Wet van 5 juni 1878, tot vernieuwing der bestaande hypothecaire inschrijvingen
Wij WILLEM III, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut! doen te weten:
Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is om, met afwijking
van de bepaling van art. 1236 van het Burgerlijk Wetboek, de bestaande hypothecaire
inschrijvingen te onderwerpen aan vernieuwing en bepalingen te maken omtrent de vernieuwing
der overschrijving van processen-verbaal van inbeslagneming;
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State gehoord en met gemeen overleg der Staten-Generaal,
hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze: