§ 2. De maker van het werk
Artikel 3
[Vervallen per 01-01-1957]
-
1 Behoudens bewijs van het tegendeel wordt voor den maker gehouden hij die op of in
het werk als zoodanig is aangeduid, of bij gebreke van zulk eene aanduiding, degene,
die bij de openbaarmaking van het werk als maker daarvan is bekend gemaakt door hem,
die het openbaar maakt.
-
2 Wordt bij het houden van een niet in druk verschenen mondelinge voordracht geen mededeling
omtrent de maker gedaan, dan wordt, behoudens bewijs van het tegendeel, voor de maker
gehouden hij die de mondelinge voordracht houdt.
-
1 Van een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, hetwelk bestaat uit afzonderlijke
werken van twee of meer personen, wordt, onverminderd het auteursrecht op ieder werk
afzonderlijk, als de maker aangemerkt degene, onder wiens leiding en toezicht het
gansche werk is tot stand gebracht, of bij gebreke van dien, degene, die de verschillende
werken verzameld heeft.
-
2 Als inbreuk op het auteursrecht op het gansche werk wordt beschouwd het verveelvoudigen
of openbaar maken van eenig daarin opgenomen afzonderlijk werk, waarop auteursrecht
bestaat, door een ander dan den maker daarvan of diens rechtverkrijgenden.
-
3 Is zulk een afzonderlijk werk niet te voren openbaar gemaakt, dan wordt, tenzij tusschen
partijen anders is overeengekomen, als inbreuk op het auteursrecht op het gansche
werk beschouwd het verveelvoudigen of openbaar maken van dat afzonderlijk werk door
den maker daarvan of diens rechtverkrijgenden, indien daarbij niet het werk vermeld
wordt, waarvan het deel uitmaakt.
Indien een werk is tot stand gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens
leiding en toezicht, wordt deze als de maker van dat werk aangemerkt.
Indien de arbeid, in dienst van een ander verricht, bestaat in het vervaardigen van
bepaalde werken van letterkunde, wetenschap of kunst, dan wordt, tenzij tusschen partijen
anders is overeengekomen, als de maker van die werken aangemerkt degene, in wiens
dienst de werken zijn vervaardigd.
Indien eene openbare instelling, eene vereeniging, stichting of vennootschap, een
werk als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder daarbij eenig natuurlijk persoon
als maker er van te vermelden, wordt zij, tenzij bewezen wordt, dat de openbaarmaking
onder de bedoelde omstandigheden onrechtmatig was, als de maker van dat werk aangemerkt.
Indien op of in eenig in druk verschenen exemplaar van het werk de maker niet, of
niet met zijn waren naam, is vermeld, kan tegenover derden het auteursrecht ten behoeve
van den rechthebbende worden uitgeoefend door dengene, die op of in dat exemplaar
van het werk als de uitgever ervan is aangeduid, of bij gebreke van zoodanige aanduiding,
door dengene, die op of in het exemplaar van het werk als de drukker ervan is vermeld.
§ 6. De beperkingen van het auteursrecht
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het overnemen van nieuwsberichten, gemengde berichten, of artikelen
over actuele economische, politieke, godsdienstige of levensbeschouwelijke onderwerpen
alsmede van werken van dezelfde aard die in een dag-, nieuws- of weekblad, tijdschrift,
radio- of televisieprogramma of ander medium dat eenzelfde functie vervult, zijn openbaar
gemaakt, indien:
-
1°. het overnemen geschiedt door een dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift, in een
radio- of televisieprogramma of ander medium dat een zelfde functie vervult;
-
2°.
artikel 25 in acht wordt genomen;
-
3°. de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke wijze wordt vermeld; en
-
4°. het auteursrecht niet uitdrukkelijk is voorbehouden.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het citeren uit een werk in een aankondiging, beoordeling, polemiek
of wetenschappelijke verhandeling of voor een uiting met een vergelijkbaar doel mits:
-
1°. het werk waaruit geciteerd wordt rechtmatig openbaar gemaakt is;
-
2°. het citeren in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk
verkeer redelijkerwijs geoorloofd is en aantal en omvang der geciteerde gedeelten
door het te bereiken doel zijn gerechtvaardigd;
-
3°.
artikel 25 in acht wordt genomen; en
-
4°. voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke
wijze wordt vermeld.
