De Republiek Oostenrijk,
het Koninkrijk België,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Republiek Estland,
de Republiek Finland,
de Franse Republiek,
de Bondsrepubliek Duitsland,
Hongarije,
de Republiek Ierland,
de Italiaanse Republiek,
het Groothertogdom Luxemburg,
het Koninkrijk der Nederlanden,
het Koninkrijk Noorwegen,
het Koninkrijk Spanje,
het Koninkrijk Zweden,
de Zwitserse Bondsstaat,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Zijnde de Regeringen van de Staten die Partij zijn bij de Verklaring inzake de exploitatiefase van de lanceervoertuigen Ariane, Vega en Sojoez
vanaf het Ruimtevaartcentrum in Guyana die definitief werd vastgesteld op 30 maart 2007, in werking trad op 26 november
2009 en van toepassing is van 1 januari 2009 tot en met 31 december 2020 (hierna te
noemen „de Verklaring van 2007”)
hierna te noemen de „Partijen bij de Verklaring van 2007”,
In herinnering brengend de op 21 september 1973 ondertekende Overeenkomst tussen bepaalde
Europese Regeringen en de Europese Organisatie voor Ruimteonderzoek betreffende de
uitvoering van het Ariane-lanceervoertuigprogramma, en in het bijzonder de artikelen
I, III.1 en V daarvan, die voorzagen in een nieuwe overeenkomst ter vaststelling van
de invulling van de productiefase van het Ariane-programma,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van een Europees Ruimte-Agentschap (hierna te noemen „ESA” of „het Agentschap”), dat op 30 mei 1975 voor ondertekening
werd opengesteld en op 30 oktober 1980 in werking is getreden (hierna te noemen „het
ESA-Verdrag”),
Overwegend dat de ESA-lanceervoertuigprogramma’s hoofdzakelijk gericht zijn op onderzoeks-
en ontwikkelingsactiviteiten en dat de Ariane- en Vega-lanceersystemen die in het
kader van het Agentschap zijn ontwikkeld (hierna te noemen „de door ESA ontwikkelde
lanceervoertuigen”) bijdragen aan het garanderen van de toegang van Europa tot de
ruimte,
In herinnering brengend dat krachtens zijn Resolutie ESA/C/XXXIII/Res. 3 van 26 juli
1979, de Raad van het Agentschap ermee heeft ingestemd dat een industriestructuur
met de productie zou worden belast,
In herinnering brengend dat bepaalde Europese Regeringen door middel van de Verklaring
inzake de productiefase van de Ariane en de daaropvolgende vervangingen en verlengingen
(hierna te noemen „de Verklaring inzake de productiefase van de Ariane”) ten aanzien
van het tijdvak 14 april 1980 tot en met ultimo 2008 overeen waren gekomen dat de
productiefase van het Ariane-lanceervoertuig door een industriestructuur wordt uitgevoerd
en dat het Agentschap, in overeenstemming met artikel V.2 van het ESA-Verdrag, de operationele activiteiten die verband houden met de productiefase van het Ariane-lanceervoertuig
uitvoert,
In herinnering brengend dat het Agentschap, door de aanneming van verschillende resoluties
van de Raad, de tenuitvoerlegging van een dergelijk mandaat heeft aanvaard en een
overeenkomst, met inbegrip van de aanvullingsakten daarbij, heeft gesloten met Arianespace
uit hoofde waarvan Arianespace ermee heeft ingestemd de vervaardiging, het op de markt
brengen en de lancering van door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen voor vreedzame
doeleinden uit te voeren in overeenstemming met de bepalingen van het ESA-Verdrag,
Gelet op het feit dat de Raad van het Agentschap, die op 5 en 6 december 2005 op ministerieel
niveau bijeen kwam, een resolutie heeft aangenomen inzake de ontwikkeling van de Europese
