Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Venezuela tot herstel der diplomatieke betrekkingen tussen beide landen, Caracas, 11-05-1920

Geraadpleegd op 19-04-2024.
Geldend van 23-02-1921 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Venezuela tot herstel der diplomatieke betrekkingen tussen beide landen

Authentiek : ES

El Gobierno de Su Majestad la Reina de los Países Bajos y el Gobierno de los Estados Unidos de Venezuela, animados del sincero deseo de restablecer las relaciones diplomáticas de sus dos Países, han nombrado por sus Plenipotenciarios a saber:

Su Majestad la Reina de los Países Bajos al Señor W. B. ENGELBRECHT, Delegado Especial de los Países Bajos

y

El Presidente de los Estados Unidos de Venezuela al Señor Doctor E. GIL BORGES, Ministro de Relaciones Exteriores, quienes después de haber canjeado sus plenos poderes y encontrándolos en buena y debida forma, han convenido en lo siguiente:

Art. 1°

Las relaciones diplomáticas entre el Reino de los Países Bajos y los Estados Unidos de Venezuela quedarán restablecidas desde la ratificación del presente convenio.

Art. 3°

Mientras se celebra un tratado de comercio, las Altas Partes Contratantes se garantizan en todo lo relativo al comercio, a la industria y a la navegación el tratamiento de la nación mas favorecida. Este tratamiento será acordado gratuitamente si la concesión hecha a favor de una tercera Potencia fuere gratuita; y si la concesión fuere condicional, mediante la misma o equivalente compensación que se fijará por convenio entre las Partes.

Art. 4°

El Señor H. THIELEN podrá sustentar ante los Tribunales Venezolanos competentes las pretensiones contra el Estado de Venezuela fundadas en las pérdidas que pretende haber sufrido la sociedad H. THIELEN y Cia, por los sucesos ocurridos en Caracas el 13 y el 14 de diciembre de 1908.

Las Altas Partes Contratantes convienen en que no habrá lugar a intervención diplomática sino en el caso de denegación de justicia o injusticia evidente.

Si el Gobierno de los Países Bajos considera que se ha presentado uno de estos casos, lo participará al Gobierno de Venezuela.

Si las Altas Partes Contratantes no pudieren ponerse de acuerdo a este respecto, se someterá la cuestión a la decisión de un Tribunal compuesto de tres juristas. Cada una de las Altas Partes Contratantes elegirá un Arbitro y los Arbitros asi nombrados elegirán el tercero.

Si las Altas Partes no pudieren ponerse de acuerdo en las reglas del procedimiento arbitral, se observarán las establecidas en la Convención de La Haya de 29 de Julio de 1899, para el arreglo pacifico de los conflictos internacionales. Igualmente se observará lo dispuesto en dicha Convención para la elección del tercero para el casa de que los Arbitros no pudieren ponerse de acuerdo para hacer esta designación.

Art. 5°

Cesarán los efectos del artículo 3° de la Convención si dentro de los cinco años a contar de su ratificación no se hubiere celebrado el tratado de comercio a que se refiere dicho artículo 3°.

Si ninguna de las Altas Partes Contratantes notificare su intención de hacer cesar los efectos de dicho artículo 3° dentro de los tres últimos meses del término mencionado en el párrafo anterior, se entenderá prorrogada la duración de dicho artículo 3° por un año más y así sucesivamente.

Art. 6°

Esta Convención será ratificada conforme a las Constituciones de los Países Contratantes, y las ratificaciones serán canjeadas en Caracas en el más breve término posible a contar de la fecha de su aprobacion.

En fe de lo cual los suscritos firmamos la presente Convención, que se hace por duplicado en los idiomas holandés y castellano, y la sellamos con nuestros respectivos sellos, en Caracas, el 11 de Mayo de 1920.

(L. S.) E. GIL BORGES.

