Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden de vriendschapsbanden, die tusschen het
Koningrijk der Nederlanden en Belgie bestaan wenschende toe te halen, en aan de handelsbetrekkingen,
die zoo gelukkig tusschen de beide natiën tot stand zijn gebragt, de meest mogelijke
uitbreiding willende verzekeren, heeft, ten einde dat doel te bereiken, en om te voldoen
aan een herhaaldelijk te kennen gegeven verlangen van de Regering van Zijne Majesteit
den Koning der Belgen, toegestemd in het toelaten van Belgische Consuls in de voornaamste
havens der Nederlandsche kolonien, onder voorbehoud evenwel deze vergunning tot het
onderwerp te maken eener uitdrukkelijke overeenkomst, waarbij de regten, verpligtingen
en vrijdommen dier Consuls in de gezegde kolonien duidelijk en naauwkeurig worden
omschreven.
Te dien einde, heeft Zijne Majesteit de Koning der Nederlanden benoemd den heer Floris
Adriaan van Hall, ridder grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw, der Leopoldsorde
van Belgie, der orde van den Ernestinischen tak van het Huis van Saxen, der orde van
den Witten Valk van Saxen-Weimar, der Keizerlijke Russische orde van den Witten Arend,
en der Guelphen orde van Hannover. Hoogstdeszelfs Minister van Staat en van Buitenlandsche
Zaken, en den heer Charles Ferdinand Pahud, ridder grootkruis der orde van den Nederlandschen
Leeuw, der Leopolds orde van Belgie en der orde van den Rooden Adelaar van Pruissen,
Hoogstdeszelfs Minister van Kolonien;
en Zijne Majesteit de Koning der Belgen, den luitenant-generaal baron Willmar, commandeur
van Hoogstdeszelfs orde, grootkruis der orde van den Nederlandschen Leeuw, grootkruis
der orde van de Eikenkroon, grootkruis der orde van den Ernestinischen tak van het
Huis van Saxen, grootkruis der orde van Hendrik den Leeuw, grootkruis der orde van
Albert den Beer, commandeur der orde van het Legioen van Eer, Hoogstdeszelfs Buitengewoon
Gezant en Gevolmagtigd Minister bij Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden, Groot-Hertog
van Luxemburg, enz., enz., enz.
Die, na mededeeling hunner volmagten, welke in goeden en behoorlijken staat zijn bevonden,
omtrent de navolgende artikelen zijn overeengekomen.
Er worden Belgische consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten
toegelaten in al de havens van de overzeesche bezittingen of kolonien der Nederlanden,
welke open zijn voor de schepen van alle landen.
De Belgische consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten worden
beschouwd als handels-agenten, ter bescherming van den zeehandel hunner landgenooten,
in de havens van het ressort van hun consulair arrondissement.
Zij zijn anderworpen zoowel aan de burgerlijke als aan de strafwetten des lands, waar
zij gevestigd zijn, onverminderd de uitzonderingen, die de tegenwoordige overeenkomst
in hun belang vaststelt.
De consuls-generaal, consuls en vice-consuls, alvorens tot de uitoefening hunner werkzaamheden
te worden toegelaten en het genot te hebben van de vrijdommen, die daaraan verbonden
zijn, leggen aan de Regering van Zijne Majesteit den Koning der Nederlanden eene commissie
in behoorlijken vorm over.
Nadat het exequatur, 't welk zoo spoedig mogelijk door den gouverneur der kolonie
zal worden mede onderteekend, is verleend, hebben gezegde consulaire ambtenaren van
allen rang regt op de bescherming der Regering en op den bestand der plaatselijke
overheid voor de vrije uitoefening hunner betrekking.
De Regering behoudt zich, bij het verleenen van het exequatur, de bevoegdheid voor,
dit weder in te trekken of door den gouverneur der kolonie te doen intrekken met opgave
der redenen van dien maatregel.
De consuls-generaal, consuls en vice-consuls zijn geregtigd boven de buitendeur hunner
consulaten het wapen van hunne regering te plaatsen, met het opschrift: consulaat
van ……
Het is uitdrukkelijk verstaan dat dit uitwendig teeken nimmer kan worden aangemerkt
als gevende het jus asyli, noch als kunnende de woning en hare bewoners onttrekken
aan de vervolging der plaatselijke justitie.
