Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, [...] van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, Brussel, 01-04-2015

Geraadpleegd op 30-03-2024.
Geldend van 27-11-2018 t/m heden

Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering

Authentiek : NL

Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en IJsland, anderzijds, betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering

De Europese Unie

(hierna ook „de Unie” genoemd),

het Koninkrijk België,

de Republiek Bulgarije,

de Tsjechische Republiek,

het Koninkrijk Denemarken,

de Bondsrepubliek Duitsland,

de Republiek Estland,

Ierland,

de Helleense Republiek,

het Koninkrijk Spanje,

de Franse Republiek,

de Republiek Kroatië,

de Italiaanse Republiek,

de Republiek Cyprus,

de Republiek Letland,

de Republiek Litouwen,

het Groothertogdom Luxemburg,

Hongarije,

de Republiek Malta,

het Koninkrijk der Nederlanden,

de Republiek Oostenrijk,

de Republiek Polen,

de Portugese Republiek,

Roemenië,

de Republiek Slovenië,

de Slowaakse Republiek,

de Republiek Finland,

het Koninkrijk Zweden,

het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

enerzijds

en IJsland

anderzijds

(hierna „de partijen” genoemd),

Herinnerend aan het volgende:

In de gemeenschappelijke verklaring van 8 december 2012 in Doha is bepaald dat de gekwantificeerde verbintenissen inzake emissiebeperking en -reductie voor de Unie, haar lidstaten, Kroatië en IJsland, voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto gebaseerd zijn op de veronderstelling dat deze verbintenissen gezamenlijk zullen worden nagekomen in overeenstemming met artikel 4 van het protocol, dat artikel 3, lid 7 ter, van het Protocol van Kyoto zal worden toegepast op de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid uit hoofde van de overeenkomst inzake de gezamenlijke nakoming door de Europese Unie, haar lidstaten, Kroatië en IJsland, en dat het niet op de Europese Unie, haar lidstaten, Kroatië of IJsland afzonderlijk zal worden toegepast;

In die verklaring hebben de Unie, haar lidstaten en IJsland verklaard dat zij hun akten van aanvaarding gelijktijdig zullen neerleggen, zoals het geval was bij het Protocol van Kyoto zelf, zodat deze gelijktijdig in werking kunnen treden voor de Unie, haar 27 lidstaten, Kroatië en IJsland;

IJsland neemt deel aan het Comité klimaatverandering van de Europese Unie, opgericht overeenkomstig artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013, en aan Werkgroep I van het Comité klimaatverandering,

Hebben besloten de volgende overeenkomst te sluiten:

Artikel 1. Doelstelling van de overeenkomst

Deze Overeenkomst heeft tot doel, de voorwaarden vast te stellen voor de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verbintenissen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, en een effectieve uitvoering van deze deelname mogelijk te maken, inclusief de bijdrage van IJsland aan de nakoming van de rapportagevoorschriften van de Unie voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto.

Artikel 2. Definities

In deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a. „Protocol van Kyoto”: het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (UNFCCC), zoals gewijzigd bij de wijziging van Doha van dat protocol, overeengekomen op 8 december 2012 in Doha;

  • b. „Wijziging van Doha”: de wijziging van Doha van het Protocol van Kyoto bij het UNFCCC, overeengekomen op 8 december 2012 in Doha, tot vaststelling van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2020;

  • c. „Voorwaarden van de gezamenlijke nakoming”: de voorwaarden zoals vastgesteld in bijlage 2 bij deze Overeenkomst;

  • d. „de ETS-richtlijn”: Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, zoals gewijzigd.

Artikel 3. Gezamenlijke nakoming

  • 1 De partijen komen overeen om gezamenlijk te voldoen aan hun gekwantificeerde verbintenissen inzake emissiebeperking en -reductie voor de tweede verbintenisperiode, opgenomen in de derde kolom van bijlage B bij het Protocol van Kyoto, in overeenstemming met de voorwaarden van de gezamenlijke nakoming.

  • 2 Te dien einde neemt IJsland alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat zijn gezamenlijke antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies in de tweede verbintenisperiode van de in bijlage A bij het Protocol van Kyoto genoemde broeikasgassen afkomstig van bronnen en putten die onder het Protocol van Kyoto vallen en die buiten het toepassingsgebied van de ETS-richtlijn vallen, de in de voorwaarden van de gezamenlijke nakoming vastgestelde toegewezen hoeveelheid niet overschrijden.