Vertaling : NL

De Regeering van Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de Regeering van de Vereenigde Staten van Venezuela, bezield door den oprechten wensch om de diplomatieke betrekkingen tusschen de beide Staten te herstellen, hebben tot hare Gevolmachtigden benoemd, t. w.:

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden den Heer W. B. ENGELBRECHT, Speciaal Gedelegeerde der Nederlanden,

en

De President der Vereenigde Staten van Venezuela den Heer Dr. E. GIL BORGES, Minister van Buitenlandsche Zaken, die na elkander hunne in goeden en behoorlijken vorm bevonden volmachten te hebben medegedeeld, zijn overeengekomen nopens het volgende:

Art. 1

De diplomatieke betrekkingen tusschen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vereenigde Staten van Venezuela zullen hersteld zijn na de bekrachtiging van dit verdrag.

Art. 3

Tot tijd en wijle, dat een handelsverdrag gesloten zal worden, zullen de Hooge Contracteerende Partijen elkander wederkeerig de behandeling verzekeren op den voet der meest begunstigde natie ter zake van alles wat betreft den handel, de nijverheid en de scheepvaart. Deze behandeling zal om niet geschieden, indien de aan eene derde Mogendheid te verleenen concessie om niet geschiedt; indien zoodanige concessie voorwaardelijk geschiedt, dan zal zij slechts worden toegestaan tegen hetzelfde of een evenredig voordeel, waaromtrent door de beide Partijen bij overeenkomst zal worden bepaald.

Art. 4

De Heer H. THIELEN zal voor de bevoegde Venezolaansche Gerechten de aanspraken jegens den Venezolaanschen Staat kunnen doen gelden, gegrond op de verliezen, die hij beweert, dat de firma H. THIELEN & Co. geleden heeft ten gevolge der gebeurtenissen, welke in Caracas hebben plaats gehad op 13 en 14 December 1908.

De Hooge Contracteerende Partijen komen overeen, dat er geen aanleiding tot diplomatieke interventie zal bestaan, behoudens in het geval van rechtsweigering of klaarblijkelijke onrechtvaardigheid.

Indien de Nederlandsche Regeering van meening is, dat een dezer gevallen zich heeft voorgedaan, dan zal zij zulks ter kennis brengen der Regeering van Venezuela.

Indien de Hooge Contracteerende Partijen ter zake niet tot overeenstemming kunnen geraken, dan zal het geschilpunt onderworpen worden aan de uitspraak van een scheidsgerecht, bestaande uit drie rechtsgeleerden. Ieder der Hooge Contracteerende Partijen zal eenen scheidsman aanwijzen en de aldus benoemde scheidslieden zullen den derden aanwijzen.

Indien de Hooge Contracteerende Partijen het niet eens kunnen worden ter zake der regeling der arbitrale procedure, dan zullen de voorschriften gevolgd worden vervat in de Haagsche Conventie van 29 Juli 1899 voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen. Insgelijks zullen de bepalingen der genoemde Conventie worden gevolgd bij de keuze van den derden scheidsman, voor het geval, dat de beide scheidslieden met betrekking tot deze keuze niet tot overeenstemming zouden kunnen geraken.

Art. 5

Het bepaalde sub art. 3 van dit verdrag zal ophouden van kracht te zijn, indien binnen vijf jaren te rekenen van de bekrachtiging dezer overeenkomst het in genoemd art. 3 bedoelde handelsverdrag niet gesloten is.

Indien geen der Hooge Contracteerende Partijen binnen de laatste drie maanden van den in het voorafgaande lid vermelden termijn haar voornemen kenbaar maakt om het bepaalde sub art. 3 te doen ophouden van kracht te zijn, dan wordt de duur van voorzegd art. 3 stilzwijgend beschouwd met een jaar verlengd te zijn en zoo voorts.

Art. 6

Deze overeenkomst zal bekrachtigd worden op de wijze zooals de Grondwet der Contracteerende Staten bepaalt en de akten van bekrachtiging zullen zoo spoedig mogelijk te Caracas worden uitgewisseld.

Ten blijke waarvan de ondergeteekenden dit verdrag in dubbel in de Nederlandsche en Spaansche talen hebben geteekend en van hunne zegels voorzien.

Gedaan te Caracas, den 11 Mei 1920.

(L. S.) W. B. ENGELBRECHT.

Naar boven