Benelux-verdrag betreffende grensoverschrijdende samenwerking inzake wegvervoerinspectie, Luik, 03-10-2014

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-06-2017 t/m heden

Benelux-verdrag betreffende grensoverschrijdende samenwerking inzake wegvervoerinspectie

Authentiek : NL

Benelux-verdrag betreffende grensoverschrijdende samenwerking inzake wegvervoerinspectie

Het Koninkrijk België, vertegenwoordigd door:

De Federale Regering,

De Vlaamse Regering,

De Waalse Regering,

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Het Groothertogdom Luxemburg

en

Het Koninkrijk der Nederlanden,

hierna te noemen „de Verdragsluitende Partijen”,

Gelet op artikel 6, tweede lid, onder f), van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie,

Gezien artikel 3, tweede lid, onder a), van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie, alsmede hoofdstuk 3.5 van het Gemeenschappelijk Werkprogramma 2013-2016,

Gezien Beschikking M (2013) 6 van het Benelux Comité van Ministers van 18 november 2013 betreffende grensoverschrijdende samenwerking tussen de inspectiediensten inzake wegvervoer,

Overwegende dat Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad, de bestuurlijke samenwerking tussen lidstaten en wederzijdse bijstand bepaalt,

Overwegende dat Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad, intracommunautaire contacten in de vorm van uitwisseling van gegevens, ervaringen en inlichtingen tussen de lidstaten aanmoedigt,

Overwegende dat Richtlijn 2000/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juni 2000 betreffende de technische controle langs de weg van bedrijfsvoertuigen die in de Gemeenschap deelnemen aan het verkeer, de lidstaten gelast elkaar wederzijds bijstand te verlenen voor de toepassing van die Richtlijn,

Overwegende dat Richtlijn 95/50/EG van de Raad van 6 oktober 1995 betreffende uniforme procedures voor de controle op het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg bepaalt dat lidstaten elkaar de nodige bijstand verlenen met het oog op de juiste toepassing van die Richtlijn,

Overwegende dat de artikelen 24 tot en met 26 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie samenwerking mogelijk maken tussen enerzijds de Benelux Unie en anderzijds derde staten en deelstaten en met name de staten, deelstaten en bestuurlijke entiteiten die grenzen aan de grondgebieden van de Benelux-landen,

Overwegende de reeds bestaande samenwerking in het kader van Euro Contrôle Route,

Overwegende dat het Europese wegvervoer, ook binnen de Benelux-landen, zich in hoog tempo internationaal ontwikkelt, niet alleen qua kwantiteit maar ook qua operationeel kader waarbinnen dit vervoer wordt uitgevoerd,

Overwegende dat ondanks de ontwikkeling van de Europese Unie tot interne markt, het toezicht op en de handhaving van de EU-regelgeving inzake wegvervoer een nationale aangelegenheid blijven, hetgeen leidt tot pluriformiteit binnen de uitvoering tussen de lidstaten, en dat dit haaks staat op de gewenste uniformiteit van het EU-acquis,

Overwegende dat grotere uniformiteit bij de uitvoering van de EU-wegvervoerregelgeving bewerkstelligd kan worden door nauwere samenwerking tussen de inspectiediensten binnen de Benelux en dat tot belangrijke kostenbesparingen, rendementsverhoging en schaalvoordelen gekomen kan worden door benutting van elkaars capaciteit, expertise en ervaring,

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK I. DOEL, BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN EN VERHOUDING TOT ANDERE REGELINGEN

Artikel 1. Doel

Dit Verdrag beoogt:

  • a. de verdergaande harmonisatie van het toezicht op en de handhaving van de EU-regelgeving inzake wegvervoer van goederen en personen;

  • b. het benutten van schaalvoordelen op het terrein van capaciteit (personeel, middelen en materieel), expertise, ervaring en opleiding;

  • c. de grensoverschrijdende, wederzijdse bijstand van de inspectiediensten inzake wegvervoer en de modaliteiten ervan.

