Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek [...] Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, Athene, 28-05-1979

Geraadpleegd op 28-03-2024.
Geldend van 01-01-1981 t/m heden

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Lid-Staten der Europese Gemeenschappen) en de Helleense Republiek betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Authentiek : NL

Verdrag tussen het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (Lid-Staten der Europese Gemeenschappen) en de Helleense Republiek betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,

de President van de Bondsrepubliek Duitsland,

de President van de Helleense Republiek,

de President van de Franse Republiek,

de President van Ierland,

de President van de Italiaanse Republiek,

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Verenigd in de wil de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie voort te zetten,

Vastbesloten, in de geest van deze Verdragen, op de reeds gelegde grondslagen een steeds hechtere eenheid tussen de Europese volkeren tot stand te brengen,

Overwegende dat artikel 237 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap alsmede artikel 205 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, aan de Europese Staten de mogelijkheid bieden lid van deze Gemeenschappen te worden,

Overwegende dat de Helleense Republiek heeft verzocht lid te worden van deze Gemeenschappen,

Overwegende dat de Raad der Europese Gemeenschappen, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen, zich heeft uitgesproken voor toelating van deze Staat,

Hebben besloten in gemeenschappelijk overleg de voorwaarden voor deze toelating en de in de Verdragen tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie aan te brengen aanpassingen vast te stellen, en hebben daartoe als gevolmachtigden aangewezen:

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

de heer Wilfried Martens, Eerste Minister;

de heer Henri Simonet, Minister van Buitenlandse Zaken;

de heer Joseph van der Meulen, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,

de heer Niels Anker Kofoed, Minister van Landbouw;

de heer Gunnar Riberholdt, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

de President van de Bondsrepubliek Duitsland,

de heer Hans-Dietrich Genscher, Bondsminister van Buitenlandse Zaken;

de heer Helmut Sigrist, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

de President van de Helleense Republiek,

de heer Constantinos Karamanlis, Eerste Minister;

de heer Georgios Rallis, Minister van Buitenlandse Zaken;

de heer Georgios Kontogeorgis, Minister zonder portefeuille, belast met de betrekkingen met de Europese Gemeenschappen;

de President van de Franse Republiek,

de heer Jean François-Poncet, Minister van Buitenlandse Zaken;

de heer Pierre Bernard-Reymond, Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;

de heer Luc de La Barre de Nanteuil, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

de President van Ierland,

de heer John Lynch, Eerste Minister;

de heer Michael O'Kennedy, Minister van Buitenlandse Zaken;

de heer Brendan Dillon, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

de President van de Italiaanse Republiek,

de heer Giulio Andreotti, Voorzitter van de Ministerraad;

de heer Adolfo Battaglia, Adjunct-Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken;

de heer Eugenio Plaja, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

de heer Gaston Thorn, President van de Regering,

Minister van Buitenlandse Zaken;

de heer Jean Dondelinger, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

de heer Ch. A. van der Klaauw, Minister van Buitenlandse Zaken;

de heer J. H. Lubbers, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

Lord Carrington, Minister van Buitenlandse en Gemenebest-Zaken;

Sir Donald Maitland, Ambassadeur,

Permanente Vertegenwoordiger bij de Europese Gemeenschappen;

die, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, omtrent de volgende bepalingen overeenstemming hebben bereikt:

Artikel 1

  • 1 De Helleense Republiek wordt lid van de Europese Economische Gemeenschap en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en wordt Partij bij de Verdragen tot oprichting van deze Gemeenschappen, zoals deze Verdragen zijn gewijzigd of aangevuld.

  • 3 De in de in lid 1 genoemde Verdragen voorkomende bepalingen betreffende de rechten en verplichtingen van de Lid-Staten alsmede de algemene en bijzondere bevoegdheden van de Instellingen van de Gemeenschappen, zijn van toepassing ten aanzien van dit Verdrag.

Artikel 2

Dit Verdrag zal door de Hoge Verdragsluitende Partijen worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen. De Akten van bekrachtiging zullen uiterlijk 31 december 1980 worden neergelegd bij de Regering van de Italiaanse Republiek.

Dit Verdrag treedt in werking op 1 januari 1981, mits alle Akten van bekrachtiging voor dit tijdstip zijn neergelegd en mits de Akte van toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal op dit tijdstip is neergelegd.

Artikel 3

Dit Verdrag, opgesteld in één enkel exemplaar, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, zijnde de acht teksten gelijkelijk authentiek, zal worden neergelegd in het archief van de Regering van de Italiaanse Republiek, die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de Regeringen der andere ondertekenende Staten.

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Verdrag hebben gesteld.

GEDAAN te Athene, de achtentwintigste mei negentienhonderdnegenenzeventig.

Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Helleense Republiek en de aanpassingen van de Verdragen

EERSTE DEEL. BEGINSELEN

Artikel 1

In de zin van deze Akte:

  • - worden met de uitdrukking „oorspronkelijke Verdragen” bedoeld het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zoals deze Verdragen zijn aangevuld of gewijzigd bij Verdragen of andere rechtshandelingen die vóór de toetreding van de Helleense Republiek in werking zijn getreden; worden met de uitdrukkingen „EGKS-Verdrag”, „EEG-Verdrag” en „EGA-Verdrag” bedoeld de desbetreffende aldus aangevulde of gewijzigde oorspronkelijke Verdragen;

  • - worden met de uitdrukking „huidige Lid-Staten” bedoeld het Koninkrijk België, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse republiek, Ierland, de Italiaanse republiek, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.

Artikel 2

Vanaf de toetreding zijn de oorspronkelijke Verdragen en de door de Instellingen van de Gemeenschappen genomen besluiten verbindend voor de Helleense Republiek en in deze Staat toepasselijk onder de voorwaarden voorzien in deze Verdragen en in deze Akte.

Artikel 3

  • 1 Bij deze Akte treedt de Helleense Republiek toe tot de door de Vertegenwoordigers van de Regeringen der Lid-Staten, in het kader van de Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten. Zij verbindt zich ertoe op het tijdstip van de toetreding ook toe te treden tot elke andere door de huidige Lid-Staten gesloten overeenkomst die de werking van de Gemeenschappen betreft of in nauw verband staat met het optreden van deze Gemeenschappen.

  • 2 De Helleense Republiek verbindt zich ertoe toe te treden tot de overeenkomsten bedoeld in artikel 220 van het EEG-Verdrag, alsmede tot de Protocollen betreffende de uitlegging door het Hof van Justitie van deze overeenkomsten, die door de Lid-Staten van de Gemeenschap in haar oorspronkelijke of huidige samenstelling zijn ondertekend, en te dien einde onderhandelingen aan te knopen met de huidige Lid-Staten om daarin de vereiste aanpassingen aan te brengen.

  • 3 De Helleense Republiek bevindt zich ten aanzien van de verklaringen, resoluties of andere standpuntbepalingen van de Raad alsmede ten aanzien van die, welke betrekking hebben op de Europese Gemeenschappen en in onderling overleg tussen de Lid-Staten zijn aanvaard, in dezelfde situatie als de huidige Lid-Staten. Zij zal derhalve de beginselen en beleidslijnen die hieruit voortvloeien, eerbiedigen en zal de maatregelen treffen die nodig zouden kunnen blijken ter verzekering van de toepassing daarvan.

Artikel 4

  • 1 De door één van de Gemeenschappen met één of meer derde Staten, met een internationale organisatie dan wel met een onderdaan van een derde Staat gesloten overeenkomsten of akkoorden zijn verbindend voor de Helleense Republiek, en wel onder de in de oorspronkelijke Verdragen en in deze Akte neergelegde voorwaarden.

  • 2 De Helleense Republiek verplicht zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de door de huidige Lid-Staten gezamenlijk met één van de Gemeenschappen gesloten overeenkomsten of akkoorden, alsmede tot de door de huidige Lid-Staten gesloten overeenkomsten die verband houden met deze overeenkomsten of akkoorden. De Gemeenschap en de huidige Lid-Staten zijn de Helleense Republiek hierbij behulpzaam.

  • 3 Bij deze Akte en onder de daarin neergelegde voorwaarden, treedt de Helleense Republiek toe tot de interne overeenkomsten welke door de huidige Lid-Staten werden gesloten voor de toepassing van de in lid 2 bedoelde overeenkomsten en akkoorden.

  • 4 De Helleense Republiek treft de passende maatregelen om zo nodig haar positie ten aanzien van internationale organisaties en internationale overeenkomsten waarbij andere Lid-Staten of één van de Gemeenschappen eveneens partij zijn, aan te passen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit haar toetreding tot de Gemeenschappen.

Artikel 6

De bepalingen van deze Akte kunnen, tenzij anders is bepaald, uitsluitend worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken door middel van de procedures voorzien in de oorspronkelijke Verdragen die het mogelijk maken tot een herziening van die Verdragen te komen.

Artikel 7

De door de Instellingen van de Gemeenschappen genomen besluiten waarop de in deze Akte vastgestelde overgangsmaatregelen zijn gebaseerd, behouden hun eigen rechtskarakter; met name blijven de voor deze besluiten geldende wijzigingsprocedures van toepassing.

Artikel 8

De bepalingen van deze Akte waarvan het doel of het gevolg is dat besluiten van de Instellingen van de Gemeenschappen anders dan bij wijze van overgangsmaatregel worden ingetrokken of gewijzigd, verkrijgen hetzelfde rechtskarakter als de daardoor ingetrokken of gewijzigde bepalingen en zijn onderworpen aan dezelfde regels als laatstgenoemde bepalingen.

Artikel 9

  • 1 Ten aanzien van de toepassing van de oorspronkelijke Verdragen en van de door de Instellingen genomen besluiten gelden, bij wijze van overgang, de in deze Akte neergelegde afwijkende bepalingen.

  • 2 Onder voorbehoud van de bijzondere bepalingen van deze Akte waarin wordt voorzien in andere data of kortere dan wel langere termijnen, eindigt de toepassing van de overgangsmaatregelen aan het eind van het jaar 1985.

TWEEDE DEEL. AANPASSING DER VERDRAGEN

Titel I. Institutionele bepalingen

HOOFDSTUK 2. De Raad

Artikel 11

[Red: Wijzigt het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben; Brussel, 8 april 1965.]

Artikel 12

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal; Parijs, 18 april 1951.]

Artikel 13

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal; Parijs, 18 april 1951.]

Artikel 14

[Red: Wijzigt het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; Rome, 25 maart 1957 en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM); Rome, 25 maart 1957.]