Het staat echter vast dat de archieven en de bescheiden betreffende de consulaire
zaken, tegen elk onderzoek zullen beschermd zijn, en dat geen overheid of ambtenaar
de bevoegdheid zal hebben, die op eenigerhande wijze of onder eenig voorwendsel te
onderzoeken, in beslag te nemen of daarvan inzage te hebben.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten zijn met geenerhande
diplomatieke waardigheid bekleed.
Iedere aanvrage, die aan de Nederlandsche Regering moet worden gedaan, geschiedt door
tusschenkomst van den diplomatieken agent, te 's Gravenhage gevestigd. Bij gebreke
van zoodanigen agent en in spoed vereischende gevallen, kan de consul-generaal consul
of vice-consul zelf de aanvrage doen aan den gouverneur der kolonie, daarbij het dringende
der zaak bewijzende, en de redenen uiteenzettende waarom de aanvrage niet aan de ondergeschikte
overheid kan worden gedaan, of aantoonende dat de vroegere aanvragen aan deze overheden
zonder gevolg zijn gebleven.
De consuls-generaal en de consuls zijn bevoegd consulaire agenten te benoemen in de
havens vermeld in art. 1.
De consulaire agenten kunnen zonder onderscheid zijn Nederlandsche onderdanen, Belgen
of onderdanen van elk ander land, gevestigd of kunnende, volgens de bepalingen der
plaatstelijke wetten, worden toegelaten tot het zich vestigen in de haven, waar de
consulaire agent wordt aangesteld.
Deze consulaire agenten, wier benoeming onderworpen is aan de goedkeuring van den
gouverneur der kolonie, worden voorzien van eene aanstelling, afgegeven door den consul
onder wiens bevelen zij werkzaam moeten zijn.
De gouverneur der kolonie kan in ieder geval de goedkeuring, waarvan zoo even is gesproken,
aan de consulaire agenten ontnemen, onder mededeeling der redenen van zoodanigen maatregel
aan den consul-generaal of consul.
De paspoorten, door consulaire ambtenaren van allen rang afgegeven of geviseerd, ontslaan
geenszins van de verpligting om zich te voorzien van al de stukken, door de plaatselijke
wetten tot het reizen of zich vestigen in de kolonien gevorderd.
Het regt om het verblijf in de kolonie te ontzeggen, of de verwijdering te bevelen
van den persoon aan wien een paspoort is afgegeven, blijft den gouverneur der kolonie
voorbehouden.
Wanneer een Belgisch schip op de kusten van een der Nederlandsche kolonien komt te
stranden, neemt, bij afwezigheid of met toestemming van den kapitein, de consul-generaal,
consul, vice-consul of consulaire agent, aanwezig ter plaatse van den schipbreuk of
van de berging, al de noodige maatregelen tot redding van schip, lading en alles wat
daartoe behoort.
Bij afwezendheid van den consul-generaal, consul, vice-consul of consulairen agent,
neemt de Nederlandsche overheid der plaats, waar het schip is gestrand, de maatregelen
bij de wetten der kolonie voorgeschreven.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten kunnen, voor zoover
de uitlevering van deserteurs van Belgische koopvaardij- of oorlogschepen bij tractaat
is bedongen, de hulp der plaatselijke overheid inroepen, tot het aanhouden, gevangennemen
en in verzekerde bewaring houden van deserteurs dier schepen; zij wenden zich te dien
einde tot de bevoegde ambtenaren en eischen de gezegde deserteurs schriftelijk op,
mits uit de scheepsregisters, monsterrollen of ieder ander authenthiek stuk bewijzende,
dat de opgeëischte personen behoord hebben tot de manschap.
Wanneer de opeisching op deze wijze is gestaafd, wordt de uitlevering toegestaan.
De plaatselijke overheid is gehouden, gebruik te maken van al de middelen in hare
magt, ten einde de uitlevering der deserteurs geschiede.
Na hunne aanhouding worden deze deserteurs gesteld ter beschikking van de gezegde
consulaire ambtenaren en kunnen op aanvrage en op kosten van degenen die hen opeischen,
worden opgesloten in de openbare gevangenissen, ten einde te worden gezonden naar
de schepen waartoe zij behooren, of naar andere schepen van dezelfde natie. Indien
zij echter binnen drie maanden na den dag hunner aanhouding niet teruggezonden zijn,
worden zij in vrijheid gesteld en kunnen zij om dezelfde reden niet wederom in hechtenis
worden genomen.