Artikel 2. Begripsomschrijvingen

  • 1 Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:

    • a. bevoegde autoriteit: een autoriteit die op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij op grond van de interne bevoegdheidsverdeling verantwoordelijk is voor het toezicht op en de handhaving van de regelgeving inzake wegvervoer van goederen en personen;

    • b. ambtenaar: de bevoegde ambtenaar aangeduid door middel van een in artikel 26 van dit Verdrag bedoelde uitvoeringsafspraak;

    • c. grensoverschrijdend optreden: het optreden van ambtenaren van een Verdragsluitende Partij op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij ter uitvoering van de doelstellingen bedoeld in artikel 1, onder c), van dit Verdrag;

    • d. grensoverschrijdende ambtenaar: een ambtenaar die grensoverschrijdend optreedt;

    • e. grensoverschrijdende inspectie-eenheid: een eenheid bestaande uit ambtenaren die in organisatorische en logistieke zin als één geheel grensoverschrijdend optreedt;

    • f. ontvangststaat: de Verdragsluitende Partij op wiens grondgebied een grensoverschrijdend optreden plaatsvindt;

    • g. zendstaat: de Verdragsluitende Partij waarvan grensoverschrijdende ambtenaren, grensoverschrijdende inspectie-eenheden of middelen en materieel afkomstig zijn;

    • h. verzoekende Verdragsluitende Partij: de Verdragsluitende Partij die een verzoek om grensoverschrijdend optreden of om het ter beschikking stellen van middelen en/of materieel doet;

    • i. aangezochte Verdragsluitende Partij: de Verdragsluitende Partij waaraan een verzoek als bedoeld onder g) is gericht;

    • j. toezicht: de werkzaamheden die door of namens de bevoegde autoriteiten worden verricht, zonder dat er een indicatie van overtreding is, om na te gaan of de toepasselijke voorschriften worden nageleefd;

    • k. handhaving: een gedragsbeïnvloedend optreden door de bevoegde autoriteit dat leidt of moet leiden tot de naleving van de toepasselijke voorschriften;

    • l. opsporing: een onderzoek dat geschiedt ter opheldering of ter voorkoming van een vermoedelijk gepleegd dan wel te plegen strafbaar feit en ter voorbereiding van een ter zake daarvan eventueel op te leggen strafrechtelijke sanctie.

  • 2 Een lijst van bevoegde autoriteiten en ambtenaren wordt vastgesteld en geactualiseerd door middel van een in artikel 26 van dit Verdrag bedoelde uitvoeringsafspraak.

Artikel 3. Verhouding tot andere regelingen

Voor zover in dit Verdrag niet uitdrukkelijk anders is bepaald, geschiedt de samenwerking in het kader van het respectievelijke recht en de internationale verplichtingen van de Verdragsluitende Partijen.

HOOFDSTUK II. DE VERDERGAANDE HARMONISATIE VAN HET TOEZICHT OP EN DE HANDHAVING VAN DE EU-WEGVERVOERREGELGEVING

Artikel 4. Harmonisatie

  • 1 De Verdragsluitende Partijen streven naar een verdergaande harmonisatie van het toezicht op en de handhaving van de EU-wegvervoerregelgeving.

  • 2 In de in artikel 27 van dit Verdrag genoemde actieplannen worden ter zake voorstellen opgenomen.

Artikel 5. Risicoclassificatiesystemen

De Verdragsluitende Partijen streven naar een onderlinge afstemming van hun risicoclassificatiesystemen zoals bedoeld in artikel 9 van Richtlijn 2006/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 inzake minimumvoorwaarden voor de uitvoering van de Verordeningen (EEG) nr. 3820/85 en (EEG) nr. 3821/85 van de Raad betreffende voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer en tot intrekking van Richtlijn 88/599/EEG van de Raad.