lanceervoertuigsector (hierna te noemen „Lanceervoertuigresolutie, 2005”) waarin de
noodzaak werd onderkend een gezamenlijk kader uit te werken voor de exploitatiefase
van de lanceervoertuigen na 2008, dat op 1 januari 2009 de ingevolge de Verklaring
inzake de productiefase van de Ariane ingestelde regeling zou opvolgen, en daarbij
een coherente strategie voor lanceervoertuigen te implementeren,
In herinnering brengend dat de Resolutie inzake het mandaat dat aan het Agentschap
is verleend krachtens de Verklaring van bepaalde Europese Regeringen inzake de exploitatiefase
van de lanceervoertuigen Ariane, Vega en Sojoez vanaf het Ruimtevaartcentrum in Guyana
(ESA/C/CXCV/Res.3 (Final)) op 13 juni 2007 is aanvaard,
In herinnering brengend dat de Overeenkomst tussen het Europees Ruimte-Agentschap
en Arianespace inzake de exploitatiefase van Ariane, Vega en Sojoez vanaf het ruimtecentrum
in Guyana in werking is getreden op 1 januari 2009 (hierna te noemen de „LEA”),
Overwegend dat de Arianespace-groep momenteel wordt gevormd door de ondernemingen
Arianespace Participation S.A. en Arianespace S.A.S, die beide hun zetel in Frankrijk
hebben (hierna tezamen „Arianespace” te noemen), en dat de aandelen van Arianespace
in handen zijn van Europese industriële ondernemingen die betrokken zijn bij de vervaardiging
van de bovenomschreven door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen,
Voorts overwegend dat ten behoeve van het vergroten van de flexibiliteit van de door
Arianespace aangeboden lanceerdiensten, het Agentschap overeenkomsten heeft gesloten
met Frankrijk en Rusland voor de exploitatie van het Sojoez-lanceersysteem (hierna
te noemen het „Sojoez-lanceervoertuig”) vanaf het ruimtecentrum in Guyana (hierna
te noemen het „CSG”),
In herinnering brengend dat, ingevolge de Lanceervoertuigresolutie, 2005, de lidstaten
van ESA die deelnemen aan de desbetreffende ontwikkelingsprogramma’s voor lanceervoertuigen
van het Agentschap, in het kader van het Agentschap, een exploitatieovereenkomst voor
elk van de door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen hebben gesloten (hierna te noemen
de „exploitatieovereenkomsten”), en daarbij de specifieke beginselen voor de exploitatiefase
van elk betrokken lanceervoertuig vastleggen, in overeenstemming met de bepalingen
van de Verklaring van 2007,
Gelet op het document met de titel „Reference Framework for a coherent implementation, as from 2007, of decisions related
to the restructuring of the European launcher sector” (ESA/PB-ARIANE (2005)3, rev. 3), bedoeld in alinea 16 d. van de Lanceervoertuigresolutie,
2005 (hierna te noemen „Referentiekader”),
In herinnering brengend dat de Regeringen die deelnamen aan de Verklaring inzake de
productiefase van de Ariane en de Verklaring van 2007 hebben bijgedragen aan de financiering
van de CSG-lanceerbasis in overeenstemming met de door de ESA-Raad aangenomen relevante
Resoluties,
Overwegend dat de ESA-Raad een nieuw programma voor lanceervoertuigen heeft ingesteld
dat op 2 december 2014 door de deelnemende Staten is opgezet en onderschreven voor
de ontwikkeling van Ariane 6 en Vega C (hierna te noemen het „Ariane- en Vega-programma”),
Overwegend dat met Ariane 6 en Vega C de lanceervoertuigen bedoeld worden beschreven
in het Ariane- en Vega-programma met inbegrip van hun toekomstige ontwikkelingen,
en dat met de „huidige Vega” het Vega-lanceersysteem wordt bedoeld dat operationeel
is op de datum waarop deze Verklaring definitief wordt vastgesteld en dat met „Vega”