  • 3 Onverminderd artikel 8 van deze overeenkomst boekt IJsland aan het einde van de tweede verbintenisperiode, overeenkomstig Besluit 1/CMP.8 of andere relevante besluiten van instanties van het UNFCCC of van het Protocol van Kyoto en de voorwaarden van de gezamenlijke nakoming, van zijn nationaal register de AAU’s, CER’s, ERU’s, RMU’s, tCER’s of lCER’s af die overeenstemmen met de broeikasgasemissies afkomstig van bronnen en de verwijderingen per put die vallen onder haar toegewezen hoeveelheid.

Artikel 4. Toepassing van de relevante wetgeving van de Unie

  • 1 De in bijlage 1 bij deze Overeenkomst opgenomen wetgevingshandelingen zijn bindend voor IJsland en worden van toepassing in IJsland. Wanneer de in die bijlage opgenomen rechtshandelingen verwijzingen naar de lidstaten van de Unie bevatten, worden deze verwijzingen voor de toepassing van deze Overeenkomst tevens opgevat als verwijzingen naar IJsland.

  • 2 Bijlage 1 bij deze Overeenkomst mag worden gewijzigd bij een besluit van het Comité gezamenlijke nakoming dat is ingesteld bij artikel 6 van deze Overeenkomst.

  • 3 Het Comité gezamenlijke nakoming kan besluiten nemen over de nadere technische uitwerking van de toepassing op IJsland van de in de lijst in bijlage 1 bij deze Overeenkomst opgenomen rechtshandelingen.

  • 4 In geval van wijzigingen van bijlage 1 bij deze Overeenkomst waarvoor veranderingen in de primaire wetgeving in IJsland nodig zijn, wordt bij de inwerkingtreding van deze wijzigingen rekening gehouden met de tijd die IJsland nodig heeft om deze veranderingen in te voeren en met de noodzaak om toe te zien op naleving van het Protocol van Kyoto en de daarmee samenhangende besluiten.

  • 5 Het is van bijzonder belang dat de Commissie haar gangbare praktijk volgt en overleg voert met deskundigen, onder wie deskundigen uit IJsland, alvorens gedelegeerde handelingen goed te keuren die in bijlage 1 bij deze Overeenkomst zijn opgenomen of moeten worden opgenomen.

Artikel 5. Rapportage

  • 1 In overeenstemming met deze Overeenkomst, de voorschriften van het Protocol van Kyoto, de wijziging van Doha en de op grond daarvan aangenomen besluiten dient IJsland uiterlijk op 15 april 2015 bij het secretariaat van het UNFCCC een rapport in met het oog op het faciliteren van de berekening van de hem toegewezen hoeveelheid.

  • 2 De Europese Unie stelt een rapport op met het oog op het faciliteren van de berekening van de toegewezen hoeveelheid van de Unie, en een rapport met het oog op het faciliteren van de berekening van de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de Unie, haar lidstaten en IJsland („de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid”) in overeenstemming met deze overeenkomst, de voorschriften van het Protocol van Kyoto, de wijziging van Doha en de op grond daarvan aangenomen besluiten. De Unie dient deze rapporten uiterlijk op 15 april 2015 in bij het secretariaat van het UNFCCC.

Artikel 6. Comité gezamenlijke nakoming

  • 1 Er wordt een Comité gezamenlijke nakoming opgericht, bestaande uit vertegenwoordigers van de partijen.

  • 2 Het Comité gezamenlijke nakoming ziet toe op de doeltreffende uitvoering en werking van deze Overeenkomst. Daartoe neemt het de besluiten als bedoeld in artikel 4 van deze Overeenkomst en pleegt het overleg en wisselt het informatie uit in verband met de uitvoering van de bepalingen van de gezamenlijke nakoming. Het Comité gezamenlijke nakoming neemt alle besluiten bij consensus.

  • 3 Het Comité gezamenlijke nakoming komt bijeen, hetzij op verzoek van een of meer partijen, hetzij op initiatief van de Unie. Dat verzoek wordt ingediend bij de Unie.