Als inbreuk op het auteursrecht op een door of vanwege de openbare macht openbaar
gemaakt werk van letterkunde, wetenschap of kunst, waarvan de openbare macht de maker
of rechtverkrijgende is, wordt niet beschouwd verdere openbaarmaking of verveelvoudiging
daarvan, tenzij het auteursrecht, hetzij in het algemeen bij wet, besluit of verordening,
hetzij in een bepaald geval blijkens mededeling op het werk zelf of bij de openbaarmaking
daarvan uitdrukkelijk is voorbehouden. Ook als een zodanig voorbehoud niet is gemaakt,
behoudt de maker echter het uitsluitend recht, zijn werken, die door of vanwege de
openbare macht zijn openbaar gemaakt, in een bundel verenigd te doen verschijnen.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het uitlenen als bedoeld in artikel 12, eerste lid, onder 3°, van het geheel of een gedeelte van een exemplaar van het werk of van een verveelvoudiging
daarvan die door de rechthebbende of met zijn toestemming in het verkeer is gebracht,
mits degene die de uitlening verricht of doet verrichten een billijke vergoeding betaalt.
De eerste zin is niet van toepassing op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 12° tenzij dat werk onderdeel uitmaakt van een van gegevens voorziene informatiedrager
en uitsluitend dient om die gegevens toegankelijk te maken.
-
3 Bibliotheken, bekostigd door de Stichting fonds voor het bibliotheekwerk voor blinden
en slechtzienden, zijn voor het uitlenen ten behoeve van de bij deze bibliotheken
ingeschreven blinden en slechtzienden vrijgesteld van betaling van de in het eerste
lid bedoelde vergoeding.
De hoogte van de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie in
overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen
stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van de makers
of hun rechtverkrijgenden en de ingevolge artikel 15c, eerste lid, betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het
bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie in overeenstemming
met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het aantal bestuursleden
van deze stichting dient oneven te zijn.
Geschillen met betrekking tot de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank
te 's-Gravenhage.
-
1 De betaling van de in artikel 15c bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie in
overeenstemming met Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen aan te wijzen
naar hun oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast
is met de inning en de verdeling van deze vergoeding. In aangelegenheden betreffende
de vaststelling van de hoogte van de vergoeding en de inning daarvan alsmede de uitoefening
van het uitsluitende recht vertegenwoordigt de in de vorige zin bedoelde rechtspersoon
de rechthebbenden in en buiten rechte.
Degene die tot betaling van de in artikel 15c, eerste lid, bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden, voor zover geen ander tijdstip is
overeengekomen, vóór 1 april van ieder kalenderjaar aan de in artikel 15f, eerste lid, bedoelde rechtspersoon opgave te doen van het aantal rechtshandelingen, bedoeld
in artikel 15c. Hij is voorts gehouden desgevraagd aan deze rechtspersoon onverwijld de bescheiden
of andere informatiedragers ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk
is voor de vaststelling van de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
Tenzij anders overeengekomen, wordt niet als inbreuk op het auteursrecht op een werk
van letterkunde, wetenschap of kunst beschouwd het door middel van een besloten netwerk
beschikbaar stellen van een werk dat onderdeel uitmaakt van verzamelingen van voor
het publiek toegankelijke bibliotheken en musea of archieven die niet het behalen
van een direct of indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, door middel
van daarvoor bestemde terminals in de gebouwen van die instellingen aan individuele
leden van het publiek voor onderzoek of privé-studie.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking die uitsluitend bestemd is voor
mensen met een handicap, mits deze direct met de handicap verband houdt, van niet
commerciële aard is en wegens die handicap noodzakelijk is.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van gedeelten ervan uitsluitend
ter toelichting bij het onderwijs, voor zover dit door het beoogde, niet-commerciële
doel wordt gerechtvaardigd, mits:
-
1°. het werk waaruit is overgenomen rechtmatig openbaar gemaakt is;
-
2°. het overnemen in overeenstemming is met hetgeen naar de regels van het maatschappelijk
verkeer redelijkerwijs geoorloofd is;
-
3°.
artikel 25 in acht wordt genomen;
-
4°. Voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de maker, op duidelijke
wijze wordt vermeld; en
-
5°. aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding wordt betaald.