HOOFDSTUK III. HET BENUTTEN VAN SCHAALVOORDELEN OP HET TERREIN VAN CAPACITEIT (PERSONEEL, MIDDELEN EN MATERIEEL), EXPERTISE, ERVARING EN OPLEIDING

Artikel 6. Kennis, expertise, ervaring, opleiding, personeel, middelen en materieel

De Verdragsluitende Partijen ondersteunen de grensoverschrijdende samenwerking in het kader van dit Verdrag door:

  • a. de uitwisseling van informatie betreffende hun nationale wet- en regelgeving, hun toezicht- en handhavingsstructuren en hun toezicht- en handhavingspraktijk;

  • b. het verstrekken van een forum voor de uitwisseling van goede praktijken en ervaringen;

  • c. de organisatie van samenwerking op het vlak van opleidingen;

  • d. het onderling verlenen van technische en wetenschappelijke ondersteuning;

  • e. de uitwisseling van middelen en materieel;

  • f. het vooraf informeren van de andere Verdragsluitende Partijen bij de aanschaf van middelen en materieel die grensoverschrijdend gebruikt kunnen worden;

  • g. de uitwisseling van personeel;

  • h. het verlenen van een recht tot toegang in het kader van een grensoverschrijdend optreden aan de grensoverschrijdende ambtenaren van de andere Verdragsluitende Partijen tot de nationale elektronische registers die elke Verdragsluitende Partij bijhoudt overeenkomstig de artikelen 16 en 17 van Verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van Richtlijn 96/26/EG van de Raad, alsmede tot andere nationale registers bepaald in een uitvoeringsafspraak zoals bedoeld in artikel 26 van dit Verdrag, met inachtneming van de op die registers van toepassing zijnde wetgeving inzake de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Artikel 7. Praktische modaliteiten van samenwerking

De praktische modaliteiten van de samenwerking op grond van dit Verdrag worden door de bevoegde autoriteiten geregeld door middel van uitvoeringsafspraken zoals bedoeld in artikel 26 van dit Verdrag.

Artikel 8. Middelen en materieel

  • 1 De bevoegde autoriteit van de zendstaat kan op verzoek van de ontvangststaat middelen en materieel ter beschikking stellen. Bij de terbeschikkingstelling van de middelen en het materieel gaat een inventaris, die desgevraagd wordt voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de ontvangststaat.

  • 2 Bij het ter beschikking stellen van middelen en materieel staat de zendstaat in voor de noodzakelijke opleiding en toelichting ten behoeve van het gebruik van deze middelen en dit materieel.

  • 3 De kosten ontstaan bij verlies of beschadiging van door een Verdragsluitende Partij ter beschikking gesteld materieel komen ten laste van die Verdragsluitende Partij.

HOOFDSTUK IV. DE GRENSOVERSCHRIJDENDE, WEDERZIJDSE BIJSTAND VAN DE INSPECTIEDIENSTEN INZAKE WEGVERVOER EN DE MODALITEITEN ERVAN

Artikel 9. Grensoverschrijdend optreden

De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen, afhankelijk van hun operationele behoeften, een grensoverschrijdend optreden organiseren.

Artikel 10. Taken bij grensoverschrijdend optreden

De praktische modaliteiten van de samenwerking en de toekenning van taken bij deelname aan een grensoverschrijdend optreden worden door de bevoegde autoriteiten geregeld door middel van uitvoeringsafspraken zoals bedoeld in artikel 26 van dit Verdrag. Daarbij wordt bij de toekenning van taken rekening gehouden met eventueel tussen de ambtenaren bestaande verschillen in de bevoegdheden waarover zij op hun eigen grondgebied beschikken.

Artikel 11. Verzoek tot grensoverschrijdend optreden

  • 1 Een grensoverschrijdend optreden is slechts mogelijk op verzoek. Het verzoek wordt schriftelijk of elektronisch door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Verdragsluitende Partij gericht aan de bevoegde autoriteit van de aangezochte Verdragsluitende Partij. Het verzoek wordt ondertekend door de bevoegde autoriteit van de verzoekende Verdragsluitende Partij. In geval van een elektronisch verzoek is een ondertekening met een elektronische handtekening vereist.

  • 2 Het verzoek bevat een omschrijving van de aard van het gewenste grensoverschrijdend optreden, alsmede van het operationele nut van dit optreden.

