Bijlage Subsidiebeleidskader Sustainable Water Management Mara River Basin (SWMM)
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
1. Inleiding
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Sustainable Water Management Mara River Basin (SWMM) is een Fonds van de minister
voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking ten behoeve van het verbeteren
van waterzekerheid en waterveiligheid in het stroomgebied van de Mara rivier in Kenia.
Het beheer is in handen van de Nederlandse Ambassade in Nairobi. Dit subsidiebeleidskader
vormt het richtsnoer voor de beoordeling van de aanvragen voor subsidies onder dit
kader. Samen met het verplicht te hanteren aanvraagformulier (zie Appendix I) vormt
het tevens de leidraad bij het opstellen van de subsidieaanvraag.
Vanwege het publieke belang van water kenmerken interventies zich door een sterke
rol van de overheid. Bij de uitvoering van het Ambassade programma is er sinds 2006
voor gekozen om via andere financiële kanalen dan de overheid te werken. Daarbij wordt
wel met de overheid samengewerkt, maar ligt de financiële verantwoording bij een externe
uitvoerder. Ambassadeprojecten worden hierbij uitgevoerd door NGO’s (in water, voedselzekerheid
en veiligheid en rechtsorde), multilaterale organisaties of door not-for-profit bedrijfsleven
via publiek private partnerschappen (in drinkwater). Deze aanpak is onder meer vastgelegd
in het MJSP 2009-2011 en in het MJSP 2012-2015 opnieuw besloten. In Kenia is gebleken
dat het van grote waarde is om juist andere partijen nauw te betrekken, zoals bedrijven,
NGO’s en kennisinstellingen.
Zo is bij het uitvoeren van programma’s in het Lake Naivasha stroomgebied sinds 2008 gebleken dat WWF, via een samenwerking met bedrijven, overheidsinstellingen, universiteiten
en NGO’s goede resultaten wist te boeken. De Keniaanse overheid waardeert deze aanpak
en gebruikt de uitkomsten bij het formuleren van beleid. Het Lake Naivasha programma
heeft zich ontwikkeld tot een PPPP (Private – Public – People Partnership).
PPP’s zijn een effectief instrument om de expertise middelen en netwerken van de betrokken
partijen te mobiliseren en in te zetten voor een gemeenschappelijk doel. Daarbij kunnen
alle partijen profiteren, maar moeten ook alle partijen bereid zijn een deel van de
risico’s voor zijn of haar rekening te nemen.
SWMM bouwt voort op eerdere ervaringen met PPP’s op het gebied van water en zal de ervaringen van het Fonds Duurzaam Water (FDW, 2012) gebruiken. Het doel
van SWMM is het verbeteren van waterzekerheid en waterveiligheid in het stroomgebied
van de rivier Mara via publiek private samenwerking. Hiermee wordt bijgedragen aan
duurzame economische groei en armoedebestrijding met aandacht voor kwetsbare groepen
en ecologische duurzaamheid.
SWMM sluit aan op de aanpak van het Fonds Duurzaam Water (FDW) en beoogt het creëren
van mogelijkheden voor nieuwe combinaties van samenwerkende partijen (publiek, privaat,
NGO en kennisinstelling) uit Nederland en Kenia met elk eigen inbreng (kennis, ondernemerschap,
netwerk, financiële middelen).
SWMM sluit aan bij het beleid voor ontwikkelingssamenwerking zoals uiteengezet in
de Basisbrief Ontwikkelingssamenwerking (26 november 2010), de Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking (18 maart 2011), de kamerbrief Water voor Ontwikkeling (9 januari 2012), het Meer Jaren Strategisch Plan 2012 – 2015 van de Ambassade in Nairobi (MJSP) en de notitie “Wat De Wereld Verdient”.
SWMM is binnen de beleidsprioriteit water gericht op twee van de drie subthema’s:
SWMM gaat uit van de kernwaarden van het nieuwe OS-beleid. Er is gekozen voor een
duidelijke geografische en thematische focus waarbij duurzaamheid voorop staat. Voorts
geeft de Ambassade via dit Fonds de Nederlandse watersector de mogelijkheid om actief
bij het landenprogramma betrokken te raken.
2. Beleidsuitgangspunten SWMM
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
2.1. Doelstelling van SWMM
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Het doel van SWMM is het verbeteren van waterzekerheid en waterveiligheid in het stroomgebied
van de rivier Mara via publiek private samenwerking; SWMM levert een bijdrage aan
duurzame economische groei, structurele armoedebestrijding en zelfredzaamheid van
de bevolking in het stroomgebied van de Mara.
2.2. Beschrijving stroomgebied en problematiek
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Het stroomgebied van de Mara rivier is door de Ambassade geselecteerd als gebied waarop
dit Fonds zich richt na een analyse van 6 stroomgebieden in Kenia via multi-criteria
analyse. Criteria voor selectie waren: beschikbare hydrologische informatie, veiligheidssituatie,
politiek klimaat, mogelijke consortium partners, Nederlandse belangen, link met voedselzekerheid,
betrokkenheid private sector en mogelijkheid om in 2017 met significante resultaten
te behalen. Het Mara stroomgebied scoorde het hoogste op deze criteria.
Het stroomgebied van de Mara rivier kent een zeer divers landgebruik, dat sterk afhangt
van de hoeveelheid neerslag (die gerelateerd is aan de ligging boven zeeniveau). Het
gebied wordt voorts gekenmerkt door snelle bevolkingsgroei, wat leidt tot druk op
meer landbouw. Het Ambassadeprogramma op het gebied van voedselzekerheid financiert
een irrigatieproject voor fruitteelt (avocado’s) in Narok via Solidaridad. Verdere
toename van irrigatie in het stroomgebied is waarschijnlijk.
Het Mara stroomgebied heeft een oppervlakte van 13.500 km2 (ca. 40% van Nederland). 65% van het stroomgebied ligt in Kenia, 40% in Tanzania.
Het Kenaiaanse deel van het stroomgebied heeft ongeveer 320.000 inwoners en beslaat
gedeelten van de counties Bomet, Narok en Nakuru. Het stroomgebied heeft de volgende
karakteristieken:
Bovenloop (Upper river basin)
-
• 2932 – 2400 m boven zeeniveau: Gedegradeerd bos grotendeels omgezet in landbouwgrond.
Enkele malen per jaar nachtvorst. Gebied ligt buiten het Mau Forest Complex, maar
bestaat uit marginale landbouwgrond.
-
• 2200 – 2400 m boven zeeniveau: Beschermd bos van het Maasai Mau Forest block. Relatief
intact bos, begrensd met een strook van 50 m breed bestaande uit theeplantage. Neerslag
1000 – 1750 mm per jaar.
-
• 1800 – 2200 m boven zeeniveau: kleinschalige landbouw. Boerderijen meest 1 – 2 hectare
groot, verder versnippering van de percelen is gaande. Sterke erosie, resulterend
in hoge sedimentlast van de rivieren Nyangores (162 ton/ jaar) en Amala, beide zijrivieren
van de Mara.
Middenloop
-
• 2200 – 1700 m boven zeeniveau: grootschalige landbouw (2.000 tot >10.000 ha per boerderij)
op gepachte grond met hoge (wind)erosie, gebruik van pesticiden en verlies van graasgrond.
Teelten zijn vooral granen: tarwe, gerst, mais.
-
• Rond 1700 m boven zeeniveau: traditionele pastorale graasgronden van de Masai en private
‘conservancies’ (d.w.z. gebieden ingericht voor natuurbeheer in particulier bezit).
-
• 1700 – 1500 m boven zeeniveau: beschermde natuurgebieden van de Masai Mara Reserve
(Kenia) en het Serengeti National Park in Tanzania. Masai Mara is geen nationaal park,
maar in eigendom van Narok county. In en nabij de Masai Mara zijn ten minste 200 lodges,
hotels en kampementen voor toeristen. De meeste hiervan lozen hun afvalwater ongezuiverd
in de Mara rivier.
Benedenloop (in Tanzania):
1500 – 1134 m boven zeeniveau: Voornamelijk zgn. ‘dry lands’, maar ook het Mara wetland.
Er zijn plannen voor irrigatie in dit gebied. De Mara stroomt uit in Lake Victoria.
Geïdentificeerde problemen op het gebied van waterbeheer in het stroomgebied van de
Mara rivier zijn de volgende:
-
• Veranderd landgebruik. Dit omvat onder meer:
-
o Conversie van bos naar landbouwgrond (bovenloop, Mau Forest Complex)
-
o Introductie van geïrrigeerde landbouw in de middenloop (Narok) en in de benedenloop
(Tanzania)
-
o Conversie van pastorale graasgronden naar extensieve landbouw (tarwe, gerst) in de
middenloop (Narok)
-
o Opdeling van pastorale gronden in de middenloop. Dit bemoeilijkt vrije doorgang van
wild.
-
o Introductie van private ‘conservancies’ in de middenloop. Deze kunnen bijdragen in het terugdringen van de conversie van
graasgronden naar extensieve landbouw
-
o Plannen voor 3 stuwdammen, waarvan 2 in de bovenloop van de altijd watervoerende Mala
en Nyangores zijrivieren. De derde dam komt in Tanzania. Het water uit de stuwmeren
wordt ingezet voor energieopwekking, irrigatie en mogelijk drinkwater. Veel details
ontbreken nog.
-
o In de benedenloop leden de hoge sedimentlasten in de Mara naar alle waarschijnlijkheid
tot verstoring van het bestaande Mara wetland.
-
• Sterke bevolkingsgroei (3,8%), zowel in de urbane als in de rurale gebieden. Dit leidt
tot snelle verstedelijking in Bomet en enkele kleinere dorpen, zonder dat de drinkwatervoorziening
en riolering gelijke tred houdt. Bomet (ca. 90.000 inwoners) heeft een klein drinkwaternet
(1750 huisaansluitingen), maar geen riolering. Mulot en Longisa, met minder dan 5,000
inwoners elk, hebben geen voorzieningen. In 2009 vond in Bomet een uitbraak van cholera
plaats. Het ontbreken van riolering betekent dat veel afvalwater ongezuiverd in de
rivier terecht komt. Ook sludge van septic tanks eindigt vaak (illegaal) in de rivier.
-
• In het Keniaanse deel van het stroomgebied zijn 7 zgn. Water Resources User Associations (WRUA’s) ofwel watergebruikersgroepen actief. Er is tevens een overkoepelende associatie.
De capaciteit van deze organisaties is beperkt en de relatie met de overheidsinstantie
verantwoordelijk voor waterbeheer is nog zwak.
-
• Er zijn 3 zgn. Community Forest Associations (CFA’s) actief nabij het Masai Mau Forest Block. CFA’s zijn officieel geregistreerde
groepen van de lokale bevolking die actief aan bosbeheer doen en daarvoor ook het
mandaat hebben van de Keniaanse overheid. De CFA’s zijn essentieel om de ontbossing
tegen te gaan maar zijn vrij zwak en hebben gebrek aan middelen.
-
• Het NELSAP programma heeft pre-feasibility en feasibility studies gefinancierd voor 3 stuwdammen
in het Mara stroomgebied, waarvan één in Tanzania. De twee andere dammen hebben locaties
in de Amala en de Nyangores zijrivieren van de Mara. Details ontbreken, maar de dammen
zullen een reservoir van respectievelijk 25 miljoen m3 en 110 miljoen m3 hebben. Er zijn nog geen milieu effect rapportages uitgevoerd.
-
• Sterke bodemerosie in de boven- en middenloop van het stroomgebied en bijbehorende
hoge sedimentlast in de Mara en haar zijrivieren.
-
• Extensieve landbouw van granen in de middenloop leidt tot erosie (wind en water) en
een verhoogde uitstroom van pesticiden naar de rivier.
-
• Toerisme: aan de Keniaanse kant van de grens zijn meer dan 200 lodges, kampen en hotels.
De meeste zijn nabij de rivier en lozen afvalwater ongezuiverd.
-
• Klimaatverandering zou de effecten van de veranderingen in landgebruik kunnen versterken.
2.3. Beschrijving gewenste oplossingsrichting(en)
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Om voor subsidie in het kader van SWMM in aanmerking te kunnen komen dient een aanvraag
te zijn gericht op structurele armoedebestrijding, duurzame economische groei en zelfredzaamheid
van de bevolking in het stroomgebied van de Mara rivier. Tevens dient het zich te
richten op één of meer van de volgende oplossingsrichtingen:
-
• Het opzetten van duurzame financieringsmechanismen voor verbeterd waterbeheer die
door betrokkenen van binnen het stroomgebied volledig gefinancierd kunnen worden.
Hierbij wordt het bedrijfsleven betrokken.
-
• Het ontwikkelen van een waterbeheer strategie die door de verantwoordelijke overheden
wordt geaccordeerd en door de betrokkenen binnen het stroomgebied wordt gedragen voor
het deel van het stroomgebied dat binnen Kenia ligt.
-
• Het in gang zetten van activiteiten die leiden tot een betere waterkwaliteit van de
Mara rivier.
-
• Het in gang zetten van activiteiten die leiden tot behoud van bestaande bosgebieden
en herstel van gedegradeerd bos.
-
• Het in gang zetten van activiteiten die leiden tot toename van het aantal hectaren
onder duurzaam natuurbeheer buiten het Masai Mara Reserve.
2.4. Voor wie de subsidies bestemd?
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Voor een subsidie in het kader van dit Fonds komen publiek private partnerschappen
in aanmerking. BZ definieert een PPP als volgt: ‘Een PPP is een samenwerking tussen
overheid en bedrijfsleven, vaak met betrokkenheid van NGO’s, vakbonden en/of kennisinstellingen
waarin risico’s, verantwoordelijkheden, middelen en competenties worden gedeeld om
een gemeenschappelijk doel te bereiken of een specifieke taak te verrichten’. Voor
SWMM is deze definitie leidend, maar zijn er specifiekere eisen gesteld aan de samenstelling
van het partnerschap. Het partnerschap dient te bestaan uit ten minste één publieke
instelling, één bedrijf en één NGO of kennisinstelling. Van de partijen is ten minste
één partij afkomstig uit Nederland en één uit Kenia.
Eén partij zal namens het partnerschap subsidie aanvragen. Dit penvoerderschap staat
open voor zowel Nederlandse partijen als partijen gevestigd in de Europese Unie, maar
kan niet worden vervuld door een overheidsinstelling. Indien de aanvraag wordt gehonoreerd
zal de aanvrager/penvoerder de subsidieontvanger zijn.
De subsidieontvanger, tevens penvoerder, is jegens de minister ten volle aansprakelijk
voor de naleving van alle aan de subsidie verbonden verplichtingen, ook al strekt
de subsidie mede tot bekostiging van de activiteiten van mede-indieners in het partnerschap
of worden de activiteiten (deels) uitgevoerd door (een) mede-indiener(s).
In het geval van wijzigingen in het partnerschap, zoals toetredingen, uittredingen
of het geheel stoppen van deze samenwerkingsverbanden, is voor de minister als subsidieverlener
de penvoerder altijd het aanspreekpunt en de verantwoordelijke. De penvoerder dient
wijzigingen in het partnerschap aan de minister voor te leggen ter goedkeuring. De
minister behoudt zich het recht voor om subsidiegelden geheel of gedeeltelijk terug
te vorderen op de penvoerder.
Als de aanvraag van een partnerschap wordt gehonoreerd, is de penvoerder de subsidieontvanger.
De penvoerder is daarmee verantwoordelijk voor de uitvoering van het programmavoorstel.
Omdat de penvoerder voor deze uitvoering en voor de naleving van de aan de subsidie
verbonden verplichtingen afhankelijk is van zijn mede-indieners, moet deze medewerking
expliciet in een overeenkomst zijn vastgelegd. Een schriftelijke en door alle participerende
partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst moet de medewerking van partijen en
de naleving van de gemaakte afspraken waarborgen, evenals de naleving van de aan de
subsidie verbonden verplichtingen jegens de minister.
SWMM richt zich op het oplossen van knelpunten en het benutten van kansen waarvoor
een PPP een duidelijke meerwaarde heeft.
De PPP moet duidelijk aangeven op het oplossen van welke knelpunten het zich richt
en waarom dat een knelpunt is (legitimiteit), wat de beste strategie is om dat knelpunt
aan te pakken, wie de partijen zijn die dit moeten, kunnen en willen doen, hoe dit
gedaan wordt en wanneer welk resultaat te verwachten is.
2.5. Financieel
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Voor de subsidiëring van activiteiten in het kader van SWMM stelt de minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking € 8 miljoen ter beschikking.
Voor de gehele looptijd van een PPP geldt een ondergrens voor de subsidies van EUR
500.000. De bovengrens is EUR 8 mln. De FDW-subsidie bestaat uit een bijdrage in de
kosten die direct verbonden zijn met de uitvoering van het project.
De kosten die voor subsidie in aanmerking komen bestaan uit:
-
• kosten van duurzame kapitaalgoederen (hardware) die ingezet worden in het productieproces,
met uitzondering van gebouwen en land.
-
• kosten voor technische assistentie, zoals projectmanagement, training, advieskosten,
certificering.
Op grond van artikel 9 van het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken wordt de subsidie geweigerd indien de subsidie wordt aangevraagd na aanvang van de
activiteiten. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat activiteiten die vóór de indiening
van de aanvraag worden uitgevoerd ter voorbereiding van het project niet leiden tot
weigering van de subsidie, maar dat de kosten daarvan niet voor subsidie in aanmerking
komen.
De vereiste eigen financiële bijdrage van het aanvragende partnerschap is vastgesteld
op minimaal 15% van het totale budget. Een groter aandeel eigen bijdrage wordt aangemoedigd.
De prijs- kwaliteitverhouding wordt meegewogen tijdens de beoordeling.
Een derde deel van de eigen bijdrage mag samengesteld zijn uit andere subsidies (niet
afkomstig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) en middelen afkomstig van not-for-profit
organisaties. Dit betekent dat minimaal 10% van het totale programma budget uit middelen
afkomstig van bedrijven moet bestaan.
2.6. Monitoring en Evaluatie
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
De eisen die aan monitoring en evaluatie worden gesteld zijn verwerkt in de beoordelingscriteria
(zie onder 3 en 4).
2.7. Regeldruk
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
De totale administratieve lasten voor deze regeling bedragen naar schatting 94.068
euro voor de onderdelen die worden aangevraagd en dat is 1.2% van het totale beschikbare
subsidiebedrag. De lasten verschillen per ingezet instrument. Voor de aanvraag komen
de totale administratieve lasten op 47.034 euro per aanvraag. De verantwoordingskosten
worden opgenomen in de projectbegroting. In totaal 1.2% van de beschikbare 8 miljoen
euro subsidie.
De administratieve lasten zijn zoveel mogelijk in lijn met het USK. Rapportages vinden
eenmaal per jaar plaats en bij een Nederlandse uitvoerder zal op basis van een vooraf
vastgesteld stramien worden bevoorschot. In het aanvraagstramien is getracht de last
zoveel mogelijk te beperken door alleen voor de aanvraag relevante documentatie te
verzoeken.
3. Beoordelingsprocedure SWMM
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
3.1. Beoordelingsprocedure
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
3.1.1. Beoordelingscriteria
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
De partnerschappen en de voorstellen die in het kader van SWMM voor subsidie in aanmerking
willen komen, moeten aan bepaalde criteria voldoen. Er zijn 3 soorten criteria:
-
• Drempelcriteria: criteria waaraan elke aanvraag zonder meer moet voldoen. Indien een
aanvraag niet voldoet aan één of meer drempelcriteria, wordt de aanvraag afgewezen.
-
• Criteria met betrekking tot de kwaliteit van het programmavoorstel.
-
• Criteria met betrekking tot de capaciteit van de uitvoerders en meerwaarde van het
partnerschap.
3.1.2. Leidend bij de beoordeling
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
De bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht, het Subsidiebesluit Ministerie van Buitenlandse Zaken en de Subsidieregeling Ministerie van Buitenlandse Zaken 2006 zijn onverkort van toepassing op de beoordeling van aanvragen en de uiteindelijke
subsidieverstrekking. De aanvragen zullen worden beoordeeld met inachtneming van deze
regelgeving en overeenkomstig de maatstaven die in deze beleidsregels zijn neergelegd.
Daarnaast zijn de beleidsregels van toepassing zoals vastgesteld in het Standaardkader
Ontwikkelingssamenwerking. Indien de beleidsregels voor SWMM afwijken van het Standaardkader Ontwikkelingssamenwerking
hebben de beleidsregels voor SWMM voorrang.
De beoordeling van de aanvragen en de toekenning en verdeling van beschikbare middelen
vindt plaats via een tender: van alle aanvragen die voldoen aan de maatstaven van
deze beleidsregels, wordt de kwaliteit beoordeeld volgens dezelfde criteria. De aanvragen
die het beste voldoen aan de criteria komen als eerste voor subsidie in aanmerking.
De minister besluit tot subsidieverlening overeenkomstig deze rangorde.
3.2. Toetsing en verdeling beschikbare middelen
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
De beoordeling van de aanvragen voor SWMM zal in twee stappen plaatsvinden.
Bij de eerste stap zal elk voorstel worden beoordeeld op de drempelcriteria. De drempelcriteria
zijn criteria waaraan aanvragen voor SWMM subsidie zonder meer moeten voldoen. Er
worden geen punten toegekend; bij het niet voldoen aan één of meer criteria volgt
afwijzing en wordt de aanvraag niet verder beoordeeld.
Bij de tweede stap wordt de kwaliteit van het programmavoorstel en de kwaliteit van
het partnerschap beoordeeld. Indien de kwaliteit van het programma en partnerschap
als onvoldoende wordt beoordeeld, komt de aanvraag niet voor subsidie in het kader
van SWMM in aanmerking.
De verdeling van de beschikbare middelen vindt plaats op basis van de uitkomsten van
de beoordelingen in het kader van zowel de programma- als de partnerschapstoets. Om
voor een subsidie in het kader van SWMM in aanmerking te komen zal een toetsing aan
de criteria van zowel de programma- als de partnerschapstoets met een voldoende resultaat
moeten zijn afgesloten. Binnen de programmatoets moet bovendien worden voldaan aan
een minimum score voor de criteria betreffende Beleidsrelevantie, Duurzaamheid en
Dwars-doorsnijdende thema’s. Wordt aan deze eisen niet voldaan dan wordt het voorstel
afgewezen.
Als de beschikbare middelen niet toereikend zijn om alle aanvragen die als voldoende
beoordeeld zijn volledig te honoreren, zal de verdeling van de middelen over deze
aanvragen vervolgens plaatsvinden aan de hand van een rangschikking van de aanvragen
gebaseerd op de uitkomsten van de programma- en partnerschapstoets bij de beoordeling.
Bij de uiteindelijke verdeling zal de mate waarin een aanvraag wordt gehonoreerd afhangen
van mate waarin aan deze criteria wordt voldaan. Het is dus mogelijk dat een project
voldoende scoort en toch wordt afgewezen omdat het budget niet toereikend is.
3.3. Aanvraagprocedure
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Aanvragen voor een subsidie dienen schriftelijk (1 origineel en 3 kopieën) en volledig
te worden ingediend bij de Ambassade van het Koninkrijk der Nederlanden te Nairobi
aan de hand van het daartoe door de minister vastgestelde aanvraagformulier (Appendix
I). Tegelijk moet een elektronische kopie worden ingeleverd op een digitaal opslagmedium
met een USB-poort (USB-stick). De aanvraag dient tijdig te zijn ingediend. De uiterlijke
indieningsdatum is 16 september 2013 13:00 Keniaanse tijd (East Africa Time). Het
adres waar de aanvraag dient te worden ingediend is:
Bezoekadres
Nederlandse Ambassade t.a.v. SWMM
Riverside Lane, off Riverside Drive
Nairobi
Kenya
Postadres
Embassy of the Kingdom of the Netherlands, Nairobi
PO Box 41537
00100 Nairobi
Kenya
De aanvraag dient te worden opgesteld in de Engelse taal. Het aanvraagformulier dient
te worden voorzien van de naam van de penvoerder. Een tekenbevoegde vertegenwoordiger
van de penvoerder dient het formulier te ondertekenen. Naast de penvoerder dienen
de andere partijen het projectvoorstel mede te ondertekenen.
3.4. Uitvoering en planning van besluitvorming
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
De beoordeling van de aanvragen vindt ambtelijk plaats door een beoordelingscommissie
bestaande uit minimaal twee medewerkers van het Ministerie van Buitenlandse Zaken,
en eventueel één of meerdere externe consultants
Binnen 13 weken na de uiterste indieningstermijn wordt de beslissing over toewijzing
of afwijzing van subsidie genomen.
3.5. Vragen over uitvoering
[Regeling vervallen per 01-01-2018]
Partnerschappen kunnen vragen over de SWMM schriftelijk voorleggen aan de Ambassade
tot 21 augustus. Dit kan via e-mail op het volgende e-mail adres: NAI-OS@minbuza.nl.
Vragen zullen uiterlijk 23 augustus geanonimiseerd en geobjectiveerd worden beantwoord
via plaatsing van vragen en antwoorden op internet. Het overzicht van de vragen en
antwoorden zal als een FAQ op de website van de Ambassade worden gepubliceerd (http://kenia.nlembassy.org).