Het staat echter vast dat, indien de deserteur bevonden werd eenige misdaad, wanbedrijf
of overtreding te hebben gepleegd, zijne uitlevering kan worden uitgesteld tot dat
de betrokken regtbank uitspraak hebbe gedaan en deze ten uitvoer gelegd zij.
Wanneer een Belgisch onderdaan komt te overlijden zonder bekende erfgenamen of uiterste
wilsuitvoerder na te laten, geven de Nederlandsche ambtenaren, die krachtens de wetten
der kolonie met het beheer van den boedel zijn belast, daarvan kennis aan de consulaire
ambtenaren, ten einde de noodige mededeeling aan de belanghebbenden te doen geworden.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire-agenten hebben als zoodanig
voor zoover de Belgische wetgeving zulks toelaat, het regt om tot scheidsmannen te
worden benoemd in de geschiIlen, die tusschen de bevelvoerders en de manschap der
Belgische schepen mogten ontstaan, en zulks zonder tusschenkomst der plaatselijke
overheid, ten gij het gedrag der manschap of van den bevelvoerder van dien aard zij
geweest, dat het de orde en rust van het land kunne storen, of dat de consuls-generaal,
consuls, vice-consuls en consulaire-agenten den bijstand inroepen der gezegde overheid,
om hunne uitspraken ten uitvoer te leggen of het gezag daarvan te handhaven.
Het staat echter vast dat deze bijzondere vorm van regtspleging of van uitspraak door
scheidsmannen de twistende partijen het regt niet ontneemt om daarvan, na hunne terugkomst,
bij de regterlijke magt van hun eigen land in hooger beroep te komen, wanneer de wetgeving
van dit laatste haar dat regt toekent.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire-agenten, die geen onderdanen
zijn der Nederlanden, die, op het oogenblik hunner benoeming, niet als ingezetenen
gevestigd zijn in het Koningrijk der Nederlanden of zijne kolonien, en die, behalve
die van consul, geen betrekking hebben of geen beroep of handel uitoefenen, zijn,
voor zoover in Belgie dezelfde gunsten aan de consuls-generaal, consuls en vice-consuls
der Nederlanden zijn toegestaan, vrijgesteld van de inkwartiering, van de personele
belasting en daarenboven van alle lands- of gemeentelijke belastingen, die worden
aangemerkt als van personelen aard. Deze vrijdom kan zich nimmer uitstrekken tot de
in- en uitgaande regten of andere indirecte of reële belastingen.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten die geen ingezetenen
of erkende onderdanen zijn der Nederlanden, maar die, gelijktijdig met hunne betrekking
van consul, eenig beroep of eenigen handel mogten uitoefenen, zijn gehouden de lasten
te dragen en de regten en belastingen te voldoen, even als alle Nederlandsche onderdanen
en andere inwoners.
De consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten, die onderdanen zijn
der Nederlanden, maar aan wien is toegestaan eene consulaire betrekking waar te nemen,
door de Belgische Regering opgedragen, zijn gebonden alle regten en belastingen van
welken aard ook te voldoen.
De Belgische consuls-generaal, consuls, vice-consuls en consulaire agenten genieten
in de Nederlandsche kolonien alle andere voorregten, vrijstellingen en vrijdommen,
die in het vervolg aan de agenten van gelijken rang van de meest bevoordeelde natie
mogten worden toegestaan.
De tegenwoordige overeenkomst zal van kracht blijven gedurende vijf jaren, in te gaan
met de uitwisseling der bekrachtigingen, welke zal plaats hebben binnen den termijn
van twee maanden, of zoo mogelijk vroeger.
Ingeval geene der contracterende partijen twaalf maanden vóór het verloop van den
gezegden tijd van vijf jaren haar voornemen te kennen geeft om de werking er van te
doen ophouden, zal de overeenkomst gedurende nog één jaar van kracht blijven, te rekenen
van den dag waarop de eene of andere der partijen haar zal hebben opgezegd.
Ten blijke waarvan de wederzijdsche gevolmagtigden de tegenwoordige overeenkomst hebben
onderteekend en met hunne wapenen bezegeld.