HOOFDSTUK 4. Het Hof van Justitie

Artikel 16

Zodra de Helleense Republiek is toegetreden, stelt de Raad van de Europese Gemeenschappen met eenparigheid van stemmen de aanpassingen vast die onderscheidenlijk in artikel 32, eerste alinea, van het EGKS-Verdrag, artikel 165, eerste alinea, van het EEG-Verdrag en artikel 137, eerste alinea, van het EGA-Verdrag dienen te worden aangebracht ten einde het aantal rechters bij het Hof van Justitie met één te vermeerderen. De Raad stelt eveneens de aanpassingen vast die dientengevolge dienen te worden aangebracht in artikel 32 ter, tweede alinea, van het EGKS-Verdrag, artikel 167, tweede alinea, van het EEG-Verdrag en artikel 139, tweede alinea, van het EG A-Verdrag, alsmede in artikel 18, tweede alinea, van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, in artikel 15 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Economische Gemeenschap en in artikel 15 van het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

HOOFDSTUK 5. Het Economisch en Sociaal Comité

Artikel 17

[Red: Wijzigt het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; Rome, 25 maart 1957 en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM); Rome, 25 maart 1957.]

HOOFDSTUK 6. De Rekenkamer

Artikel 18

[Red: Wijzigt het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal; Parijs, 18 april 1951, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; Rome, 25 maart 1957 en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM); Rome, 25 maart 1957.]

DERDE DEEL. AANPASSING VAN DE BESLUITEN VAN DE INSTELLINGEN

Artikel 21

Ten aanzien van de besluiten genoemd in de lijst die voorkomt in bijlage I van deze Akte vinden de aanpassingen plaats die in die bijlage worden omschreven.

Artikel 22

De ingevolge de toetreding noodzakelijke aanpassingen van de in de lijst die voorkomt in bijlage II van deze Akte genoemde besluiten, worden verricht overeenkomstig de in die bijlage vervatte richtsnoeren en volgens de procedure en op de wijze bepaald in artikel 146.

VIERDE DEEL. OVERGANGSMAATREGELEN

Titel I. Institutionele bepalingen

Artikel 23

  • 2 In het tijdvak gelegen tussen de toetreding en de verkiezing als bedoeld in lid 1, worden de vierentwintig vertegenwoordigers van het Griekse volk in de Vergadering aangewezen door de Griekse Volksvertegenwoordiging uit haar midden volgens de door de Helleense Republiek vastgestelde procedure.

Titel II. Vrij verkeer van goederen

HOOFDSTUK 1. Tariefbepalingen

Artikel 24

  • 1 Voor ieder produkt is het basisrecht waarop de in de artikelen 25 en 64 bedoelde achtereenvolgende verlagingen moeten worden toegepast, het op 1 juli 1980 werkelijk toegepaste recht.

    Het basisrecht dat als grondslag dient voor de in de artikelen 31, 32 en 64 bedoelde aanpassingen aan het gemeenschappelijk douanetarief en aan het ééngemaakte EGKS-tarief, is voor elk produkt het op 1 juli 1980 door de Helleense Republiek werkelijk toegepaste recht.

  • 2 De Gemeenschap in haar huidige samenstelling en de Helleense Republiek stellen elkaar van hun respectieve basisrechten in kennis.

Artikel 25

  • 1 De invoerrechten tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en de Helleense Republiek worden geleidelijk afgeschaft volgens het onderstaande ritme:

    • - op 1 januari 1981 wordt elk invoerrecht verlaagd tot 90% van het basisrecht;

    • - op 1 januari 1982 wordt elk invoerrecht verlaagd tot 80% van het basisrecht;

    • - de vier overige verlagingen van 20% elk vinden plaats op:

      • 1 januari 1983

      • 1 januari 1984

      • 1 januari 1985

      • 1 januari 1986.

  • 2 In afwijking van het bepaalde in lid 1:

    • a) wordt vanaf de toetreding een vrijstelling van douanerechten toegepast voor de invoer waarvoor de bepalingen inzake de vrijstelling van belastingen in het kader van het verkeer van reizigers tussen de Lid-Staten gelden;

    • b) wordt vanaf de toetreding een vrijstelling van douanerechten toegepast voor de invoer van goederen die het voorwerp zijn van kleine zendingen zonder handelskarakter, waarvoor de bepalingen inzake de vrijstelling van belastingen tussen de Lid-Staten gelden.

Artikel 26

In geen geval worden binnen de Gemeenschap douanerechten toegepast die hoger zijn dan die welke gelden ten opzichte van derde landen waarvoor de meestbegunstigingsclausule geldt.

Ingeval de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden gewijzigd of geschorst of ingeval de Helleense Republiek artikel 34 toepast, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de nodige maatregelen nemen ter handhaving van de communautaire preferentie.

Artikel 27

De Helleense Republiek kan de heffing van de rechten die worden toegepast op de uit de Gemeenschap in haar huidige samenstelling ingevoerde produkten geheel of gedeeltelijk schorsen. Zij stelt de andere Lid-Staten en de Commissie daarvan in kennis.

De Raad kan, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de heffing van de rechten die worden toegepast op de uit Griekenland ingevoerde produkten geheel of gedeeltelijk schorsen.

Artikel 28

Elke heffing van gelijke werking als een invoerrecht, die met ingang van 1 januari 1979 wordt ingevoerd in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland, wordt op 1 januari 1981 afgeschaft.

Artikel 29

De heffingen van gelijke werking als invoerrechten worden tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland geleidelijk afgeschaft volgens het onderstaande ritme:

  • - op 1 januari 1981 wordt iedere heffing verlaagd tot op 90% van het op 31 december 1980 geldende heffingsbedrag;

  • - op 1 januari 1982 wordt iedere heffing verlaagd tot op 80% van het op 31 december 1980 geldende heffingsbedrag;

  • - de vier overige verlagingen van 20% elk vinden plaats op:

    • 1 januari 1983

    • 1 januari 1984

    • 1 januari 1985

    • 1 januari 1986.

Artikel 30

De uitvoerrechten en heffingen van gelijke werking worden tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland op 1 januari 1981 afgeschaft.

Artikel 31

Ten behoeve van de geleidelijke invoering van het gemeenschappelijk douanetarief wijzigt de Helleense Republiek haar ten opzichte van derde landen van toepassing zijnde tarief als volgt:

  • - vanaf 1 januari 1981 past de Helleense Republiek een recht toe waarbij het verschil tussen het basisrecht en het recht van het gemeenschappelijk douanetarief met 10% wordt verminderd;

  • - vanaf 1 januari 1982:

    • a) worden voor de tariefposten waarbij de basisrechten niet meer dan 15% naar boven of naar beneden afwijken van de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief laatstgenoemde rechten toegepast;

    • b) past de Helleense Republiek in de overige gevallen een recht toe waarbij het verschil tussen het basisrecht en het recht van het gemeenschappelijk douanetarief opnieuw met 10% wordt verminderd.

    Dit verschil wordt opnieuw met telkens 20% verminderd op 1 januari 1983, op 1 januari 1984 en op 1 januari 1985.

Met ingang van 1 januari 1986 past de Helleense Republiek het gemeenschappelijk douanetarief volledig toe.

Artikel 32

  • 1 Ten behoeve van de geleidelijke invoering van het ééngemaakte EGKS-tarief wijzigt de Helleense Republiek haar ten opzichte van derde landen van toepassing zijnde tarief als volgt:

    • a) voor de tariefposten waarbij de basisrechten niet meer dan 15% naar boven of naar beneden afwijken van de rechten van het ééngemaakte EGKS-tarief worden laatstgenoemde rechten toegepast met ingang van 1 januari 1982;

    • b) in de overige gevallen past de Helleense Republiek vanaf dat tijdstip een recht toe waarbij het verschil tussen het basisrecht en het recht van het ééngemaakte EGKS-tarief met 20% wordt verminderd.

    Dit verschil wordt opnieuw met telkens 20% verminderd op 1 januari 1983, op 1 januari 1984 en op 1 januari 1985.

    Met ingang van 1 januari 1986 past de Helleense Republiek het ééngemaakte EGKS-tarief volledig toe.

  • 2 Voor bruinkool en geperste bruinkool van post 27.02 van het gemeenschappelijk douanetarief voert de Helleense Republiek volgens hetzelfde ritme van geleidelijkheid als dat neergelegd in lid 1 de bepalingen van het gemeenschappelijk douanetarief voor deze produkten in en past uiterlijk op 1 januari 1986 een recht van 5% toe.

Artikel 33

  • 1 Wanneer de rechten van het douanetarief van de Helleense Republiek van andere aard zijn dan de overeenkomstige rechten van het gemeenschappelijk douanetarief of van het ééngemaakte EGKS-tarief, geschiedt de geleidelijke aanpassing van eerstgenoemde aan laatstgenoemde door de elementen van het Griekse basisrecht te voegen bij die van het recht van het gemeenschappelijk douanetarief of van het ééngemaakte EGKS-tarief, waarbij het Griekse basisrecht geleidelijk en volgens het ritme bedoeld in de artikelen 31, 32 en 64 tot nul wordt verlaagd en het recht van het gemeenschappelijk douanetarief of van het ééngemaakte EGKS-tarief van nul uitgaat om geleidelijk en volgens datzelfde ritme zijn eindbedrag te bereiken.

  • 2 Wanneer na 1 januari 1981 sommige rechten van het gemeenschappelijk douanetarief of van het ééngemaakte EGKS-tarief worden geschorst of gewijzigd, schorst of wijzigt de Helleense Republiek gelijktijdig haar tarief volgens de uit de toepassing van de artikelen 31, 32 en 64 voortvloeiende verhouding.

  • 3 De Helleense Republiek past vanaf 1 januari 1981 de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief en van het ééngemaakte EGKS-tarief toe.

    De Helleense Republiek kan in deze nomenclaturen de op het tijdstip van toetreding bestaande nationale onderverdelingen overnemen die noodzakelijk zijn om te bewerkstelligen dat de geleidelijke aanpassing van haar douanerechten aan die van het gemeenschappelijk douanetarief en die van het ééngemaakte EGKS-tarief plaatsvindt overeenkomstig het bepaalde in deze Akte.

  • 4 Ter vergemakkelijking van de geleidelijke invoering van het gemeenschappelijk douanetarief en het ééngemaakte EGKS-tarief door de Helleense Republiek bepaalt de Commissie, indien nodig, hoe de Helleense Republiek haar douanerechten dient te wijzigen.

Artikel 34

Bij de aanpassing van haar tarief aan het gemeenschappelijk douanetarief en aan het ééngemaakte EGKS-tarief, staat het de Helleense Republiek vrij om haar douanerechten in een sneller ritme te wijzigen dan is bepaald in de artikelen 31, 32 en 64. Zij geeft de andere Lid-Staten en de Commissie daarvan kennis.