zowel de huidige Vega als de Vega C wordt bedoeld,
In herinnering brengend dat in de ESA-resolutie inzake de toegang van Europa tot de
ruimte (ESA/C-M/CCXLVII/Res.1(Final)) (hierna te noemen de „Lanceervoertuigenresolutie,
2014”) de Partijen bij de Verklaring van 2007 worden uitgenodigd de bepalingen ervan
te toetsen, wordt benadrukt dat besluiten die genomen worden over de ontwikkeling
van Ariane 6 nauw verband houden met een verandering in het bestuur van de Europese
lanceervoertuigsector, met dien verstande dat ArianeGroup de commerciële exploitatie
van de lanceerdiensten voor Ariane 6 zal beheren, en waarin tot slot wordt erkend
dat het gezamenlijk voorbereiden van de exploitatie van Ariane 6 en Vega C tot wederzijds
voordeel leidt,
In herinnering brengend dat CNES zijn aandelen in Arianespace op 31 december 2016
heeft overgedragen en dat, als gevolg van deze overdracht, ArianeGroup zeggenschap
heeft over Arianespace in termen van percentage van het kapitaal van het lichaam,
de aandelen en stemrechten ervan,
Overwegend dat de ESA-lidstaten die deelnemen aan de ontwikkelingsprogramma’s van
de lanceervoertuigen van het Agentschap de bovengenoemde exploitatieovereenkomsten
zo snel mogelijk en op tijdige wijze zullen wijzigen met het oog op de inwerkingtreding
van de herziening van de Verklaring van 2007 (hierna te noemen „deze Verklaring”)
zodat kan worden voortgegaan met het omschrijven van de vereisten voor de exploitatie
van de bestaande door ESA ontwikkelde lanceervoertuigen en met het vaststellen van
de vereisten voor de exploitatie van de lanceervoertuigen Ariane 6 en Vega C,
Gelet op het Memorandum of Understanding tussen het Europees Ruimte-Agentschap, Arianespace
Participation S.A., ArianeGroup, ELV S.p.A. vertegenwoordigd door Avio S.p.A. en het
Centre national d’études spatiales inzake de exploitatie van de Ariane 6- en Vega-lanceersystemen
dat door de ESA-Raad is goedgekeurd tijdens zijn op 12-13 oktober 2016 gehouden bijeenkomst.
Gelet op de overeenkomsten tussen de Franse Regering en ESA inzake het Ruimtevaartcentrum
Guyana (CSG) en daarmee verband houdende diensten, ondertekend op 18 december 2008
en gesloten voor het tijdvak van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2020, die naar
verwachting worden verlengd na 2020,
Overwegend de bepalingen van het Verdrag van 27 januari 1967 inzake de beginselen waaraan de activiteiten van Staten
zijn onderworpen bij het onderzoek en gebruik van de kosmische ruimte, met inbegrip
van de maan en andere hemellichamen (hierna te noemen het „Verdrag inzake de kosmische ruimte”),
Overwegend dat ESA de bepalingen heeft aanvaard van de Overeenkomst van 29 maart 1972 inzake de internationale aansprakelijkheid voor schade
veroorzaakt door ruimtevoorwerpen alsmede de bepalingen van de Overeenkomst van 14 januari 1975 inzake de registratie
van in de kosmische ruimte gebrachte voorwerpen,
Overwegend de Resolutie inzake de wettelijke aansprakelijkheid van het Agentschap
(ESA/C/XXII/Res 3) aangenomen door de ESA-Raad op 13 december 1977,
Constaterend dat de Partijen bij de Verklaring van 2007 besloten hebben deze verklaring te herzien door deze Verklaring definitief vast te
stellen op 4 december 2017 en
Constaterend dat alleen die Staten die Partij zijn bij de Verklaring van 2017 die
aanvaarden partij te worden bij de herziene Verklaring overeenkomstig onderstaand
artikel V.1 beschouwd worden als „Partijen bij deze Verklaring”,