Wet bepaling betreffende het gebruik van grond voor mijnontginning

[Regeling vervallen per 01-01-2003.]
Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 05-04-1915 t/m 31-12-2002

Wet van 6 maart 1915, houdende bepaling betreffende het gebruik van grond voor mijnontginning

Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, saluut! doen te weten:

Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is een voorziening te treffen met het oog op de mogelijkheid, dat voor eenzelfde veld meer dan eene mijnconcessie wordt verleend;

Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Eenig artikel

[Regeling vervallen per 01-01-2003]

  • 1 Bij eene acte van concessie als bedoeld in artikel 5 der wet van 21 April 1810, concernant les mines, les minières et les carrières, (Bulletin des Lois n°. 285) kan worden bepaald, dat in het belang van een andere voor hetzelfde veld reeds verleende of nog te verleenen mijnconcessie terreinen kunnen worden aangewezen, die door den concessionaris niet voor zijne ontginning zullen mogen worden gebruikt.

  • 2 Deze aanwijzing geschiedt met Onze machtiging door Onzen Minister, die met de uitvoering van het besluit tot verleening der concessie is belast.

Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle Ministerieele Departementen, Autoriteiten, Colleges en Ambtenaren, wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven te 's-Gravenhage, den 6den Maart 1915.

WILHELMINA.

De Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,

POSTHUMA.

Uitgegeven den zestienden Maart 1915.

De Minister van Justitie,

B. ORT.

Naar boven