-
3 Waar het het overnemen in een compilatiewerk betreft, mag van dezelfde maker niet
meer worden overgenomen dan enkele korte werken of korte gedeelten van zijn werken,
en waar het geldt werken als bedoeld in artikel 10, eerste lid onder 6°., onder 9°. of onder 11°. niet meer dan enkele van die werken en in zodanige verveelvoudiging, dat deze door
haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij vervaardigd is, een duidelijk
verschil vertoont met het oorspronkelijke met dien verstande, dat wanneer van deze
werken er twee of meer verenigd openbaar zijn gemaakt, die verveelvoudiging slechts
ten aanzien van een daarvan geoorloofd is.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd een korte opname, weergave en mededeling ervan in het openbaar in een
foto-, film-, radio- of televisiereportage voor zover zulks voor het behoorlijk weergeven
van de actuele gebeurtenis welke het onderwerp der reportage uitmaakt, gerechtvaardigd
is en mits, voor zover redelijkerwijs mogelijk, de bron, waaronder de naam van de
maker, duidelijk wordt vermeld.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de verveelvoudiging welke beperkt blijft tot enkele exemplaren en welke
uitsluitend dient tot eigen oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon
die zonder direct of indirect commercieel oogmerk de verveelvoudiging vervaardigt
of tot het verveelvoudigen uitsluitend ten behoeve van zichzelf opdracht geeft.
-
2 Waar het geldt een dag-, nieuws- of weekblad of een tijdschrift of een boek of de
partituur of de partijen van een muziekwerk en de in die werken opgenomen andere werken,
blijft die verveelvoudiging bovendien beperkt tot een klein gedeelte van het werk,
behalve indien het betreft:
-
a. werken, waarvan naar redelijkerwijs mag worden aangenomen geen nieuwe exemplaren tegen
betaling, in welke vorm ook, aan derden ter beschikking zullen worden gesteld;
-
b. in een dag-, nieuws- of weekblad of tijdschrift verschenen korte artikelen, berichten
of andere stukken.
-
3 Waar het geldt een werk, als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onder 6°, moet de verveelvoudiging door haar grootte of door de werkwijze, volgens welke zij
vervaardigd is, een duidelijk verschil vertonen met het oorspronkelijke werk.
-
4 Indien een ingevolge dit artikel toegelaten verveelvoudiging heeft plaatsgevonden,
mogen de vervaardigde exemplaren niet zonder toestemming van de maker of zijn rechtverkrijgenden
aan derden worden afgegeven, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve van een rechterlijke
of bestuurlijke procedure.
-
5 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat voor de verveelvoudiging,
bedoeld in het eerste lid, ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een
billijke vergoeding is verschuldigd. Daarbij kunnen nadere regels worden gegeven en
voorwaarden worden gesteld.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd het reproduceren van het werk of een gedeelte ervan, mits het reproduceren
geschiedt zonder direct of indirect commercieel oogmerk en uitsluitend dient tot eigen
oefening, studie of gebruik van de natuurlijke persoon die de reproductie vervaardigt.
-
2 Voor het reproduceren, bedoeld in het eerste lid, is de fabrikant of de importeur
van een voorwerp dat bestemd is om een werk ten gehore te brengen, te vertonen of
weer te geven ten behoeve van de maker of diens rechtverkrijgenden een billijke vergoeding
verschuldigd.
-
6 Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regelen worden gegeven met betrekking
tot de voorwerpen ten aanzien waarvan de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, verschuldigd
is. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen voorts nadere regelen worden gegeven
en voorwaarden worden gesteld ter uitvoering van het bepaalde in dit artikel met betrekking
tot de hoogte, verschuldigdheid en vorm van de billijke vergoeding.
-
7 Indien een ingevolge dit artikel toegelaten reproductie heeft plaatsgevonden, mogen
voorwerpen als bedoeld in het eerste lid niet zonder toestemming van de maker of zijn
rechtverkrijgenden aan derden worden afgegeven, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve
van een rechterlijke of bestuurlijke procedure.
-
1 De betaling van de in artikel 16c bedoelde vergoeding dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan
te wijzen, naar zijn oordeel representatieve rechtspersoon, die belast is met de inning
en de verdeling van deze vergoeding overeenkomstig een reglement, dat is opgesteld
door deze rechtspersoon, en dat is goedgekeurd door het College van Toezicht, bedoeld
in de Wet toezicht collectieve beheersorganisaties auteurs- en naburige rechten. In aangelegenheden betreffende de inning en vergoeding vertegenwoordigt deze rechtspersoon
de makers of hun rechtverkrijgenden in en buiten rechte.