  • 3 De bevoegde autoriteit van de aangezochte Verdragsluitende Partij neemt onverwijld een beslissing betreffende het verzoek. Van die beslissing wordt zo spoedig mogelijk maar in ieder geval ten laatste een week voor het beoogde grensoverschrijdend optreden schriftelijk of elektronisch mededeling gedaan aan de bevoegde autoriteit van de verzoekende Verdragsluitende Partij. De beslissing wordt ondertekend door de aangezochte Verdragsluitende Partij. In geval van een elektronische beslissing is een ondertekening met een elektronische handtekening vereist.

Artikel 12. Informatieplicht

  • 1 De grensoverschrijdende ambtenaar wordt onverwijld in het bezit gesteld van een afschrift van de beslissing bedoeld in artikel 11, derde lid, van dit Verdrag.

  • 2 De grensoverschrijdende ambtenaar is in het bezit van een inventaris van desgevallend meegevoerde middelen en materieel, zoals vastgesteld door de bevoegde autoriteit. Hij legt deze inventaris desgevraagd voor aan de daartoe bevoegde autoriteit van de ontvangststaat.

Artikel 13. Gebruik van dwangmiddelen

Tijdens een grensoverschrijdend optreden mogen de ambtenaren de tot de basisuitrusting in de zendstaat behorende individuele materiële dwangmiddelen vervoeren, meevoeren of dragen, mits deze zijn toegestaan door de ontvangststaat. Deze dwangmiddelen mogen alleen worden gebruikt met inachtneming van de wetgeving toepasselijk in de ontvangststaat.

Artikel 14. Vertrouwelijkheid

Voor de grensoverschrijdende ambtenaar, de grensoverschrijdende inspectie-eenheid en de bevoegde autoriteit van de zendstaat gelden dezelfde regels inzake vertrouwelijkheid als die welke gelden voor de ambtenaren en bevoegde autoriteiten van de ontvangststaat.

HOOFDSTUK V. ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE GRENSOVERSCHRIJDEND OPTREDEN

Artikel 15. Toepasselijk recht en procedures

  • 1 De ambtenaar treedt tijdens het grensoverschrijdend optreden op in overeenstemming met het in de ontvangststaat geldende recht.

  • 2 Een grensoverschrijdend optreden wordt uitgevoerd volgens de wettelijke procedures van de ontvangststaat.

Artikel 16. Gezag

Gedurende het grensoverschrijdend optreden is de grensoverschrijdende ambtenaar gehouden de aanwijzingen van de betreffende bevoegde autoriteiten en de bevelen van de betreffende leidinggevende van de ontvangststaat op te volgen.

Artikel 17. Identificatie

De grensoverschrijdende ambtenaar is te allen tijde in staat zijn officiële functie aan te tonen, door middel van een legitimatiebewijs dat aan hem is verstrekt in de zendstaat.

Artikel 18. Uiterlijke herkenbaarheid

  • 1 De grensoverschrijdende ambtenaar is als zodanig uiterlijk herkenbaar door het dragen van dienstkledij of herkenningstekens die wijzen op het grensoverschrijdend karakter van het optreden.

  • 2 Tijdens een grensoverschrijdend optreden zijn aan het voertuig dat wordt gebruikt door een grensoverschrijdende ambtenaar voorzieningen aangebracht die wijzen op het grensoverschrijdend karakter van het optreden.

  • 3 De voorgaande leden zijn niet van toepassing indien dit gezien de aard van het grensoverschrijdend optreden van inspectiediensten inzake wegvervoer noodzakelijk is.

Artikel 19. Overname en beëindiging

  • 1 Het begin en het einde van het grensoverschrijdend optreden worden vastgesteld in een uitvoeringsafspraak zoals bedoeld in artikel 26 van dit Verdrag.

  • 2 In uitzonderlijke gevallen kan de bevoegde autoriteit van de ontvangststaat het grensoverschrijdend optreden overnemen, zo nodig in afwijking van de in het eerste lid genoemde uitvoeringsafspraak. Het grensoverschrijdend optreden wordt beëindigd zodra de bevoegde autoriteit van de ontvangststaat kennis geeft van deze overname.

Artikel 20. Verslag

De grensoverschrijdende ambtenaar of de leidinggevende van een grensoverschrijdende inspectie-eenheid, doet na elk grensoverschrijdend optreden verslag van dit optreden aan de bevoegde autoriteiten van de ontvangststaat.