HOOFDSTUK 2. Afschaffing van kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking

Artikel 35

De kwantitatieve in- en uitvoerbeperkingen alsmede alle tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland bestaande maatregelen van gelijke werking worden onmiddellijk bij de toetreding afgeschaft.

Artikel 36

  • 1 In afwijking van artikel 35 kan de Helleense Republiek tot en met 31 december 1985 kwantitatieve beperkingen blijven toepassen op de in bijlage III van deze Akte genoemde produkten uit de huidige Lid-Staten.

  • 2 De in lid 1 bedoelde beperkingen bestaan uit contingenten. De contingenten voor het jaar 1981 worden in bijlage III aangegeven.

  • 3 Het minimumtempo van de progressieve verhoging van de contingenten beloopt 25% aan het begin van elk jaar wat betreft de in rekeneenheden uitgedrukte contingenten en 20% aan het begin van elk jaar wat betreft de in volume uitgedrukte contingenten. De verhoging wordt aan elk contingent toegevoegd en de volgende verhoging wordt berekend op het aldus verkregen totaalcijfer.

    Wanneer een contingent tegelijkertijd betrekking heeft op het volume en op de waarde wordt het contingent dat betrekking heeft op het volume, met een minimum van 20% per jaar verhoogd en het contingent dat betrekking heeft op de waarde met een minimum van 25% per jaar, terwijl de daaropvolgende contingenten jaarlijks worden berekend op basis van het voorafgaande contingent vermeerderd met de verhoging.

    Wat betreft autobussen, touringcars en andere motorvoertuigen van onderverdeling ex 87.02 A I van het gemeenschappelijk douanetarief wordt het contingent naar volume verhoogd met 15% per jaar en het contingent naar waarde met 20% per jaar.

  • 4 Wanneer de Commissie bij beschikking vaststelt dat de invoer in Griekenland van een van de in bijlage III genoemde produkten in de loop van twee opeenvolgende jaren lager is dan 90% van de contingentering, maakt de Helleense Republiek de invoer van het produkt uit de huidige Lid-Staten vrij.

  • 5 De voor kunstmeststoffen van de posten 31.02, 31.03 en 31.05 A. I, II en IV van het gemeenschappelijk douanetarief geopende contingenten vormen eveneens de nodige overgangsmaatregelen voor de afschaffing van de exclusieve rechten tot invoer. Deze contingenten zijn toegankelijk voor elke importeur in Griekenland en de in het kader van deze contingenten ingevoerde produkten kunnen in Griekenland niet onderworpen worden aan exclusieve rechten inzake verhandeling.

Artikel 37

In afwijking van artikel 35 kunnen de huidige Lid-Staten en de Helleense Republiek in het handelsverkeer tussen de huidige Lid-Staten en Griekenland de uitvoerbeperkingen inzake schroot, resten en afvallen van werken van gietijzer, van ijzer of van staal van post 73.03 van het gemeenschappelijk douanetarief gedurende een periode van twee jaar te rekenen vanaf 1 januari 1981 handhaven, mits deze regeling niet beperkender is dan de regeling die geldt voor de uitvoer naar derde landen.

Artikel 38

In afwijking van artikel 35 worden de per 31 december 1980 in Griekenland voor de invoer uit de huidige Lid-Staten geldende zekerheidsstellingen en contant te betalen bedragen in de loop van een periode van drie jaar te rekenen vanaf 1 januari 1981 geleidelijk afgeschaft.

De zekerheidsstellingen en de contant te betalen bedragen worden verlaagd volgens het onderstaande ritme:

  • 1 januari 1981: 25%

  • 1 januari 1982: 25%

  • 1 januari 1983: 25%

  • 1 januari 1984: 25%.

Artikel 39

  • 1 In afwijking van artikel 35 zal de in Griekenland op openbare overeenkomsten toegepaste algemene preferentie van 8% door de Helleense Republiek geleidelijk worden afgeschaft in hetzelfde ritme als het in artikel 25 vastgestelde ritme voor de afschaffing van de invoerrechten tussen Griekenland en de Gemeenschap in haar huidige samenstelling.

  • 2 In afwijking van artikel 35 kan de Helleense Republiek de opening van zijn lijsten met toegelaten leveranciers voor de communautaire leveranciers voor een periode van twee jaar te rekenen vanaf 1 januari 1981 opschorten.

Artikel 40

  • 1 Onverminderd het bepaalde in lid 2, past de Helleense Republiek vanaf 1 januari 1981 haar nationale monopolies van commerciële aard, als bedoeld in artikel 37, lid 1, van het EEG-Verdrag geleidelijk aan, in dier voege dat vóór 31 december 1985 elke discriminatie tussen de onderdanen van de Lid-Staten, wat de voorwaarden van de voorziening en afzet betreft, is uitgesloten.

    De huidige Lid-Staten gaan jegens de Helleense Republiek gelijkwaardige verplichtingen aan.

    De Commissie doet aanbevelingen met betrekking tot de wijze waarop en het ritme waarin de in de eerste alinea voorgeschreven aanpassing moet worden verwezenlijkt, met dien verstande dat deze wijze en dit ritme dezelfde dienen te zijn voor de Helleense Republiek en voor de huidige Lid-Staten.

  • 2 Met ingang van 1 januari 1981 schaft de Helleense Republiek alle exclusieve rechten tot uitvoer af. Zij schaft op dezelfde datum eveneens de exclusieve rechten tot invoer van kopersulfaat van onderverdeling ex 28.38 A II van het gemeenschappelijk douanetarief, saccharine van onderverdeling ex 29.26 A I van het gemeenschappelijk douanetarief en dun papier van post ex 48.18 van het gemeenschappelijk douanetarief af.

HOOFDSTUK 3. Overige bepalingen

Artikel 41

  • 1 Rekening houdend met de geldende voorschriften, met name met die betreffende het communautaire douanevervoer, stelt de Commissie de methoden van administratieve samenwerking vast welke de afschaffing per 1 januari 1981 van de douanerechten en heffingen van gelijke werking, alsmede van de kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking moeten waarborgen voor goederen die aan de daarvoor gestelde voorwaarden voldoen.

  • 2 De Commissie stelt de bepalingen vast die met ingang van 1 januari 1981 van toepassing zijn op het handelsverkeer binnen de Gemeenschap in de in de Gemeenschap verkregen goederen, bij de vervaardiging waarvan

    • - produkten zijn verwerkt welke niet onderworpen zijn geweest aan de douanerechten of heffingen van gelijke werking die hierop van toepassing waren in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling of in Griekenland, of die in aanmerking zijn gekomen voor een volledige of gedeeltelijke teruggave van deze rechten of heffingen;

    • - landbouwprodukten zijn verwerkt die niet voldoen aan de voorwaarden die gesteld zijn om te worden toegelaten tot het vrije verkeer in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling of in Griekenland.

    Bij het vaststellen van deze bepalingen houdt de Commissie rekening met de in deze Akte neergelegde voorschriften voor de afschaffing van de douanerechten tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland en voor de geleidelijke toepassing door de Helleense Republiek van het gemeenschappelijk douanetarief en van de bepalingen inzake het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

Artikel 42

  • 1 Zolang er douanerechten worden geheven in het handelsverkeer binnen de Gemeenschap zijn, tenzij anders bepaald in deze Akte, de bepalingen inzake douanewetgeving van toepassing op dat handelsverkeer onder dezelfde voorwaarden als voor het handelsverkeer van de Gemeenschap met derde landen.

    Voor de vaststelling van de douanewaarde in het handelsverkeer binnen de Gemeenschap, alsmede in het handelsverkeer met derde landen, is tot 1 januari 1986 het in aanmerking te nemen douanegebied het douanegebied dat wordt omschreven in de in de Gemeenschap en in de Helleense Republiek op 31 december 1980 geldende bepalingen.

  • 2 In het handelsverkeer binnen de Gemeenschap past de Helleense Republiek vanaf 1 januari 1981 de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief en van het ééngemaakte EGKS-tarief toe.

    De Helleense Republiek kan in deze nomenclaturen de op het tijdstip van toetreding bestaande nationale onderverdelingen overnemen die noodzakelijk zijn om te bewerkstelligen dat de geleidelijke afschaffing van haar invoerrechten binnen de Gemeenschap plaatsvindt overeenkomstig het bepaalde in deze Akte.

Artikel 43

  • 1 Indien in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland compenserende bedragen als bedoeld in artikel 61 worden toegepast op een of meer van de basisprodukten die worden beschouwd als te zijn aangewend bij de vervaardiging van goederen die vallen onder Verordeningen (EEG) nr. 1059/69 tot vaststelling van de handelsregeling die van toepassing is op bepaalde goederen, verkregen door verwerking van landbouwprodukten, nr. 2730/75 betreffende glucose en lactose en nr. 2783/75 betreffende een gemeenschappelijke regeling van het handelsverkeer voor ovoalbumine en lactoalbumine worden de volgende overgangsmaatregelen toegepast:

    • - een compenserend bedrag berekend op de grondslag van de in artikel 61 bedoelde compenserende bedragen en overeenkomstig de regels neergelegd in Verordening (EEG) nr. 1059/69 voor de berekening van het variabele element dat van toepassing is op de goederen die onder deze verordening vallen, wordt toegepast bij invoer van deze goederen in de Gemeenschap uit Griekenland;

    • - indien de goederen die vallen onder Verordening (EEG) nr. 1059/69 uit derde landen in Griekenland worden ingevoerd, wordt het bij die verordening vastgestelde variabele element verhoogd of verlaagd, naargelang van het geval, met het compenserende bedrag als bedoeld in het eerste streepje;

    • - een compenserend bedrag bepaald op de grondslag van de compenserende bedragen die voor de basisprodukten zijn vastgesteld en overeenkomstig de regels die gelden voor de berekening van de restituties bij uitvoer als bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2682/72 tot vaststelling van de algemene regels aangaande de toekenning van restituties bij uitvoer en de criteria voor de vaststelling van het restitutiebedrag betreffende bepaalde landbouwprodukten, uitgevoerd in de vorm van goederen die niet onder bijlage II van het Verdrag vallen, wordt voor de onder die verordening vallende goederen met uitzondering van albumine toegepast op de uitvoer van deze goederen uit de Gemeenschap naar Griekenland;

    • - bij de invoer in Griekenland uit derde landen en uit de Gemeenschap en in de Gemeenschap uit Griekenland van produkten die vallen onder de Verordeningen (EEG) nr. 2730/75 en nr. 2783/75 wordt een compenserend bedrag toegepast dat is berekend op de grondslag van de in artikel 61 bedoelde compenserende bedragen en overeenkomstig de in bovengenoemde verordeningen neergelegde regels voor de berekening van de belasting bij invoer;

    • - indien produkten die vallen onder de Verordeningen (EEG) nr. 2682/72 en nr. 2730/75 uit Griekenland naar derde landen worden uitgevoerd, zijn daarop de compenserende bedragen als bedoeld in het derde of het vierde streepje van toepassing.