-
1 De hoogte van de in artikel 16c bedoelde vergoeding wordt vastgesteld door een door Onze Minister van Justitie aan
te wijzen stichting waarvan het bestuur zodanig is samengesteld dat de belangen van
de makers of hun rechtverkrijgenden en de ingevolge artikel 16c, tweede lid, betalingsplichtigen op evenwichtige wijze worden behartigd. De voorzitter van het
bestuur van deze stichting wordt benoemd door Onze Minister van Justitie.
Degene die tot betaling van de in artikel 16c bedoelde vergoeding verplicht is, is gehouden onverwijld of binnen een met de in
artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon overeengekomen tijdvak opgave te doen aan deze rechtspersoon
van het aantal van de door hem geïmporteerde of vervaardigde voorwerpen, bedoeld in
artikel 16c, eerste lid. Hij is voorts gehouden aan deze rechtspersoon op diens aanvrage onverwijld die bescheiden
ter inzage te geven, waarvan kennisneming noodzakelijk is voor de vaststelling van
de verschuldigdheid en de hoogte van de vergoeding.
Geschillen met betrekking tot de vergoeding, bedoeld in de artikelen 15i, tweede lid, 16b en 16c, worden in eerste aanleg bij uitsluiting beslist door de rechtbank te 's-Gravenhage.
-
1 De verkoper van de in artikel 16c, tweede lid, bedoelde voorwerpen is gehouden aan de in artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon op diens aanvraag onverwijld die bescheiden ter inzage te
geven waarvan de kennisneming noodzakelijk is om vast te stellen of de in artikel 16c, tweede lid, bedoelde vergoeding door de fabrikant of de importeur betaald is.
-
2 Indien de verkoper niet kan aantonen dat de vergoeding door de fabrikant of de importeur
betaald is, is hij verplicht tot betaling daarvan aan de in artikel 16d, eerste lid, bedoelde rechtspersoon, tenzij uit de in het eerste lid genoemde bescheiden blijkt
wie de fabrikant of de importeur is.
-
1 Een reprografische verveelvoudiging van een artikel in een dag-, nieuws- of weekblad
of een tijdschrift of van een klein gedeelte van een boek en van de in zo'n werk opgenomen
andere werken wordt niet beschouwd als inbreuk op het auteursrecht, mits voor deze
verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald.
-
2 Een reprografische verveelvoudiging van het gehele werk wordt niet beschouwd als inbreuk
op het auteursrecht, indien van een boek naar redelijkerwijs mag worden aangenomen
geen nieuwe exemplaren tegen betaling, in welke vorm dan ook, aan derden ter beschikking
worden gesteld, mits voor deze verveelvoudiging een vergoeding wordt betaald.
-
3 Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat ten aanzien van de verveelvoudiging
van werken als bedoeld bij artikel 10, eerste lid, onder 1°, van het in een of meer der voorgaande leden bepaalde mag worden afgeweken ten behoeve
van de uitoefening van de openbare dienst, alsmede ten behoeve van de vervulling van
taken waarmee in het algemeen belang werkzame instellingen zijn belast. Daarbij kunnen
nadere regels worden gegeven en nadere voorwaarden worden gesteld.
De vergoeding, bedoeld in artikel 16h, wordt berekend over iedere pagina waarop een werk als bedoeld in het eerste en tweede
lid van dat artikel reprografisch verveelvoudigd is.
Bij algemene maatregel van bestuur wordt de hoogte van de vergoeding vastgesteld en
kunnen nadere regels en voorwaarden worden gesteld.
Een met inachtneming van artikel 16h vervaardigde reprografische verveelvoudiging mag, zonder toestemming van de maker
of zijn rechtverkrijgende, alleen worden afgegeven aan personen die in dezelfde onderneming,
organisatie of instelling werkzaam zijn, tenzij de afgifte geschiedt ten behoeve van
een rechterlijke of administratieve procedure.
De verplichting tot betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, vervalt door verloop van drie jaar na het tijdstip waarop de verveelvoudiging vervaardigd
is.
De vergoeding is niet verschuldigd indien de betalingsplichtige kan aantonen dat de
maker of diens rechtverkrijgende afstand heeft gedaan van het recht op de vergoeding.