  • 4 De leden van het Comité gezamenlijke nakoming, die de Unie en haar lidstaten vertegenwoordigen, bestaan in eerste instantie uit de vertegenwoordigers van de Commissie en de lidstaten die ook deelnemen aan het Comité klimaatverandering van de Europese Unie, dat is opgericht in overeenstemming met artikel 26 van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad1. De vertegenwoordiger van IJsland wordt benoemd door het Ministerie van Milieu en Natuurlijke Hulpbronnen. De vergaderingen van het Comité gezamenlijke nakoming worden, voor zover mogelijk, gelijktijdig met die van het Comité klimaatverandering gehouden.

  • 5 Het Comité gezamenlijke nakoming stelt bij consensus zijn reglement van orde vast.

Artikel 7. Voorbehouden

Er mogen geen voorbehouden worden gemaakt bij deze overeenkomst.

Artikel 8. Duur en naleving

  • 1 Deze Overeenkomst wordt gesloten voor de periode tot het eind van de extra periode voor het nakomen van de verbintenissen van de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto of totdat alle kwesties in verband met de uitvoering in het kader van het Protocol van Kyoto voor een van de partijen, in verband met deze verbintenisperiode of de uitvoering van de gezamenlijke nakoming, zijn opgelost, indien dit later is. Deze Overeenkomst kan niet eerder worden beëindigd.

  • 2 IJsland doet kennisgeving aan het Comité gezamenlijke nakoming van een niet-nakoming of een dreigende niet-nakoming van de bepalingen van deze Overeenkomst. Elke niet-nakoming moet worden gemotiveerd ten genoegen van zijn leden binnen dertig dagen na de kennisgeving ervan. Anders vormt de niet-nakoming van de bepalingen van deze Overeenkomst een inbreuk op deze overeenkomst.

  • 3 In geval van een inbreuk op deze Overeenkomst of een bezwaar van IJsland tegen de wijziging van bijlage 1 ervan in overeenstemming met artikel 4, lid 2, moet IJsland melding maken van de gezamenlijke antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies afkomstig van bronnen en de verwijderingen per put in IJsland die onder het Protocol van Kyoto in de tweede verbintenisperiode vallen, met inbegrip van emissies uit bronnen die onder de EU-regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten vallen, tegen de gekwantificeerde doelstelling voor emissiereductie die is opgenomen in de derde kolom van bijlage B bij het Protocol van Kyoto en aan het einde van de tweede verbintenisperiode AAU’s, CER’s, ERU’s, RMU’s en tCER’s of lCER’s die overeenstemmen met emissies afboeken van zijn nationaal register.

Artikel 9. Depositaris

Deze Overeenkomst, opgesteld in twee exemplaren in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische de Zweedse en de IJslandse taal, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn, wordt neergelegd bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie.

Artikel 10. Neerlegging van de akten van bekrachtiging

  • 1 Deze Overeenkomst wordt door de partijen geratificeerd volgens hun respectieve nationale voorschriften. Elke partij legt haar akten van bekrachtiging neer bij de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie, hetzij vóór, hetzij tegelijkertijd met de neerlegging van de akte van aanvaarding van de wijziging van Doha bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties.

  • 2 IJsland legt zijn akte van aanvaarding van de wijziging van Doha neer bij de secretaris-generaal van de Verenigde Naties overeenkomstig artikel 20, lid 4, en artikel 21, lid 7, van het Protocol van Kyoto, en wel ten laatste op de datum van de neerlegging van de laatste akte van aanvaarding door de Unie of haar lidstaten.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze overeenkomst treedt in werking op de negentigste dag na de datum waarop alle partijen hun akte van bekrachtiging hebben neergelegd.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.

GEDAAN te Brussel, de eerste april tweeduizend vijftien.

Bijlage 1. (Lijst bedoeld in artikel 4)

  • 1. Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG, (Verordening 525/2013 genoemd), met uitzondering van artikel 4, artikel 7, onder f, de artikelen 15 tot en met 20 en artikel 22. De bepalingen van artikel 21 zijn van toepassing voor zover zij relevant zijn.

  • 2. Huidige en toekomstige gedelegeerde en uitvoeringshandelingen op basis van Verordening (EU) nr. 525/2013.