  • 2 Indien er gedurende de periode waarin de compenserende bedragen worden toegepast verlegging van het handelsverkeer mocht plaatsvinden ten aanzien van de produkten die vallen onder de Verordeningen (EEG) nr. 2783/75 en nr. 2730/75 kan de Commissie passende maatregelen ter correctie nemen.

  • 3 Het douanerecht dat het vaste element vormt van de belasting die van toepassing is bij de invoer in Griekenland uit derde landen voor goederen die vallen onder Verordening (EEG) nr. 1059/69 wordt bepaald door uit de totale bescherming die door de Helleense Republiek wordt toegepast op de datum van toetreding de met inachtneming van de overgangsmaatregelen als bedoeld in lid 1 in te voeren bescherming op landbouwgebied uit te sluiten.

    Elk vast element dat is bepaald overeenkomstig de eerste alinea en dat door de Helleense Republiek wordt toegepast op invoer uit derde landen wordt aan het gemeenschappelijk douanetarief aangepast overeenkomstig het ritme als bedoeld in artikel 31. Indien het vaste element dat door de Helleense Republiek bij toetreding dient te worden toegepast lager is dan het vaste element in het gemeenschappelijk douanetarief, mag de Helleense Republiek zich onmiddellijk na het tijdstip van de toetreding aanpassen aan dit laatste. Bovendien houden de overeenkomstig de eerste alinea bepaalde vaste elementen, voor zover mogelijk, rekening met bijzondere moeilijkheden die de Helleense Republiek voor bepaalde produkten voorziet.

  • 4 Voor de goederen die vallen onder de Verordeningen (EEG) nr. 1059/69, nr. 2682/72 en nr. 2730/75 past de Helleense Republiek de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief volledig toe vanaf het tijdstip van toetreding.

  • 5 Onmiddellijk na de toetreding schaft de Helleense Republiek alle douanerechten of heffingen van gelijke werking andere dan die bedoeld in de leden 1, 2 en 3 af voor produkten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 1059/69 en alle steun bij uitvoer of steun van gelijke werking voor produkten die vallen onder de Verordeningen (EEG) nr. 2682/72 en nr. 2730/75.

    Vanaf de toetreding schaft de Helleense Republiek ten aanzien van invoer uit de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen af alsmede alle maatregelen van gelijke werking voor produkten die vallen onder de Verordeningen (EEG) nr. 1059/69, nr. 2730/75 en nr. 2783/75.

  • 6 De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast.

Titel III. Vrij verkeer van personen, diensten en kapitaal

HOOFDSTUK 1. Werknemers

Artikel 44

Het bepaalde in artikel 48 van het EEG-Verdrag is, voor wat betreft het vrije verkeer van werknemers tussen de huidige Lid-Staten en Griekenland, slechts van toepassing onder voorbehoud van de overgangsbepalingen neergelegd in de artikelen 45, 46 en 47 van deze Akte.

Artikel 45

  • 1 De artikelen 1 tot en met 6 en 13 tot en met 23 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap zijn in de huidige Lid-Staten ten aanzien van Griekse onderdanen en in Griekenland ten aanzien van onderdanen van de huidige Lid-Staten eerst van toepassing vanaf 1 januari 1988.

    De huidige Lid-Staten en de Helleense Republiek zijn bevoegd, onderscheidenlijk ten aanzien van Griekse onderdanen en ten aanzien van onderdanen van de huidige Lid-Staten, tot en met 1 januari 1988 de nationale bepalingen waarbij immigratie met het oog op het verrichten van arbeid in loondienst en/of toegang tot arbeid in loondienst aan een voorafgaande vergunning wordt onderworpen, te handhaven.

  • 2 Artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 is in de huidige Lid-Staten ten aanzien van Griekse onderdanen en in Griekenland ten aanzien van onderdanen van de huidige Lid-Staten eerst van toepassing vanaf 1 januari 1986.

    Familieleden van de werknemer in de zin van artikel 10 van genoemde verordening hebben evenwel het recht een betrekking te hebben op het grondgebied van de Lid-Staat waar zij met de werknemer zijn geïnstalleerd, indien zij ten minste sedert drie jaar op dit grondgebied verblijven. Deze verblijfstermijn wordt met ingang van 1 januari 1984 tot op 18 maanden teruggebracht.

    De bepalingen van dit lid doen geen afbreuk aan gunstiger nationale bepalingen.

Artikel 46

Voor zover bepaalde voorschriften van Richtlijn 68/360/EEG inzake de opheffing van de beperkingen van de verplaatsing en het verblijf van de werknemers der Lid-Staten en van hun familie binnen de Gemeenschap onlosmakelijk zijn verbonden met die voorschriften van Verordening (EEG) nr. 1612/68 waarvan de toepassing krachtens artikel 45 wordt uitgesteld, zijn de huidige Lid-Staten en de Helleense Republiek bevoegd van deze voorschriften af te wijken voor zover zulks noodzakelijk is voor de toepassing van de afwijkende bepalingen die in artikel 45 omtrent voornoemde verordening zijn neergelegd.

Artikel 47

De huidige Lid-Staten en de Helleense Republiek treffen, daarin bijgestaan door de Commissie, de nodige maatregelen opdat uiterlijk op 1 januari 1988 de toepassing van het besluit van de Commissie van 8 december 1972 betreffende het uniforme systeem dat krachtens artikel 15 van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad is ingesteld, het zogenaamde „SEDOC”-systeem, en van het besluit van de Commissie van 14 december 1972 betreffende het „communautaire schema” voor het inwinnen en verspreiden van de inlichtingen bedoeld in artikel 14, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad tot Griekenland kan worden uitgebreid.

Artikel 48

Tot en met 31 december 1983 is het bepaalde in artikel 73, leden 1 en 3, artikel 74, lid 1, en artikel 75, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, alsmede in de artikelen 86 en 88 van Verordening (EEG) nr. 574/72 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71, niet van toepassing op Griekse werknemers die werkzaam zijn in een andere Lid-Staat dan Griekenland en wier gezinsleden in Griekenland verblijven.

Het bepaalde in artikel 73, lid 2, artikel 74, lid 2, en artikel 75, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1408/71, alsmede in de artikelen 87, 89 en 98 van Verordening (EEG) nr. 574/72 is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van deze werknemers.

Er wordt evenwel geen afbreuk gedaan aan de wettelijke voorschriften van een Lid-Staat waarin wordt bepaald dat de gezinsbijslagen aan de werknemer verschuldigd zijn ongeacht het land waar de gezinsleden verblijven.

HOOFDSTUK 2. Kapitaalverkeer en onzichtbare transacties

Afdeling I. Kapitaalverkeer

Artikel 49

  • 1 De Helleense Republiek kan, onder de voorwaarden en binnen de termijnen neergelegd in de artikelen 50 tot en met 53, de vrijmaking van het kapitaalverkeer voorgeschreven in de eerste richtlijn van de Raad van 11 mei 1960 voor de uitvoering van artikel 67 van het EEG-Verdrag en de tweede richtlijn van de Raad van 18 december 1962 ter aanvulling en wijziging van de eerste richtlijn voor de uitvoering van artikel 67 van het EEG-Verdrag, uitstellen.

  • 2 De Griekse autoriteiten en de Commissie plegen te gelegener tijd overleg over de wijze van toepassing van de maatregelen tot vrijmaking of versoepeling waarvan de tenuitvoerlegging krachtens de hiernavolgende bepalingen kan worden uitgesteld.

Artikel 50

  • 1 Door de Helleense Republiek kunnen worden uitgesteld:

    • a) tot en met 31 december 1985, de vrijmaking van de rechtstreekse investeringen verricht door ingezetenen van Griekenland in de huidige Lid-Staten;

    • b) tot en met 31 december 1983, de vrijmaking van de overmaking van de opbrengst van de liquidatie van de door ingezetenen van de Gemeenschap vóór 12 juni 1975 in Griekenland verrichte rechtstreekse investeringen. Gedurende de periode waarin deze tijdelijke afwijking wordt toegepast, worden de algemene of bijzondere faciliteiten betreffende de vrije overmaking van de opbrengst van de liquidatie van deze investeringen, die bestaan krachtens Griekse bepalingen of overeenkomsten die de betrekkingen tussen de Helleense Republiek en een van de huidige Lid-Staten regelen, gehandhaafd en op niet-discriminatoire wijze toegepast.

  • 2 Erkennende dat het wenselijk is vanaf 1 januari 1981 over te gaan tot een belangrijke versoepeling van de regels betreffende de in lid 1, sub a), bedoelde transacties zal de Helleense Republiek het nodige in het werk stellen om de daartoe vereiste maatregelen te treffen.

Artikel 51

  • 1 Tot en met 31 december 1985 kunnen door de Helleense Republiek worden uitgesteld:

    • a) de vrijmaking van de investeringen in onroerende goederen, in een van de huidige Lid-Staten, door ingezetenen van Griekenland die niet vallen onder de categorie van hen die emigreren in het kader van het vrije verkeer van werknemers in loondienst en zelfstandigen;

    • b) de vrijmaking van de investeringen in onroerende goederen in een van de huidige Lid-Staten door zelfstandigen die ingezetenen zijn van Griekenland en die emigreren, andere dan die welke verbonden zijn met hun vestiging.

  • 2 De repatriëring van de opbrengst van de liquidatie van de investeringen in onroerende goederen gelegen in Griekenland en vóór de toetreding door ingezetenen van de huidige Lid-Staten verworven, vormt het voorwerp van een geleidelijke vrijmaking door de opneming van de betrokken transacties in het voor de in Griekenland geblokkeerde fondsen in artikel 52 omschreven stelsel van vrijmaking.

Artikel 52

De in Griekenland geblokkeerde fondsen toebehorende aan ingezetenen van de huidige Lid-Staten worden vanaf de toetreding tot en met 31 december 1985 geleidelijk vrijgemaakt in gelijke jaarlijkse tranches, in zes etappen, waarvan de eerste begint op 1 januari 1981.

De kapitalen gedeponeerd op elk geblokkeerd fonds op 1 januari 1981 of in aanmerking komende voor storting in geblokkeerde fondsen tussen deze datum en 31 december 1985 worden aan het begin van elke etappe vrijgemaakt, achtereenvolgens met een zesde, een vijfde, een kwart, een derde en de helft van het aan het begin van elk van deze etappen in deze fondsen in deposito zijnde bedrag.

Op 1 januari 1986 worden de geblokkeerde fondsen toebehorende aan ingezetenen van de huidige Lid-Staten opgeheven.