-
1 De betaling van de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, dient te geschieden aan een door Onze Minister van Justitie aan te wijzen, naar
zijn oordeel representatieve rechtspersoon, die met uitsluiting van anderen belast
is met de inning en de verdeling van deze vergoeding.
Degene die de vergoeding, bedoeld in artikel 16h, dient te betalen aan de rechtspersoon, bedoeld in artikel 16l, eerste lid, is gehouden aan deze opgave te doen van het totale aantal reprografische
verveelvoudigingen dat hij per jaar maakt.
De opgave, bedoeld in het eerste lid, behoeft niet gedaan te worden, indien per jaar
minder dan een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen aantal reprografische
verveelvoudigingen gemaakt wordt.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de verveelvoudiging door voor het publiek toegankelijke bibliotheken
en musea of archieven die niet het behalen van een direct of indirect economisch of
commercieel voordeel nastreven, indien die verveelvoudiging geschiedt met als enig
doel:
-
1°. het exemplaar van het werk te restaureren;
-
2°. bij dreiging van verval van het exemplaar van het werk een verveelvoudiging daarvan
te behouden voor de instelling;
-
3°. het werk raadpleegbaar te houden als de technologie waarmee het toegankelijk gemaakt
kan worden in onbruik raakt.
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regelen worden gesteld nopens de uitoefening
van het recht van de maker van een werk of zijn rechtverkrijgenden met betrekking
tot de openbaarmaking van een werk door uitzending van een radio- of televisieprogramma
via radio of televisie, of een ander medium dat eenzelfde functie vervult. De algemene
maatregel van bestuur, bedoeld in de eerste volzin, kan bepalen, dat zodanig werk
in Nederland mag worden openbaar gemaakt zonder voorafgaande toestemming van de maker
of zijn rechtverkrijgenden, indien de uitzending plaats vindt vanuit Nederland dan
wel vanuit een staat die geen partij is bij de op 2 mei 1992 te Oporto tot stand gekomen
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte (Trb. 1992, 132). Zij die
bevoegd zijn een werk zonder voorafgaande toestemming openbaar te maken, zijn desalniettemin
verplicht de rechten van de maker, bedoeld in artikel 25, te eerbiedigen en aan de maker of zijn rechtverkrijgenden een billijke vergoeding
te betalen, welke bij gebreke van overeenstemming op vordering van de meest gerede
partij door de rechter zal worden vastgesteld, die tevens het stellen van zekerheid
kan bevelen. Het hiervoor bepaalde is niet van toepassing op het uitzenden van een
in een radio- of televisieprogramma opgenomen werk door middel van een satelliet.
-
1 Tenzij anders is overeengekomen, sluit de bevoegdheid tot openbaarmaking door uitzending
van een radio- of televisieprogramma via radio of televisie, of een ander medium dat
eenzelfde functie vervult niet in de bevoegdheid het werk vast te leggen.
-
2 De omroeporganisatie die bevoegd is tot de openbaarmaking, bedoeld in het eerste lid,
is echter gerechtigd met haar eigen middelen en uitsluitend voor uitzending van haar
eigen radio- of televisieprogramma's het ter uitzending bestemde werk tijdelijk vast
te leggen. De omroeporganisatie, die dientengevolge gerechtigd is tot vastlegging,
is desalniettemin verplicht de rechten van de maker van het werk, bedoeld in artikel 25, te eerbiedigen.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde of kunst wordt niet beschouwd
de gemeentezang en de instrumentale begeleiding daarvan tijdens een eredienst.
Een krachtens artikel 16b, vijfde lid, artikel 16c, zevende lid, artikel 16h, derde lid, artikel 16m, tweede lid, artikel 17a of artikel 29a, vierde lid, vastgestelde algemene maatregel van bestuur of een wijziging daarvan treedt niet
eerder in werking dan acht weken na datum van uitgifte van het Staatsblad waarin hij
is geplaatst. Van de plaatsing wordt onverwijld mededeling gedaan aan de beide Kamers
der Staten-Generaal.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 6°, of op een werk, betrekkelijk tot de bouwkunde als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onder 8°, dat is gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, wordt niet
beschouwd de verveelvoudiging of openbaarmaking van afbeeldingen van het werk zoals
het zich aldaar bevindt. Waar het betreft het overnemen in een compilatiewerk, mag
van dezelfde maker niet meer worden overgenomen dan enkele van zijn werken.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de incidentele verwerking ervan als onderdeel van ondergeschikte betekenis
in een ander werk.