Bijlage 2. Kennisgeving van de voorwaarden van de overeenkomst inzake gezamenlijke nakoming van de verplichtingen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland uit hoofde van artikel 3 van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto, zoals aangenomen door de conferentie van de partijen bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering die fungeert als vergadering van de partijen bij het Protocol van Kyoto in Doha, krachtens besluit 1/CMP.8, overeenkomstig artikel 4 van het Protocol van Kyoto

  • 1. Partijen bij de overeenkomst

    De Europese Unie, haar lidstaten en de Republiek IJsland, die partij zijn bij het Protocol van Kyoto, zijn partijen bij deze overeenkomst („de partijen”). De volgende staten zijn momenteel lid van de Europese Unie:

    het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

    IJsland is partij bij deze overeenkomst ingevolge de Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten en IJsland betreffende de deelname van IJsland aan de gezamenlijke nakoming van de verplichtingen van de Europese Unie, haar lidstaten en IJsland, tijdens de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering.

  • 2. Gezamenlijke nakoming van de verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het Protocol van Kyoto voor de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto

    Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van het Protocol van Kyoto komen de partijen hun verplichtingen uit hoofde van artikel 3 na als volgt:

    • overeenkomstig artikel 4, leden 5 en 6, van het Protocol van Kyoto zorgen de partijen ervoor dat in de lidstaten en in IJsland de totale gecombineerde gezamenlijke antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies van de in bijlage A bij het Protocol van Kyoto genoemde broeikasgassen hun gezamenlijke toegewezen hoeveelheid niet overschrijden;

    • de toepassing van artikel 3, lid 1, van het Protocol van Kyoto op broeikasgasemissies van lucht- en scheepvaart voor de lidstaten en IJsland is gebaseerd op de in het Verdrag gevolgde benadering om enkel emissies van binnenlandse lucht- en scheepvaart in de doelstellingen van de partijen op te nemen. De benadering van de Europese Unie tijdens de tweede verbintenisperiode van het Protocol van Kyoto zal dezelfde blijven als tijdens de eerste verbintenisperiode, gezien het gebrek aan vooruitgang na Besluit 2/CP.3 bij de toewijzing aan de doelstellingen van de partijen van deze emissies. Dit doet geen afbreuk aan de striktheid van de verplichtingen van de Europese Unie in het kader van het klimaat- en energiepakket; deze blijven ongewijzigd. Het doet evenmin afbreuk aan de noodzaak maatregelen te nemen met betrekking tot emissies van dergelijke gassen uit de in de lucht- en zeevaart gebruikte bunkerbrandstoffen;

    • elke partij mag het niveau van haar ambitie verhogen door toegewezen eenheden, emissiereductie-eenheden of gecertificeerde emissiereductie-eenheden naar een annuleringsrekening bij het nationaal register over te dragen. De partijen zullen de in punt 9 van Besluit 1/CMP.8 verlangde gegevens gezamenlijk indienen en zullen gezamenlijk voorstellen doen voor de toepassing van artikel 3, de leden 1 ter en 1 quater, van het protocol;

    • de partijen blijven elk voor zich artikel 3, de leden 3 en 4, van het Protocol van Kyoto en de in het kader daarvan overeengekomen besluiten toepassen;

    • de gecombineerde emissies van de partijen in het referentiejaar zijn gelijk aan de som van de emissies in de respectieve referentiejaren die voor elke lidstaat en voor IJsland van toepassing zijn;

    • indien landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw in 1990 voor een lidstaat of voor IJsland een nettobron van broeikasgasemissies vormden, neemt de desbetreffende partij overeenkomstig artikel 3, lid 7 bis, van het Protocol van Kyoto, in het referentiejaar of de referentieperiode voor haar emissies de totale antropogene in kooldioxide-equivalenten uitgedrukte emissies per bron op, verminderd met de verwijderingen per put in het referentiejaar of de referentieperiode, resulterend uit landgebruik, veranderingen in landgebruik en bosbouw met het oog op de berekening van de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de partijen in overeenstemming met artikel 3, de leden 7 bis, 8 en 8 bis, van het Protocol van Kyoto;

    • de berekening overeenkomstig artikel 3, lid 7 ter, van het Protocol van Kyoto is van toepassing op de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de tweede verbintenisperiode voor de partijen, in overeenstemming met artikel 3, de leden 7 bis, 8 en 8 bis, van het Protocol van Kyoto en op het totaal van de gemiddelde jaarlijkse emissies van de partijen voor de eerste drie jaar van de eerste verbintenisperiode vermenigvuldigd met acht;

    • overeenkomstig Besluit 1/CMP.8 kan een partij eenheden uit haar reserve van overschotten uit de vorige periode in de aanvullende periode afboeken om aan haar verplichtingen van de tweede verbintenisperiode te voldoen, voor zover de emissies van die partij in de tweede verbintenisperiode haar respectieve toegewezen eenheden voor die verbintenisperiode overschrijden, zoals omschreven in onderhavige kennisgeving.