Artikel 53

De Helleense Republiek kan de vrijmaking van de in lijst B bij de in artikel 49 bedoelde richtlijnen genoemde transacties die worden verricht door ingezetenen van Griekenland tot en met 31 december 1985 uitstellen.

De door ingezetenen van Griekenland verrichte transacties in door de Gemeenschappen en de Europese Investeringsbank uitgegeven effecten vormen echter het voorwerp van een geleidelijke vrijmaking in de loop van deze periode op de hierna volgende wijze:

  • a) voor 1981 kunnen deze transacties worden beperkt tot een bedrag van 20 miljoen Europese rekeneenheden;

  • b) dit plafond wordt vervolgens aan het begin van elk jaar verhoogd met 20% ten opzichte van het voor 1981 vastgestelde plafond.

Afdeling II. Onzichtbare transacties

Artikel 54

  • 1 De Helleense Republiek kan tot en met 31 december 1985 en onder de in lid 2 aangegeven voorwaarden beperkingen op de met het vreemdelingenverkeer samenhangende overmakingen handhaven.

  • 2 Op 1 januari 1981 mag de jaarlijkse toeristentoewijzing per persoon niet lager zijn dan 400 Europese rekeneenheden.

    Met ingang van 1 januari 1982 wordt deze toewijzing elk jaar verhoogd met ten minste 20% ten opzichte van het voor 1981 vastgestelde jaarlijkse bedrag.

Afdeling III. Algemene bepalingen

Artikel 55

De Helleense Republiek zal indien de omstandigheden zulks toelaten de vrijmaking van het kapitaalverkeer en van de onzichtbare transacties bedoeld in de artikelen 50 tot en met 54 verwezenlijken vóór het verstrijken van de in die artikelen voorziene termijnen.

Artikel 56

Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk kan de Commissie overgaan tot raadpleging van het Monetair Comité en elk dienstig voorstel bij de Raad indienen.

Titel IV. Landbouw

HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Artikel 57

Voor zover in deze Titel niet anders is bepaald, zijn de bepalingen van deze Akte van toepassing op landbouwprodukten.

Artikel 58

  • 1 Het bepaalde in het onderhavige artikel is van toepassing voor de prijzen ten aanzien waarvan in hoofdstuk 2 naar dit artikel wordt verwezen.

  • 2 Tot aan de eerste van de in artikel 59 bedoelde prijsaanpassingen worden de prijzen die in Griekenland moeten worden toegepast, overeenkomstig de in de gemeenschappelijke marktordening van de betrokken sector neergelegde regels, vastgesteld op een zodanig peil dat het de producenten in deze sector mogelijk is marktprijzen te verwerven die gelijkwaardig zijn aan die welke zij, gedurende een voor elk produkt te bepalen representatieve periode, onder het voordien geldende nationale stelsel verwierven.

    Bij afwezigheid van gegevens omtrent de prijzen voor bepaalde produkten op de Griekse markt wordt bij de berekening van de in deze Lid-Staat toe te passen prijs evenwel uitgegaan van de prijzen in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling voor soortgelijke produkten of groepen van produkten, of produkten waarmede zij concurreren.

Artikel 59

  • 1 Indien de toepassing van deze Titel leidt tot een prijspeil dat afwijkt van het peil van de gemeenschappelijke prijzen, worden de prijzen ten aanzien waarvan in hoofdstuk 2 naar dit artikel wordt verwezen, behoudens het bepaalde in lid 4, elk jaar aan het begin van het verkoopseizoen volgens het bepaalde in de leden 2 en 3 aangepast aan het peil van de gemeenschappelijke prijzen.

  • 2 Voor wat betreft:

    • - tomaten en perziken die vallen onder Verordening (EEG) nr. 1035/72 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector groenten en fruit en

    • - produkten verwerkt op basis van tomaten of perziken die vallen onder Verordening (EEG) nr. 516/77 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten,

    vindt de aanpassing in zeven etappen als volgt plaats:

    • a) wanneer de prijs in Griekenland voor een bepaald produkt lager is dan de gemeenschappelijke prijs, wordt de prijs van deze Lid-Staat bij de eerste zes aanpassingen achtereenvolgens verhoogd met een zevende, een zesde, een vijfde, een kwart, een derde en de helft van het verschil tussen het prijspeil van deze Lid-Staat en het peil van de gemeenschappelijke prijs die vóór elke aanpassing van toepassing zijn; de prijs die uit deze berekening voortvloeit, wordt verhoogd in evenredigheid met de eventuele verhoging van de gemeenschappelijke prijs voor het komende seizoen; de gemeenschappelijke prijs wordt toegepast op het ogenblik van de zevende aanpassing;

    • b) wanneer de prijs in Griekenland voor een bepaald produkt hoger is dan de gemeenschappelijke prijs, wordt het verschil tussen het prijspeil dat vóór elke aanpassing in deze Lid-Staat van toepassing is en het peil van de gemeenschappelijke prijs voor het komende seizoen bij de eerste zes aanpassingen achtereenvolgens verminderd met een zevende, een zesde, een vijfde, een kwart, een derde en de helft; de gemeenschappelijke prijs wordt toegepast op het ogenblik van de zevende aanpassing.

  • 3 Ten aanzien van de andere produkten geschiedt de aanpassing in vijf etappen als volgt:

    • a) wanneer de prijs in Griekenland voor een bepaald produkt lager is dan de gemeenschappelijke prijs, wordt de prijs die in deze Lid-Staat van toepassing is bij de eerste vier aanpassingen achtereenvolgens verhoogd met een vijfde, een kwart, een derde en de helft van het verschil tussen het prijspeil van deze Lid-Staat en het peil van de gemeenschappelijke prijs die vóór elke aanpassing van toepassing zijn; de prijs die uit deze berekening voortvloeit, wordt verhoogd in evenredigheid met de eventuele verhoging van de gemeenschappelijke prijs voor het komende seizoen; de gemeenschappelijke prijs wordt toegepast op het ogenblik van de vijfde aanpassing;

    • b) wanneer de prijs in Griekenland voor een bepaald produkt hoger is dan de gemeenschappelijke prijs, wordt het verschil tussen het prijspeil dat vóór elke aanpassing in deze Lid-Staat van toepassing is, en het peil van de gemeenschappelijke prijs voor het komende seizoen bij de vier eerste aanpassingen achtereenvolgens verminderd met een vijfde, een kwart, een derde en de helft; de gemeenschappelijke prijs wordt toegepast op het ogenblik van de vijfde aanpassing.

  • 4 In het belang van een harmonieus verloop van het integratieproces kan de Raad, in afwijking van het bepaalde in de leden 2 en 3, volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het EEG-Verdrag besluiten dat de prijs voor één of meer produkten ten aanzien van Griekenland, gedurende een verkoopseizoen afwijkt van de prijzen die voortvloeien uit de toepassing van lid 2 of lid 3.

    Deze afwijking mag niet meer bedragen dan 10% van de te verrichten prijsaanpassing.

    In dat geval geldt voor het volgende verkoopseizoen het prijspeil dat zou zijn voortgevloeid uit de toepassing van het bepaalde in lid 2 of lid 3, indien niet tot afwijking zou zijn besloten. Voor dit verkoopseizoen kan evenwel opnieuw tot een afwijking van dat peil worden besloten, overeenkomstig het bepaalde in de eerste en tweede alinea.

    De in de eerste alinea bedoelde afwijking is niet van toepassing op de laatste aanpassing als bedoeld in lid 2 of lid 3.

Artikel 60

De Raad kan volgens de procedure van artikel 43, lid 2, van het EEG-Verdrag besluiten dat voor een bepaald produkt in Griekenland de gemeenschappelijke prijs wordt toegepast:

  • a) indien wordt geconstateerd dat het verschil tussen het prijspeil voor het betrokken produkt in deze Lid-Staat en het peil van de gemeenschappelijke prijs van geringe betekenis is;

  • b) indien de prijs in Griekenland of de prijs op de wereldmarkt voor het betrokken produkt hoger is dan de gemeenschappelijke prijs.

Artikel 61

De verschillen in het peil van de prijzen waarvoor in hoofdstuk 2 naar dit artikel wordt verwezen, worden gecompenseerd volgens onderstaande regels:

  • 1. Voor de produkten waarvoor prijzen worden vastgesteld volgens het bepaalde in de artikelen 58 en 59 zijn de in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland en tussen Griekenland en derde landen toepasselijke compenserende bedragen gelijk aan het verschil tussen de prijzen die voor Griekenland zijn vastgesteld, en de gemeenschappelijke prijzen.

  • 2. Er wordt evenwel geen compenserend bedrag vastgesteld indien de toepassing van lid 1 leidt tot een bedrag dat van geringe betekenis is.

  • 3.

    • a) In het handelsverkeer tussen Griekenland en de Gemeenschap in haar huidige samenstelling worden de compenserende bedragen geheven door de invoerende Staat of toegekend door de uitvoerende Staat;

    • b) in het handelsverkeer tussen Griekenland en derde landen worden de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid toegepaste heffingen of andere belastingen bij invoer, alsmede de restituties bij uitvoer, naar gelang van het geval, verlaagd of verhoogd met de compenserende bedragen die gelden in het handelsverkeer met de Gemeenschap in haar huidige samenstelling. De douanerechten kunnen evenwel niet met het compenserende bedrag worden verlaagd.

  • 4. Ten aanzien van produkten waarvoor het recht van het gemeenschappelijk douanetarief is geconsolideerd in het kader van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel, wordt rekening gehouden met de consolidering.

  • 5. Het door een Lid-Staat overeenkomstig lid 1 geheven of toegekende compenserende bedrag mag niet hoger zijn dan het totale bedrag dat door dezelfde Lid-Staat bij invoer uit derde landen die in aanmerking komen voor de meestbegunstigingsclausule wordt geheven.

    De Raad kan, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen van deze regel afwijken, met name om verlegging van het handelsverkeer en distorsies van de mededinging te voorkomen.

  • 6. De Raad kan, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, voor zover zulks nodig is voor de goede werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, afwijken van het bepaalde in artikel 42, lid 1, eerste alinea, voor de produkten waarvoor compenserende bedragen van toepassing zijn.

Artikel 62

Indien de prijs op de wereldmarkt voor een bepaald produkt hoger is dan de prijs aangehouden voor de berekening van de in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid ingestelde belasting bij invoer, verminderd met het compenserende bedrag, dat wordt afgetrokken van de belasting bij invoer krachtens artikel 61, of wanneer de restitutie bij uitvoer naar derde landen lager is dan het compenserende bedrag of wanneer er geen restitutie wordt verleend, kunnen passende maatregelen worden getroffen om de goede werking van de gemeenschappelijke ordening der markten te waarborgen.

