Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt [...] Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie, Brussel, 18-06-2015

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 01-08-2018 t/m heden

Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie

Authentiek : NL

Protocol bij de Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, teneinde rekening te houden met de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie

Het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

de Republiek Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

hierna „de lidstaten” van de Unie genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie, en

de Europese Unie, hierna „de Unie” genoemd, vertegenwoordigd door de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie,

enerzijds, en

de Republiek Libanon, hierna „Libanon” genoemd, anderzijds,

Overwegende dat de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds1, hierna „de Euro-mediterrane overeenkomst” genoemd, op 17 juni 2002 in Luxemburg is ondertekend en op 1 april 2006 in werking is getreden;

Overwegende dat op 25 april 2005 in Luxemburg het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en van Roemenië tot de Europese Unie en de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden zijn ondertekend en op 1 januari 2007 in werking zijn getreden;

Overwegende dat de Interimovereenkomst betreffende de handel en aanverwante zaken tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds2 op 1 maart 2003 in werking is getreden;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 6, lid 2, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden de toetreding van de nieuwe overeenkomstsluitende partijen tot de Euro-mediterrane overeenkomst moet worden overeengekomen door sluiting van een protocol bij de Euro-mediterrane overeenkomst;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 22 van de Euro-mediterrane overeenkomst tussen de partijen overleg is gevoerd, teneinde de wederzijdse belangen van de Unie en Libanon in aanmerking te kunnen nemen,

Zijn als volgt overeengekomen:

Artikel 1

De Republiek Bulgarije en Roemenië worden partij bij de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds, en dienen, op dezelfde wijze als de andere lidstaten van de Unie, de teksten van de overeenkomst alsmede de gemeenschappelijke verklaringen, verklaringen en briefwisselingen goed te keuren respectievelijk er nota van te nemen.

HOOFDSTUK I. WIJZIGINGEN IN DE TEKST VAN DE EURO-MEDITERRANE OVEREENKOMST, MET INBEGRIP VAN DE BIJLAGEN EN PROTOCOLLEN

Artikel 2. (Oorsprongsregels)

[Red: Wijzigt de Europees-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Libanon, anderzijds; Luxemburg, 17 juni 2002.]

HOOFDSTUK II. OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 3. (Bewijs van oorsprong en administratieve samenwerking)

  • 1 Bewijzen van oorsprong die op de juiste wijze door Libanon of een van de nieuwe lidstaten zijn afgegeven in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die deze landen onderling toepassen, worden in de betrokken landen in het kader van dit protocol aanvaard, mits:

    • a. de verkrijging van de oorsprong een preferentiële tariefbehandeling tot gevolg heeft overeenkomstig de in de euro- mediterrane overeenkomst of in het stelsel van algemene preferenties van de Unie opgenomen preferentiële tarief maatregelen;

    • b. het bewijs van oorsprong en de vervoersdocumenten uiterlijk op de dag vóór de datum van toetreding zijn afgegeven;

    • c. het bewijs van oorsprong binnen vier maanden na de datum van toetreding bij de douane wordt ingediend.

    Indien goederen vóór de datum van toetreding ten invoer zijn aangegeven in Libanon of een van de nieuwe lidstaten op grond van op dat tijdstip tussen Libanon en die nieuwe lidstaat geldende preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen, kunnen achteraf op grond van die overeenkomsten of regelingen afgegeven bewijzen van oorsprong ook worden aanvaard, mits het bewijs binnen vier maanden na de datum van toetreding aan de douaneautoriteiten wordt overgelegd.

  • 2 Libanon en de nieuwe lidstaten mogen vergunningen waarmee de status van „toegelaten exporteur” is verleend in het kader van preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen die zij onderling toepassen, blijven gebruiken, mits:

    • a. een dergelijke bepaling ook is opgenomen in de door Libanon vóór de datum van toetreding met de Unie gesloten overeenkomst, en

    • b. de toegelaten exporteurs de op grond van die overeenkomst geldende oorsprongsregels toepassen.

    Deze vergunningen worden uiterlijk een jaar na de toetredingsdatum vervangen door nieuwe vergunningen die volgens de voorwaarden van deze overeenkomst zijn afgegeven.

  • 3 Verzoeken om controle achteraf van bewijzen van oorsprong die zijn afgegeven op grond van de in de leden 1 en 2 bedoelde preferentiële overeenkomsten of autonome regelingen kunnen door de bevoegde douaneautoriteiten van Libanon of de nieuwe lidstaten worden ingediend en worden door die autoriteiten aanvaard gedurende drie jaar na de afgifte van het betrokken bewijs van oorsprong.

Artikel 4. (Goederen in doorvoer)

  • 1 De bepalingen van de euro-mediterrane overeenkomst kunnen worden toegepast op goederen die uit Libanon naar een van de nieuwe lidstaten of uit een van de nieuwe lidstaten naar Libanon worden uitgevoerd, die voldoen aan de bepalingen van protocol nr. 4 en die op de datum van toetreding onderweg zijn of in tijdelijke opslag zijn in een douane-entrepot of een vrije zone in Libanon of in die nieuwe lidstaat.

  • 2 In dergelijke gevallen mag preferentiële behandeling worden verleend, mits binnen vier maanden na de datum van toetreding bij de douaneautoriteiten van het land van invoer een bewijs van oorsprong wordt ingediend dat achteraf is afgegeven door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer.

ALGEMENE BEPALINGEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 5

Libanon verbindt zich ertoe geen claim, verzoek of beroep in te dienen, noch concessies te wijzigen of in te trekken op grond van de artikelen XXIV.6 en XXVIII van de GATT 1994 naar aanleiding van deze uitbreiding van de Unie.

Artikel 7

  • 1 Dit protocol wordt door de Unie, door de Raad van de Europese Unie namens de lidstaten en door Libanon volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

  • 2 De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de in lid 1 bedoelde procedures. De akten van goedkeuring worden nedergelegd bij het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 8

  • 1 Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de datum waarop de laatste akte van goedkeuring is nedergelegd.

  • 2 Dit protocol is voorlopig van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Artikel 9

Dit protocol is opgesteld in tweevoud in elk van de officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 10

De tekst van de Euro-mediterrane overeenkomst, met inbegrip van de bijlagen en protocollen die daarvan een integrerend onderdeel zijn, alsmede de slotakte en de daaraan gehechte verklaringen, worden opgesteld in de Bulgaarse en de Roemeense taal, en deze teksten zijn evenzeer authentiek als de oorspronkelijke teksten. De Associatieraad keurt deze teksten goed.

Gedaan te Brussel, de achttiende juni tweeduizend vijftien.

  1. PB L 143 van 30.5.2006, blz. 2. ^ [1]
  2. PB L 262 van 30.9.2002, blz. 2. ^ [2]
Naar boven