  • 3. Respectieve emissieniveaus die zijn toegewezen aan de partijen bij de overeenkomst

    De gekwantificeerde verplichtingen inzake emissiebeperking en -reductie voor de partijen in de derde kolom van bijlage B bij het Protocol van Kyoto zijn vastgesteld op 80%. De gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de partijen die aan de tweede verbintenisperiode deelnemen zal worden vastgesteld overeenkomstig artikel 3, de leden 7 bis, 8 en 8 bis, van het Protocol van Kyoto, en de berekening daarvan zal gefaciliteerd worden door het verslag dat de Europese Unie overeenkomstig punt 2 van Besluit 2/CMP.8 indient.

    De respectieve emissieniveaus van de partijen zijn de volgende:

    • Het niveau van de Europese Unie is het verschil tussen de gezamenlijke toegewezen hoeveelheid van de partijen en de som van de emissieniveaus van de lidstaten en IJsland. De berekening ervan zal worden gefaciliteerd door het overeenkomstig punt 2 van Besluit 2/CMP.8 ingediende verslag.

    • De respectieve emissieniveaus van de lidstaten en IJsland in overeenstemming met artikel 4, de leden 1 en 5, van het Protocol van Kyoto zijn de som van hun respectieve hoeveelheden die zijn opgenomen in de onderstaande tabel 1 en het eventuele resultaat van de toepassing van artikel 3, lid 7 bis, tweede zin, van het Protocol van Kyoto voor die lidstaat of IJsland.

    De toegewezen hoeveelheden voor de partijen zijn gelijk aan hun respectieve emissieniveaus.

    De toegewezen hoeveelheid van de Europese Unie wordt verrekend met de broeikasgasemissies van bronnen in het kader van de EU-regeling voor de handel in emissierechten, waaraan haar lidstaten en IJsland deelnemen, voor zover deze emissies onder het Protocol van Kyoto vallen. De respectieve toegewezen hoeveelheden van de lidstaten en IJsland omvatten de broeikasgasemissies per bron en verwijderingen per put in elke lidstaat of IJsland voor bronnen en putten die niet vallen onder Richtlijn 2009/29/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden. Dit omvat alle emissies van bronnen en verwijderingen per put die vallen onder artikel 3, de leden 3 en 4, van het Protocol van Kyoto evenals alle emissies van stikstoftrifluoride (NF3) in het kader van het Protocol van Kyoto.

    Partijen bij deze overeenkomst rapporteren afzonderlijk over de emissies per bron en verwijderingen per put die onder hun respectieve toegewezen hoeveelheden vallen.

Tabel 1. Emissieniveaus van de lidstaten en IJsland (vóór toepassing van artikel 3, lid 7 bis) in ton koolstofdioxide-equivalent voor de tweede verbintenisperiode uit hoofde van het Protocol van Kyoto

België

584.228.513

Bulgarije

222.945.983

Tsjechië

520.515.203

Denemarken

269.321.526

Duitsland

3.592.699.888

Estland

51.056.976

Ierland

343.467.221

Griekenland

480.791.166

Spanje

1.766.877.232

Frankrijk

3.014.714.832

Kroatië

162.271.086

Italië

2.410.291.421

Cyprus

47.450.128

Letland

76.633.439

Litouwen

113.600.821

Luxemburg

70.736.832

Hongarije

434.486.280

Malta

9.299.769

Nederland

919.963.374

Oostenrijk

405.712.317

Polen

1.583.938.824

Portugal

402.210.711

Roemenië

656.059.490

Slovenië

99.425.782

Slowakije

202.268.939

Finland

240.544.599

Zweden

315.554.578

Verenigd Koninkrijk

2.743.362.625

IJsland

15.327.217

  1. Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende een bewakings- en rapportagesysteem voor de uitstoot van broeikasgassen en een rapportagemechanisme voor overige informatie op nationaal niveau en op het niveau van de Unie met betrekking tot klimaatverandering, en tot intrekking van Beschikking nr. 280/2004/EG (PBEU L 165) ^ [1]
Naar boven