Artikel 63

De toegekende compenserende bedragen worden door de Gemeenschap gefinancierd ten laste van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, afdeling Garantie.

Artikel 64

Ten aanzien van de produkten uit derde landen waarvan de invoer in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling is onderworpen aan douanerechten, gelden de volgende bepalingen:

  • 1. De douanerechten bij invoer worden tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland geleidelijk afgeschaft op de data en volgens het ritme als bepaald in artikel 25.

    Voor de produkten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 805/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees worden de basisrechten evenwel geleidelijk afgeschaft in vijf etappen van 20% bij het begin van elk van de vijf verkoopseizoenen die volgen op de toetreding.

    Wanneer de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor de in lid 2, sub b), bedoelde produkten lager zijn dan de basisrechten worden deze, voor de toepassing van het onderhavige lid, vervangen door de rechten van het gemeenschappelijk douanetarief.

  • 2.

    • a) Met het oog op de geleidelijke invoering van het gemeenschappelijk douanetarief, vermindert de Helleense Republiek het verschil tussen het basisrecht en het recht van het gemeenschappelijk douanetarief onder de voorwaarden, op de data en volgens het ritme als bepaald in artikel 31;

    • b) In afwijking van het bepaalde onder a) wordt het recht van het gemeenschappelijk douanetarief door de Helleense Republiek vanaf 1 januari 1981 volledig toegepast voor onderstaande produkten:

      • - produkten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 805/68;

      • - produkten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 1035/72 en waarvoor voor het gehele verkoopseizoen of een gedeelte daarvan een referentieprijs wordt vastgesteld;

      • - produkten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 100/76 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector visserijprodukten en waarvoor een referentieprijs wordt vastgesteld;

      • - produkten die vallen onder Verordening (EEG) nr. 337/79 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt en waarvoor een referentieprijs wordt vastgesteld.

  • 3. In de zin van de leden 1 en 2 is het basisrecht het recht dat wordt omschreven in artikel 24.

    Voor de produkten die vallen onder Verordening nr. 136/66/EEG houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten worden de basisrechten vastgesteld als volgt:

    Nr. van het gemeenschappelijk douanetarief

    Omschrijving

    Percentage van het basisrecht dat dient te worden beschouwd als het door de Helleense Republiek op 1 juli 1980 werkelijk toegepaste percentage

    ten aanzien van derde landen

    ten aanzien van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling

    12.01

    Oliehoudende zaden en vruchten, ook indien gebroken:

    ex B. andere, met uitzondering van lijnzaad en ricinusbonen

    }

    40%

    36%

    12.02

    Meel van oliehoudende zaden en vruchten, waaruit de olie niet is afgescheiden, met uitzondering van mosterdmeel:

    ex B. andere, met uitzondering van lijnzaad en ricinusbonen

    15.07

    Plantaardige vette oliën, vloeibaar of vast, gezuiverd of geraffineerd:

    ex D andere oliën, met uitzondering van

    - Lijnolie

    - Kopra-olie en palmolie, voor ander technisch of industrieel gebruik dan voor de vervaardiging van produkten voor menselijke concumptie

    }

    130%

    104%

    15.12

    Dierlijke en plantaardige oliën en vetten, geheel of gedeeltelijk gehydrogeneerd of op andere wijze gehard of in vaste toestand gebracht, ook indien gezuiverd, doch niet verder bereid:

    A. in verpakkingen met een netto-inhoud per onmiddellijke verpakking van 1 kg of minder

    B. andere

  • 4. Ten aanzien van de produkten die onder een gemeenschappelijke ordening der markten vallen, kan volgens de procedure van artikel 38 van Verordening nr. 136/66/EEG of, naar gelang van het geval, van de overeenkomstige artikelen van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening der landbouwmarkten worden besloten dat:

    • a) de Helleense Republiek wordt gemachtigd tot:

      • - de afschaffing van de in lid 1 bedoelde douanerechten of tot de in lid 2 bedoelde aanpassing in een sneller ritme dan aldaar is voorzien,

      • - de volledige of gedeeltelijke schorsing van de douanerechten die van toepassing zijn op de uit de huidige Lid-Staten ingevoerde produkten;

      • - de volledige of gedeeltelijke schorsing van de douanerechten die van toepassing zijn op de uit derde landen ingevoerde produkten;

    • b) de Gemeenschap in haar huidige samenstelling overgaat tot:

      • - de afschaffing van de in lid 1 bedoelde douanerechten in een sneller ritme dan aldaar is voorzien,

      • - de volledige of gedeeltelijke schorsing van de douanerechten die van toepassing zijn op de uit Griekenland ingevoerde produkten.

Voor de andere produkten behoeft de Helleense Republiek geen machtiging voor de toepassing van de in de eerste alinea onder a), eerste en tweede streepje, bedoelde maatregelen. De Helleense Republiek stelt de overige Lid-Staten en de Commissie in kennis van de getroffen maatregelen.

De douanerechten die voortvloeien uit een versnelde aanpassing mogen niet lager zijn dan die welke worden toegepast bij invoer van dezelfde produkten uit de andere Lid-Staten.

Artikel 65

  • 1 Ten aanzien van de produkten die op het tijdstip van toetreding onder een gemeenschappelijke ordening der markten vallen, is de regeling die in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling van toepassing is inzake douanerechten en heffingen van gelijke werking, kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking in Griekenland van toepassing met ingang van 1 januari 1981, behoudens het bepaalde in de artikelen 61, 64 en 115.

  • 2 Ten aanzien van de produkten die op het tijdstip van toetreding niet onder een gemeenschappelijke ordening der markten vallen, zijn de bepalingen van Titel II inzake de geleidelijke afschaffing van de heffingen van gelijke werking als invoerrechten, van de kwantitatieve beperkingen en van de maatregelen van gelijke werking, niet van toepassing op deze heffingen, beperkingen en maatregelen wanneer zij op het tijdstip van de toetreding deel uitmaken van een nationale marktordening.

    Deze bepaling geldt slechts tot op het ogenblik waarop de gemeenschappelijke ordening der markten voor deze produkten van toepassing wordt en uiterlijk tot en met 31 december 1985 en voor zover zulks strikt noodzakelijk is om de handhaving van de nationale marktordening te waarborgen.

  • 3 De Helleense Republiek past vanaf 1 januari 1981 voor de produkten die onder bijlage II van het EEG-Verdrag vallen de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief toe.

    Voor zover hieruit geen moeilijkheden voortvloeien voor de toepassing van de communautaire regeling, met name voor de werking van de gemeenschappelijke ordening der markten en van de in deze Titel neergelegde overgangsregelingen, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de Helleense Republiek machtigen in deze nomenclatuur de bestaande nationale onderverdelingen over te nemen, die noodzakelijk zijn om te bewerkstelligen dat de geleidelijke aanpassing aan het gemeenschappelijk douanetarief of de afschaffing van rechten binnen de Gemeenschap plaatsvindt overeenkomstig de in deze Akte neergelegde voorwaarden.

Artikel 66

  • 1 Het element ter bescherming van de verwerkende industrie dat in aanmerking wordt genomen bij de berekening van de lasten ter zake van invoer uit derde landen voor produkten die vallen onder de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen en de sector rijst, wordt geheven bij invoer in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling uit Griekenland.

  • 2 Voor de invoer in Griekenland wordt dit element bepaald door uit de op 1 januari 1979 geldende bescherming het element of de elementen ter bescherming van de verwerkende industrie te lichten.

    Dit element wordt of deze elementen worden geheven bij invoer uit de andere Lid-Staten en vervangen, wat de lasten ter zake van invoer uit derde landen betreft, het communautaire element van bescherming.

  • 3 Het bepaalde in artikel 64 is van toepassing op het in de leden 1 en 2 bedoelde element dat als basiselement dient te worden beschouwd. De desbetreffende verlagingen of aanpassingen vinden echter plaats in vijf etappen van 20% bij het begin van elk van de vijf verkoopseizoenen voor het betrokken basisprodukt die volgen op de toetreding.

Artikel 67

Bij het vaststellen van het peil van de verschillende bedragen waarin in het kader van een gemeenschappelijk landbouwbeleid is voorzien, andere dan de prijzen bedoeld in artikel 58, wordt, voor zover zulks noodzakelijk is voor de goede werking voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid, ten aanzien van Griekenland rekening gehouden met het toegepaste compenserende bedrag, of, bij gebreke daarvan, het geconstateerde prijsverschil en, in voorkomend geval, met de invloed van de douanerechten.

Artikel 68

  • 1 Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op de steun, premies of andere soortgelijke bedragen die zijn ingesteld in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en waarvoor in hoofdstuk 2 naar dit artikel wordt verwezen.

  • 2 Met het oog op de invoering van de communautaire steunmaatregelen in Griekenland zijn de volgende bepalingen van toepassing:

    • a) Het peil van de communautaire steun die vanaf 1 januari 1981 in Griekenland voor een bepaald produkt dient te worden toegekend is gelijk aan een bedrag dat wordt omschreven op de grondslag van de steun die door Griekenland onder het voordien geldende nationale stelsel gedurende een nader te bepalen representatieve periode is toegekend. Dit bedrag mag evenwel niet hoger zijn dan het bedrag van de steun die op de dag van toetreding in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling werd toegekend. Indien onder het voordien geldende nationale stelsel geen enkele soortgelijke steun werd toegekend en onder voorbehoud van onderstaande bepalingen wordt in Griekenland op de dag van toetreding geen enkele communautaire steun toegekend;

    • b) Vervolgens wordt hetzij de communautaire steun in Griekenland ingevoerd, hetzij indien er een verschil bestaat, het peil van de communautaire steun in Griekenland aangepast aan het peil van de steun die in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling wordt toegekend en wel volgens onderstaand ritme:

      • - bij het begin van elk van de vier verkoopseizoenen – of bij ontstentenis daarvan, van de perioden waarin de steun wordt toegekend – volgend op de toetreding achtereenvolgens met een vijfde, een kwart, een derde en de helft,

        • = hetzij van het bedrag van de communautaire steun die voor het volgende seizoen of de volgende periode van toepassing is,

        • = hetzij van het verschil tussen het peil van de steun in Griekenland en het peil van de steun die in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling voor het volgende verkoopseizoen of de volgende periode van toepassing is;

      • - het peil van de communautaire steun geldt in Griekenland volledig bij het begin van het vijfde verkoopseizoen of periode waarin de steun wordt toegekend, volgend op de toetreding.