Artikel 21. Hulpverlening

Een ontvangststaat is jegens de grensoverschrijdende ambtenaren van de zendstaat tijdens het grensoverschrijdend optreden verplicht tot dezelfde bescherming en hulpverlening als jegens de eigen ambtenaren.

HOOFDSTUK VI. BEPALINGEN BETREFFENDE DE BURGERRECHTELIJKE EN STRAFRECHTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID EN BETREFFENDE DE KOSTEN

Artikel 22. Strafrechtelijke aansprakelijkheid

In het kader van de taken vallende onder de toepassing van dit Verdrag worden de ambtenaren van de zendstaat met ambtenaren van de ontvangststaat gelijkgesteld, voor wat betreft de strafbare feiten die tegen of door hen mochten worden begaan, tenzij de Verdragsluitende Partijen anders overeenkomen.

Artikel 23. Burgerrechtelijke aansprakelijkheid

  • 1 Verbintenissen uit onrechtmatige daad begaan door een ambtenaar van de zendstaat tijdens een grensoverschrijdend optreden, worden beheerst door het recht van de ontvangststaat.

  • 2 In het geval van een grensoverschrijdend optreden, komt de vergoeding van schade toegebracht door een ambtenaar van de zendstaat op het grondgebied van de ontvangststaat ten laste van de zendstaat. In dergelijk geval vergoedt de ontvangststaat de door de benadeelden of hun rechthebbenden geleden schade op de wijze waarop zij daartoe gehouden zou zijn, indien de schade door haar eigen ambtenaren zou zijn aangebracht. De zendstaat betaalt vervolgens de ontvangststaat het volledige bedrag terug dat deze aan de benadeelden of hun rechthebbenden heeft uitgekeerd.

Artikel 24. Arbeidsrelatie

De rechten en verplichtingen die voorvloeien uit de arbeidsrelatie van de grensoverschrijdende ambtenaar in de zendstaat, blijven tijdens het grensoverschrijdend optreden onverkort van kracht.

Hieronder worden mede verstaan de rechten en verplichtingen op het gebied van burgerrechtelijke aansprakelijkheid.

Artikel 25. Kosten van het grensoverschrijdend optreden

Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten met betrekking tot de eigen deelname aan een grensoverschrijdend optreden, tenzij anders overeengekomen.

HOOFDSTUK VII. UITVOERINGSAFSPRAKEN EN ACTIEPLANNEN

Artikel 26. Uitvoeringsafspraken

De bevoegde autoriteiten maken op basis van en in het kader van dit Verdrag afspraken met betrekking tot de uitvoeringsmodaliteiten.

Artikel 27. Actieplannen

  • 1 De in artikel 28 genoemde stuurgroep stelt periodieke actieplannen ter uitvoering van dit Verdrag vast en stuurt deze toe aan de regeringen van de Verdragsluitende Partijen.

  • 2 De in artikel 28 genoemde stuurgroep rapporteert jaarlijks aan de regeringen van de Verdragsluitende Partijen over de uitvoering van de in het eerste lid genoemde actieplannen.

Artikel 28. Stuurgroep wegvervoerinspectie

  • 1 Een stuurgroep wegvervoerinspectie, waarin alle Verdragsluitende Partijen vertegenwoordigd zijn, wordt ingesteld.

  • 2 De samenstelling van de in het eerste lid genoemde stuurgroep is vastgesteld in de bijlage bij dit Verdrag.

  • 3 Het voorzitterschap, de werking en de te volgen procedure tot wijziging van de samenstelling van de in het eerste lid genoemde stuurgroep worden bepaald in een uitvoeringsafspraak zoals bedoeld in artikel 26 van dit Verdrag.

HOOFDSTUK VIII. SLOTBEPALINGEN

Artikel 29. Geschillenbeslechting

  • 1 De Verdragsluitende Partijen werken samen bij kwesties omtrent de interpretatie of toepassing van dit Verdrag.

  • 2 Hiertoe wordt een commissie van deskundigen ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen.

  • 3 Indien nodig komt de commissie van deskundigen op verzoek van een van de Verdragsluitende Partijen bijeen.

