst zullen worden gebezigd, worden aangewezen:

  • a. het Instituut voor parasitaire en besmettelijke ziekten van de Veeartsenijkundige Hoogeschool te Utrecht;

  • b. de Rijksseruminrichting.

Door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel kunnen andere wetenschappelijke inrichtingen worden aangewezen, welke ten dienste van den veeartsenijkundigen dienst zullen worden gebezigd.

Artikel 2

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

De inrichtingen, bedoeld in het vorig artikel, staan ten dienste van den veeartsenijkundigen dienst voor zooveel zij daartoe, met inachtneming van het doel, waarvoor zij zijn gesticht, door Onzen Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel worden aangewezen.

Artikel 3

[Regeling vervallen per 01-01-2006]

  • 1 De leiders der inrichtingen, bedoeld in artikel 1, onderzoeken het materiaal, hetwelk door de ambtenaren van den veeartsenijkundigen dienst ter onderzoek wordt toegezonden.

  • 2 Zij stellen desgewenscht hem, die het materiaal heeft gezonden, in de gelegenheid bij dat onderzoek tegenwoordig te zijn of dat onderzoek zelf te verrichten.

  • 3 Van het onderzoek wordt rapport uitgebracht.

  • 4 Indien het betreft ziektegevallen, uit een oogpunt van veeartsenijkundige politie van hoogst ernstigen aard, wordt van dit rapport afschrift gezonden aan den directeur en den inspecteur-districtshoofd. Ditzelfde geschiedt ten aanzien van de gevallen, waaromtrent de directeur van den veeartsenijkundigen dienst mededeeling van het resultaat van het onderzoek heeft verzocht.

Onze Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State.

's-Gravenhage, den 23sten Februari 1922

WILHELMINA.

De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,

H. A. VAN IJSSELSTEIJN.

Uitgegeven den twee en twintigsten Mei 1922.

De Minister van Justitie,

HEEMSKERK.

Naar boven