Artikel 69

  • 1 Onverminderd het bepaalde in artikel 68 is de Helleense Republiek gemachtigd nationale steunmaatregelen bij wijze van overgangsmaatregel en op degressieve wijze tot en met 31 december 1985 te handhaven. Van het beginsel van de degressiviteit kan evenwel worden afgeweken voor de nationale Griekse steunmaatregelen die beoordeeld dienen te worden met inachtneming van de werkingssfeer van de in bijlage IV bedoelde richtlijnen van sociaal-structurele aard.

  • 2 De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen onmiddellijk na de toetreding, de maatregelen vast die noodzakelijk zijn voor de toepassing van het onderhavige artikel. Deze maatregelen behelzen met name de lijst en de exacte beschrijving van de in lid 1 bedoelde steunmaatregelen, het bedrag daarvan, het ritme van afschaffing alsmede de regels die noodzakelijk zijn om de goede werking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid te verzekeren; deze regels moeten bovendien waarborgen dat de produktiemiddelen van oorsprong uit Griekenland en van oorsprong uit de huidige Lid-Staten gelijke toegang tot de Griekse markt hebben.

Artikel 70

  • 1 Tot de inwerkingtreding van door de Gemeenschap vast te stellen aanvullende bepalingen en

    • - uiterlijk tot het begin van het eerste verkoopseizoen dat volgt op de toetreding voor de produkten genoemd in lid 2, sub a),

    • - uiterlijk tot en met 31 december 1985 voor de produkten genoemd in lid 2, sub b),

    is de Helleense Republiek gemachtigd voor deze produkten van de op haar grondgebied onder het voordien geldende nationale stelsel tijdens een nader te bepalen representatieve periode geldende maatregelen, die maatregelen te handhaven die strikt noodzakelijk zijn om het inkomen van de Griekse producent te handhaven op het peil dat onder het voordien geldende nationale stelsel werd verkregen.

  • 2 De in lid 1 bedoelde produkten zijn de volgende:

    • a) gedroogde vijgen van onderverdeling 08.03 B van het gemeenschappelijk douanetarief,

      rozijnen en krenten van onderverdeling 08.04 B van het gemeenschappelijk douanetarief;

    • b) olijven bestemd voor andere doeleinden dan het vervaardigen van olie van de onderverdelingen 07.01 N I, ex 07.02 A, 07.03 AI, ex 07.04 B, ex 20.01 B en ex 20.02 F van het gemeenschappelijk douanetarief.

  • 3 De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen onmiddellijk na de toetreding de in lid 1 bedoelde maatregelen vast die de Helleense Republiek mag handhaven.

Artikel 71

Alle voorraden van produkten die zich op 1 januari 1981 op het grondgebied van Griekenland in het vrije verkeer bevinden en die de normale overdrachtshoeveelheid overschrijden, moeten door de Helleense Republiek ten harer laste worden afgebouwd in het kader van nader te omschrijven communautaire procedures en binnen nader te bepalen termijnen.

Artikel 72

  • 1 De Raad stelt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de bepalingen vast die nodig zijn ter uitvoering van deze Titel.

  • 2 De Raad kan, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Vergadering, met eenparigheid van stemmen overgaan tot de aanpassingen van de in deze Titel neergelegde regels, die noodzakelijk kunnen blijken in geval van wijziging van de communautaire regeling.

Artikel 73

  • 1 Indien overgangsmaatregelen noodzakelijk zijn om de overgang van het in Griekenland geldende stelsel naar het stelsel dat voortvloeit uit de toepassing van de gemeenschappelijke ordening der markten overeenkomstig het bepaalde in deze Titel te vergemakkelijken, met name wanneer de toepassing van het nieuwe stelsel op de vastgestelde datum voor bepaalde produkten op aanzienlijke moeilijkheden zou stuiten, worden die maatregelen vastgesteld volgens de procedure van artikel 38 van Verordening nr. 136/66/EEG, of naar gelang van het geval, van het overeenkomstige artikel van de andere verordeningen houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten. Deze maatregelen kunnen worden genomen gedurende een tijdvak dat op 31 december 1982 afloopt; zij kunnen slechts tot deze datum worden toegepast.

  • 2 Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Vergadering, kan de Raad de in lid 1 bedoelde periode met eenparigheid van stemmen verlengen.

HOOFDSTUK 2. Bepalingen betreffende bepaalde gemeenschappelijke marktordeningen

Afdeling 1. Groenten en fruit

Artikel 74

In de sector groenten en fruit is het bepaalde in artikel 59 van toepassing op de basisprijzen.

Bij de toetreding wordt de basisprijs in Griekenland vastgesteld met inachtneming van het verschil tussen het gemiddelde van de produktieprijzen in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling, dat is geconstateerd tijdens een nader te bepalen referentieperiode.

Artikel 75

  • 1 Er wordt een compensatieregeling ingesteld bij invoer in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling voor groenten en fruit uit Griekenland waarvoor een institutionele prijs is vastgesteld.

  • 2 Voor deze regeling gelden de volgende voorschriften:

    • a) er vindt een vergelijking plaats tussen een aanbiedingsprijs van het Griekse produkt, zoals berekend sub b) en een communautaire aanbiedingsprijs die jaarlijks wordt berekend enerzijds op de grondslag van het rekenkundig gemiddelde van de produktieprijzen van elke Lid-Staat van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling, verhoogd met de kosten van vervoer en verpakking voor de produkten vanaf de produktiegebieden tot de representatieve verbruikscentra van de Gemeenschap en anderzijds met inachtneming van de ontwikkeling van de produktiekosten. Bovengenoemde produktieprijzen komen overeen met het gemiddelde van de noteringen die zijn geconstateerd gedurende de drie jaar die voorafgaan aan de datum van vaststelling van bovengenoemde communautaire aanbiedingsprijs. De jaarlijkse communautaire prijs mag niet hoger zijn dan het niveau van de referentieprijzen die ten aanzien van derde landen worden toegepast. Deze communautaire aanbiedingsprijs wordt met 3% verlaagd bij de eerste prijsaanpassing als bedoeld in artikel 59, met 6% bij de tweede aanpassing, met 9% bij de derde aanpassing, met 12% bij de vierde aanpassing, met 15% bij de vijfde aanpassing en, voor wat betreft perzieken en tomaten, met 18% bij de zesde aanpassing en met 21% bij de zevende aanpassing;

    • b) de aanbiedingsprijs van het Griekse produkt wordt elke marktdag berekend op de grondslag van de representatieve noteringen die zijn geconstateerd in of herleid tot het stadium importeur-groothandel in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling. De prijs voor een produkt uit Griekenland is gelijk aan de laagste representatieve notering of aan het gemiddelde van de laagste representatieve noteringen die zijn geconstateerd voor ten minste 30% van de hoeveelheden van het betreffende produkt die op het geheel van de representatieve markten waarvoor noteringen beschikbaar zijn worden verhandeld. Deze notering of deze noteringen worden verminderd met het correctiebedrag dat eventueel wordt ingesteld overeenkomstig het bepaalde sub c);

    • c) indien de aldus berekende Griekse prijs lager is dan de communautaire prijs als aangegeven sub a) wordt bij de invoer in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling door de Lid-Staat van invoer een correctiebedrag geheven dat gelijk is aan het verschil tussen deze twee prijzen. Indien de dagelijkse aanbiedingsprijs van het communautaire produkt berekend op de markten van de consumptiecentra op een lager peil ligt dan het peil van de communautaire prijs als omschreven sub a), kan het correctiebedrag evenwel niet hoger zijn dan het verschil tussen enerzijds het rekenkundig gemiddelde van deze twee prijzen en anderzijds de prijs van het Griekse produkt;

    • d) de heffing van het correctiebedrag vindt plaats tot het ogenblik waarop de verrichte constateringen aantonen dat de prijs van het Griekse produkt gelijk is aan of hoger dan hetzij de sub a) omschreven communautaire prijs hetzij, in voorkomend geval, het rekenkundig gemiddelde van de communautaire prijzen als bedoeld sub c).

  • 3 De bij het onderhavige artikel ingestelde compensatieregeling blijft van kracht:

  • 4 Indien de Griekse markt wordt verstoord door invoer uit de huidige Lid-Staten kan worden besloten tot passende maatregelen die kunnen voorzien in een soortgelijke compensatieregeling als die welke is vastgesteld bij de vorige leden, voor de invoer in Griekenland van groenten en fruit uit de Gemeenschap in haar huidige samenstelling waarvoor een institutionele prijs is vastgesteld.

Artikel 76

Het bepaalde in artikel 68 is van toepassing op de financiële compensatie bedoeld in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2511/69 houdende bijzondere maatregelen voor de verbetering van de produktie en de afzet van citrusvruchten in de Gemeenschap.

Deze financiële compensatie dient te worden beschouwd als steun die in Griekenland onder het voordien geldende nationale stelsel niet wordt verleend.

Artikel 77

De minimumprijs en de financiële compensatie die in Griekenland van toepassing zijn, als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van Verordening (EEG) nr. 2601/69 betreffende bijzondere maatregelen ten einde het verwerken van bepaalde variëteiten sinaasappelen te stimuleren en in de artikelen 1 en 2 van Verordening (EEG) nr. 1035/77 houdende bijzondere maatregelen voor de verbetering van de afzet van op basis van citroenen verwerkte produkten, worden als volgt vastgesteld:

  • 1. Tot aan de eerste prijsaanpassing als bedoeld in artikel 59 wordt de van toepassing zijnde minimumprijs vastgesteld op de grondslag van de prijzen die in Griekenland worden betaald aan producenten van voor verwerking bestemde citrusvruchten, die zijn geconstateerd gedurende een nader te bepalen representatieve periode onder het voordien geldende nationale stelsel. De financiële compensatie is die van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling, in voorkomend geval, verminderd met het verschil tussen enerzijds de gemeenschappelijke minimumprijs en anderzijds de in Griekenland geldende minimumprijs.

  • 2. Voor de volgende vaststellingen wordt de in Griekenland geldende minimumprijs aangepast aan de gemeenschappelijke minimumprijs volgens het bepaalde in artikel 59. De in Griekenland bij elke etappe van de aanpassing van toepassing zijnde financiële compensatie is die van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling, in voorkomend geval, verminderd met het verschil tussen enerzijds de gemeenschappelijke minimumprijs en anderzijds de in Griekenland geldende minimumprijs.

  • 3. Wanneer de minimumprijs die voortvloeit uit de toepassing van lid 1 of lid 2, hoger is dan de gemeenschappelijke minimumprijs kan deze laatste prijs evenwel voor Griekenland definitief worden aanvaard.

Artikel 78

Tot en met 31 december 1987 is de Helleense Republiek gemachtigd voor alle producenten van groenten en fruit te voorzien in de verplichting om hun totale produktie van groenten en fruit waarvoor gemeenschappelijke kwaliteitsnormen gelden in de handel te brengen via plaatselijke markten.