  • 4 Geschillen betreffende de interpretatie of toepassing van dit Verdrag waarover de commissie van deskundigen geen overeenstemming kan bereiken worden bij wege van overleg tussen de regeringen van de Verdragsluitende Partijen beslecht.

Artikel 30. Toepassing van het Verdrag

De Verdragsluitende Partijen treffen de maatregelen welke nodig zijn voor de toepassing van dit Verdrag.

Artikel 31. Uitwisseling van informatie

De Verdragsluitende Partijen ontwikkelen gezamenlijk een mechanisme voor de uitwisseling van informatie en evaluaties op het gebied van de controle van het wegvervoer bij toepassing van dit Verdrag, in strikte overeenstemming met de geldende voorschriften betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

Artikel 32. Evaluatie

Uiterlijk drie jaren na de inwerkingtreding van dit Verdrag evalueren de Verdragsluitende Partijen de werking en effectiviteit ervan.

Artikel 33. Territoriaal toepassingsgebied

Onverminderd artikel 35 van dit Verdrag, is dit Verdrag van toepassing op het grondgebied van het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden in Europa.

Artikel 34. Bekrachtiging en inwerkingtreding

  • 1 De Secretaris-generaal van de Benelux Unie is depositaris van dit Verdrag, waarvan hij een eensluidend afschrift aan elke Verdragsluitende Partij doet toekomen.

  • 2 Dit Verdrag wordt bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de Verdragsluitende Partijen.

  • 3 De Verdragsluitende Partijen leggen hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neer bij de depositaris.

  • 4 De depositaris brengt de Verdragsluitende Partijen op de hoogte van de neerlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • 5 Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de neerlegging van de laatste akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • 6 De depositaris stelt de Verdragsluitende Partijen op de hoogte van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag.

Artikel 35. Toetreding derde landen en deelstaten

Het staat derde landen en, indien zij verdragsluitende bevoegdheid hebben, deelstaten vrij toe te treden tot dit Verdrag door de neerlegging van een akte van toetreding bij de depositaris. Voor toetredende landen of deelstaten treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van neerlegging van de akte van toetreding en ten vroegste op de dag van inwerkingtreding van het Verdrag overeenkomstig het vijfde lid van artikel 34 van dit Verdrag. De depositaris brengt de Verdragsluitende Partijen op de hoogte van de neerlegging van de akte van toetreding en van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag voor het toetredende land of de toetredende deelstaat.

Artikel 36. Opzegging

Dit Verdrag kan door elke Verdragsluitende Partij te allen tijde worden opgezegd door de neerlegging van een schriftelijke verklaring bij de depositaris. De opzegging wordt zes maanden na de neerlegging van deze schriftelijke verklaring van kracht. Het Verdrag blijft in werking tussen de overige Verdragsluitende Partijen. De depositaris brengt de Verdragsluitende Partijen op de hoogte van de neerlegging van dergelijke verklaring.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend en voorzien van hun zegel.

GEDAAN te Luik, op 3 oktober 2014, in één exemplaar, in de Nederlandse en Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Bijlage Samenstelling van de stuurgroep wegvervoerinspectie

  • 1. De stuurgroep wegvervoerinspectie ingesteld krachtens artikel 28 van dit Verdrag is samengesteld uit ten minste één vertegenwoordiger van het Koninkrijk België, van Vlaamse Gewest, van het Waalse Gewest, van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van het Groothertogdom Luxemburg en van het Koninkrijk der Nederlanden.

  • 2. De leden van de stuurgroep zijn werkzaam in een overheidsdienst bevoegd voor wegvervoerinspectie en omvatten, voor elk der Verdragsluitende Partijen, ten minste één vertegenwoordiger die binnen de betrokken overheidsdienst ten minste de functie van directeur, dan wel een leidinggevende functie van een vergelijkbaar niveau, vervult.

  • 3. Een lijst met de namen en contactgegevens van de leden van de stuurgroep wordt vastgesteld door middel van een uitvoeringsafspraak zoals bedoeld in artikel 26 van dit Verdrag.

Naar boven