-
6 October 1791, concernant les biens et usages ruraux et la police rurale;
-
28 September 1816 (Staatsblad n°. 51), "tot vaststelling van straffen voor hen, die vreemde Mogendheden beleedigen";
-
12 December 1817 (Staatsblad n°. 33), "houdende straffen tegen degenen, die, niet aan den militairen rechtsdwang
onderworpen, de desertie van het krijgsvolk begunstigen";
-
20 November 1818 (Staatsblad n°. 39), "houdende strafbepalingen om den slavenhandel te beteugelen";
-
23 December 1824 (Staatsblad n°. 75), "houdende daarstelling van nadere maatregelen tot wering en uitroeijing
van den slavenhandel";
-
16 Mei 1829 (Staatsblad n°. 34), "houdende aanvulling van eenige gapingen in het Wetboek van Strafrecht";
-
19 Mei 1829 (Staatsblad n°. 35), "strekkende om de vermenging van vergiftige of andere schadelijke zelfstandigheden
in eet- en drinkwaren te beteugelen";
-
1 Juni 1830 (Staatsblad n°. 15), "tot beteugeling van hoon en laster en andere vergrijpen tegen het openbaar
gezag en de algemeene rust";
-
24 April 1836 (Staatsblad n°. 13), "betrekkelijk de misdaden van valsche munt en muntschennis";
-
10 Mei 1837 (Staatsblad n°. 21), "houdende tijdelijke aanvulling der bepalingen omtrent de enkele en bedriegelijke
bankbreuk";
-
3 Mei 1851 (Staatsblad n°. 44), "regelende de verjaring der straffen, uitgesproken wegens de misdrijven,
vermeld in de wetten van 16 Mei 1829 (Staatsblad n°. 34) en 1 Juni 1830 ( Staatsblad n°. 15)";
-
28 Juni 1851 (Staatsblad n°. 68), "tot invoering van het stelsel van eenzame opsluiting ten aanzien van enkele
op te leggen straffen";
-
3 Maart 1852 (Staatsblad n°. 20), "regelende de gevolgen van door den militairen strafregter uitgesproken
veroordeelingen bij later gepleegde misdaad of wanbedrijf";
-
29 Juni 1854 (Staatsblad n°. 102), "houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld";
-
3 Juni 1859 (Staatsblad n°. 44), "houdende wijziging en aanvulling der wet van 12 December 1817 (Staatsblad n°. 33), met opzigt tot het koopen, in pand of bewaring nemen, of ontvangen van militaire
kleedingstukken enz.";
-
25 December 1860 (Staatsblad n°. 102), "houdende aanvulling van art. 10 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad n°. 102), omtrent strafbare poging tot misdaad";
-
22 April 1864 (Staatsblad n°. 29), "houdende bepalingen voor het geval van wanbetaling van boeten in strafzaken";
-
17 September 1870 (Staatsblad n°. 162), "tot afschaffing der doodstraf". De artt. 2 en 7 dezer wet blijven van
kracht;
-
24 Juli 1871 (Staatsblad n°. 84), tot wijziging van art. 7 der wet van 29 Juni 1854 (Staatsblad n°. 102), "houdende eenige veranderingen in de straffen op misdrijven gesteld";
-
12 April 1872 (Staatsblad n°. 23), "houdende bedreiging van straf tegen de vernieling en de onbruikbaarmaking
van schepen en andere vaartuigen door andere dan de in artt. 434 en 435 van het Wetboek van Strafrecht genoemde middelen";
-
12 April 1872 (Staatsblad n°. 24), "tot vervanging van de artt. 414, 415 en 416 van het Wetboek van Strafrecht door andere bepalingen";
-
31 December 1875 (Staatsblad n°. 255), "tot toepasselijkverklaring van art. 55 van het Wetboek van Strafrecht, voor zooveel de aansprakelijkheid voor de gerechtskosten betreft op hen, die wegens
ééne en dezelfde overtreding veroordeeld worden";