Als inbreuk op het auteursrecht op een werk van letterkunde, wetenschap of kunst wordt
niet beschouwd de openbaarmaking of verveelvoudiging ervan in het kader van een karikatuur,
parodie of pastiche mits het gebruik in overeenstemming is met hetgeen naar de regels
van het maatschappelijk verkeer redelijkerwijs geoorloofd is.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een portret wordt niet beschouwd de verveelvoudiging
daarvan door, of ten behoeve van, den geportretteerde of, na diens overlijden, zijne
nabestaanden.
-
2 Bevat eene zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan staat die
verveelvoudiging aan ieder hunner ten aanzien van andere portretten dan zijn eigen
slechts vrij met toestemming van die andere personen of, gedurende tien jaren na hun
overlijden, van hunne nabestaanden.
-
3 Ten aanzien van een fotografisch portret wordt mede niet als inbreuk op het auteursrecht
beschouwd het openbaar maken daarvan in een nieuwsblad of tijdschrift door of met
toestemming van een der personen, in het eerste lid genoemd, mits daarbij de naam
des makers, voor zoover deze op of bij het portret is aangeduid, vermeld wordt.
-
4 Dit artikel is slechts van toepassing ten aanzien van portretten, welke vervaardigd
zijn ingevolge eene opdracht, door of vanwege de geportretteerde personen, of te hunnen
behoeve aan den maker gegeven.
-
1 Tenzij anders is overeengekomen is degene, wien het auteursrecht op een portret toekomt,
niet bevoegd dit openbaar te maken zonder toestemming van den geportretteerde of,
gedurende tien jaren na diens overlijden, van diens nabestaanden.
-
2 Bevat eene zelfde afbeelding het portret van twee of meer personen, dan is ten aanzien
van de gansche afbeelding de toestemming vereischt van alle geportretteerden of, gedurende
tien jaren na hun overlijden, van hunne nabestaanden.
Is een portret vervaardigd zonder daartoe strekkende opdracht, den maker door of vanwege
den geportretteerde, of te diens behoeve, gegeven, dan is openbaarmaking daarvan door
dengene, wien het auteursrecht daarop toekomt, niet geoorloofd, voor zoover een redelijk
belang van den geportretteerde of, na zijn overlijden, van een zijner nabestaanden
zich tegen de openbaarmaking verzet.
Tenzij anders overeengekomen, is de eigenaar, bezitter of houder van een teken-, schilder-,
bouw- of beeldhouwwerk of een werk van toegepaste kunst bevoegd dat werk te verveelvoudigen
of openbaar te maken voor zover dat noodzakelijk is voor openbare tentoonstelling
of openbare verkopen van dat werk, een en ander met uitsluiting van enig ander commercieel
gebruik.
Tenzij anders is overeengekomen blijft de maker van eenig schilderwerk, niettegenstaande
de overdracht van zijn auteursrecht, bevoegd gelijke schilderwerken te vervaardigen.
-
1 Als inbreuk op het auteursrecht op een verzameling als bedoeld in artikel 10, derde lid, wordt niet beschouwd de verveelvoudiging, vervaardigd door de rechtmatige gebruiker
van de verzameling, die noodzakelijk is om toegang te verkrijgen tot en normaal gebruik
te maken van de verzameling.
-
3 Van het recht, in het eerste lid, onder a genoemd kan afstand worden gedaan. Van de rechten onder b en c genoemd kan afstand worden gedaan voor zover het wijzigingen in het werk of in de
benaming daarvan betreft.
-
4 Heeft de maker van het werk het auteursrecht overgedragen dan blijft hij bevoegd in
het werk zodanige wijzigingen aan te brengen als hem naar de regels van het maatschappelijk
verkeer te goeder trouw vrijstaan. Zolang het auteursrecht voortduurt komt gelijke
bevoegdheid toe aan de door de maker bij uiterste wilsbeschikking aangewezene, als
redelijkerwijs aannemelijk is, dat ook de maker die wijzigingen zou hebben goedgekeurd.
In deze paragraaf worden onder nabestaanden verstaan de ouders, de echtgenoot of de
geregistreerde partner en de kinderen. De aan de nabestaanden toekomende bevoegdheden
kunnen zelfstandig door ieder van hen worden uitgeoefend. Bij verschil van mening
kan de rechter een voor hen bindende beslissing geven.