De Partijen bij deze Overeenkomst,
Partij zijnde bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, hierna te noemen „het Verdrag”,
Overeenkomstig het Platform van Durban voor versterkte maatregelen dat bij Besluit
1/CP.17 van de zeventiende zitting van de Conferentie van de Partijen bij het Verdrag is ingesteld,
Strevende naar het doel van het Verdrag en geleid door de beginselen ervan, waaronder het beginsel van billijkheid en gezamenlijke,
doch verschillende, verantwoordelijkheden en onderscheiden mogelijkheden, in het licht
van uiteenlopende nationale omstandigheden,
De noodzaak erkennende van een doeltreffende en toenemende reactie op de urgente dreiging
van klimaatverandering op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke kennis,
Tevens erkennende dat rekening dient te worden gehouden met de specifieke behoeften
en bijzondere omstandigheden van Partijen die ontwikkelingslanden zijn, met name die
welke bijzonder kwetsbaar zijn voor de nadelige gevolgen van klimaatverandering, zoals
bepaald in het Verdrag,
Ten volle rekening houdende met de specifieke behoeften en bijzondere omstandigheden
van de minst ontwikkelde landen wat de financiering en de overdracht van technologie
betreft,
Erkennende dat Partijen mogelijk niet alleen door klimaatverandering worden getroffen,
maar ook door de gevolgen van de maatregelen die als reactie daarop worden genomen,
Het intrinsieke verband benadrukkende tussen maatregelen en optreden naar aanleiding
van klimaatverandering en de gevolgen ervan enerzijds en de billijke toegang tot duurzame
ontwikkeling en uitbanning van armoede anderzijds,
Erkennende dat het waarborgen van voedselzekerheid en het beëindigen van honger fundamentele
prioriteiten zijn en dat voedselproductiesystemen bijzonder kwetsbaar zijn voor de
nadelige gevolgen van klimaatverandering,
Rekening houdende met de noodzaak van een rechtvaardige transitie voor de beroepsbevolking
en van het scheppen van fatsoenlijk werk en hoogwaardige banen in overeenstemming
met nationaal vastgestelde ontwikkelingsprioriteiten,
Beseffende dat klimaatverandering een gemeenschappelijke zorg voor de mensheid is,
en dat de Partijen bij hun optreden om klimaatverandering tegen te gaan hun respectieve
verplichtingen betreffende mensenrechten, het recht op gezondheid, de rechten van
inheemse volken, lokale gemeenschappen, migranten, kinderen, personen met een handicap
en mensen in kwetsbare situaties, en het recht op ontwikkeling, alsmede de gendergelijkheid,
de empowerment van vrouwen en de intergenerationele solidariteit dienen te eerbiedigen,
te bevorderen en in aanmerking te nemen,
Het belang erkennende van de in het Verdrag bedoelde instandhouding en uitbreiding, indien van toepassing, van putten en reservoirs
van broeikasgassen,
Gelet op het belang van het waarborgen van de integriteit van alle ecosystemen, waaronder
oceanen, en de bescherming van biodiversiteit, die door sommige culturen als Moeder
Aarde wordt erkend, en gelet op het belang van het begrip „klimaatrechtvaardigheid”
voor sommigen bij het nemen van maatregelen om klimaatverandering aan te pakken,
Het belang bevestigende van onderwijs, opleiding, bewustwording, participatie van
het publiek, toegang door het publiek tot informatie en samenwerking op alle niveaus
over de aangelegenheden in deze Overeenkomst,
Het belang erkennende van de inzet van alle bestuursniveaus en verschillende actoren,
overeenkomstig de respectieve nationale wetgevingen van de Partijen, in de aanpak
van klimaatverandering,
Tevens erkennende dat een duurzame levensstijl en duurzame consumptie- en productiepatronen,
waarbij Partijen die ontwikkelde landen zijn, het voortouw nemen, in de aanpak van
klimaatverandering een belangrijke rol spelen,