Afdeling 2. Oliën en vetten

Artikel 79

  • 1 Voor olijfolie is het bepaalde in de artikelen 58, 59 en 61 van toepassing op de interventieprijzen.

    Het compenserende bedrag dat voortvloeit uit de toepassing van het bepaalde in artikel 61 wordt evenwel, in voorkomend geval, gecorrigeerd met de invloed van het verschil tussen de communautaire steun voor de consumptie die van toepassing is in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en in Griekenland.

  • 2 Voor oliehoudende zaden worden de richtprijzen of de streefprijzen vastgesteld aan de hand van het verschil tussen de prijzen van de produkten die bij wisselbouw concurreren in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling gedurende een nader te bepalen referentieperiode. Wanneer de prijzen van deze met elkaar concurrerende produkten dicht bij elkaar zijn gelegen, geldt de gemeenschappelijke prijs in Griekenland vanaf de toetreding. Indien dit niet het geval is, is het bepaalde in artikel 59 van toepassing op de richtprijzen of de streefprijzen die voor deze produkten zijn vastgesteld. De in Griekenland toe te passen richtprijzen of streefprijzen mogen evenwel niet uitgaan boven de gemeenschappelijke richtprijzen of streefprijzen.

Artikel 80

In afwijking van artikel 67 wordt bij de vaststelling van het peil van de verschillende bedragen in de sector oliehoudende zaden andere dan de prijzen bedoeld in artikel 79, lid 2, voor Griekenland, voor zover zulks noodzakelijk is voor de goede werking van de gemeenschappelijke ordening der markten voor deze produkten, rekening gehouden met het verschil dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 79, lid 2.

Artikel 81

  • 1 Het bepaalde in artikel 68 is van toepassing op de steun voor olijfolie. De eerste aanpassing inzake de steun bij de produktie voor dit produkt vindt evenwel plaats op 1 januari 1981.

    Te dien einde is het peil van de communautaire steun bij de produktie dat dient te worden aangehouden voor de berekening van het peil van de steun die in Griekenland geldt het peil dat is vastgesteld voor het verkoopseizoen dat loopt op de datum van toetreding.

    De tweede etappe van de aanpassing vindt plaats bij de aanvang van het tweede verkoopseizoen dat volgt op de toetreding; de enige prijsaanpassing die mogelijk is bij het begin van het eerste verkoopseizoen is die welke, in voorkomend geval, voortvloeit uit een wijziging van de communautaire steun die in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling geldt.

  • 2 Het bedrag van de steun voor koolzaad, raapzaad, zonnebloemzaad en ricinuszaad dat in Griekenland is geoogst, wordt gecorrigeerd met het verschil dat, in voorkomend geval, bestaat tussen de richtprijzen of de streefprijzen die in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling van toepassing zijn.

    Onverminderd de toepassing van de eerste alinea, wordt het bedrag van de steun voor koolzaad, raapzaad, zonnebloemzaad en ricinuszaad dat in Griekenland wordt verwerkt, verminderd met de invloed van de douanerechten die door de Helleense Republiek worden toegepast bij de invoer van deze produkten uit derde landen.

  • 3 Het bedrag van de steun voor sojazaad en lijnzaad dat in Griekenland is geoogst, wordt gecorrigeerd met het verschil dat, in voorkomend geval, bestaat tussen de streefprijzen die in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling gelden en verminderd met de invloed van de douanerechten die door de Helleense Republiek bij de invoer van deze produkten uit derde landen worden toegepast.

Artikel 82

De Helleense Republiek kan volgens nader te bepalen regels tot en met 31 december 1983 de controleregeling bij de invoer van oliehoudende zaden en van plantaardige oliën en vetten toepassen die zij op 1 januari 1979 toepaste.

Afdeling 4. Rundvlees

Artikel 85

De artikelen 58, 59 en 61 zijn van toepassing op de prijzen voor volwassen runderen in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling.

Artikel 86

Het compenserende bedrag voor de produkten bedoeld in de bijlage van Verordening (EEG) nr. 805/68 wordt vastgesteld met behulp van nader te bepalen coëfficiënten.

Afdeling 5. Tabak

Artikel 87

  • 1 Het bepaalde in artikel 58 is van toepassing op de interventieprijs die voor elke soort of groep soorten is vastgesteld.

  • 2 De streefprijs die overeenkomt met de in lid 1 bedoelde interventieprijs wordt in Griekenland voor de eerste oogst die volgt op de toetreding vastgesteld op een peil dat de verhouding weergeeft tussen de streefprijs en de interventieprijs, overeenkomstig artikel 2, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EEG) nr. 727/70 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector ruwe tabak.

  • 3 Voor de vier volgende oogsten wordt deze streefprijs:

    • a) vastgesteld overeenkomstig de criteria neergelegd in artikel 2, lid 2, eerste alinea, van Verordening (EEG) nr. 727/70, met inachtneming evenwel van de steun die de Helleense Republiek voor tabak mag handhaven krachtens artikel 69;

    • b) in 4 etappen verhoogd met de invloed van de vermindering van de nationale steun die de Helleense Republiek voor tabak op degressieve wijze mag handhaven krachtens artikel 69; de eerste verhoging vindt plaats voor de tweede oogst die volgt op de toetreding.

Artikel 88

In afwijking van het bepaalde in artikel 71 moeten alle in Griekenland bestaande voorraden tabak die afkomstig zijn uit oogsten van vóór de toetreding geheel en al door en ten laste van de Helleense Republiek worden weggewerkt in het kader van nader te omschrijven communautaire procedures en binnen nader te bepalen termijnen.

Afdeling 10. Suiker

Artikel 93

Het bepaalde in de artikelen 58, 59 en 61 is van toepassing op de interventieprijs voor witte suiker en op de minimumprijs voor suikerbieten.

Artikel 94

De compenserende bedragen worden voor de produkten, andere dan verse suikerbieten, genoemd in artikel 1, lid 1, sub b), en voor de produkten genoemd in artikel 1, lid 1, sub d), van Verordening (EEG) nr. 3330/74 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker met behulp van nader te bepalen coëfficiënten afgeleid van het compenserende bedrag voor het desbetreffende basisprodukt.

Artikel 95

Het in artikel 26, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 3330/74 bedoelde bedrag dat in Griekenland van toepassing is, wordt met het compenserende bedrag gecorrigeerd.

Afdeling 11. Granen

Artikel 96

In de sector granen is het bepaalde in de artikelen 58, 59 en 61 van toepassing op de interventieprijzen en, voor zachte tarwe, op de referentieprijs.

Artikel 97

De compenserende bedragen worden als volgt vastgesteld:

  • 1. Wat betreft granen waarvoor geen afgeleide interventieprijs wordt vastgesteld, wordt het tot de eerste aanpassing toepasselijke compenserende bedrag afgeleid van het compenserende bedrag dat geldt voor de concurrerende graansoort waarvoor een interventieprijs is vastgesteld, met inachtneming van:

    • - de prijsverhouding op de Griekse markt of

    • - de verhouding tussen de drempelprijzen van de desbetreffende granen.

    Vervolgens worden de bedragen vastgesteld uitgaande van de in de eerste alinea bedoelde bedragen en volgens de in artikel 59 voor de aanpassing van prijzen neergelegde regels.

    In het in de eerste alinea, eerste streepje, bedoelde geval moet de aangehouden verhouding evenwel volgens de in artikel 59 neergelegde regels worden aangepast aan de verhouding die bestaat tussen de drempelprijzen.

  • 2. Voor de produkten genoemd in artikel 1, sub c) en d), van Verordening (EEG) nr. 2727/75 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector granen, wordt het compenserende bedrag afgeleid van het compenserende bedrag toepasselijk op de graansoorten waarmede deze produkten zijn verbonden, met behulp van nader te bepalen coëfficiënten.

  • 3. Onverminderd de toepassing van lid 2, wordt in het geval van produkten verwerkt op basis van zachte tarwe en durum tarwe het compenserende bedrag vastgesteld op een peil dat eveneens rekening houdt met de eventuele nationale steun die de Helleense Republiek krachtens artikel 69 handhaaft voor voor de meelindustrie bestemde tarwe.

Artikel 98

Het bepaalde in artikel 68 is van toepassing op de steun voor durum tarwe als bedoeld in artikel 10 van Verordening (EEG) nr. 2727/75.

Afdeling 12. Varkensvlees

Artikel 99

  • 1 In de sector varkensvlees is het bepaalde in de artikelen 58, 59 en 61 van toepassing op de prijs van dit produkt in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling.

  • 2 Ten einde het risico van verstoringen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland te voorkomen, kan het compenserende bedrag evenwel worden berekend op de grondslag van de compenserende bedragen die voor voedergranen gelden. Te dien einde wordt bij de berekening van het compenserende bedrag dat per kilogram geslachte varkens van toepassing is, uitgegaan van de compenserende bedragen die van toepassing zijn op de hoeveelheid voedergranen die nodig is om in de Gemeenschap een kilogram varkensvlees te produceren.

    Onverminderd de toepassing van de eerste alinea, kan het compenserende bedrag worden vastgesteld op een peil dat eveneens rekening houdt met de nationale steun die de Helleense Republiek krachtens artikel 69 handhaaft voor graan dat wordt gebruikt voor de varkensteelt.

  • 3 Voor andere produkten dan geslachte varkens, genoemd in artikel 1, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2759/75 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector varkensvlees, wordt het compenserende bedrag met behulp van nader te bepalen coëfficiënten afgeleid van het bedrag dat overeenkomstig lid 1 of lid 2 wordt toegepast.

Afdeling 13. Eieren

Artikel 100

  • 1 In de sector eieren is het bepaalde in de artikelen 58, 59 en 61 van toepassing op de prijs van deze produkten in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling.

  • 2 Ten einde het risico van verstoringen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland te voorkomen, kan het compenserende bedrag evenwel worden berekend op de grondslag van de compenserende bedragen die voor voedergranen gelden. Te dien einde,

    • a) wordt voor eieren in de schaal bij de berekening van het compenserende bedrag dat van toepassing is per kilogram eieren in de schaal uitgegaan van de compenserende bedragen die van toepassing zijn op de hoeveelheid voedergranen die nodig is om in de Gemeenschap 1 kilogram eieren in de schaal te produceren en

    • b) wordt voor broedeieren bij de berekening van het compenserende bedrag dat per broedei van toepassing is, uitgegaan van de compenserende bedragen die van toepassing zijn op de hoeveelheid voedergranen die nodig is om in de Gemeenschap één broedei te produceren.

    Onverminderd de toepassing van de eerste alinea, kan het compenserende bedrag worden vastgesteld op een peil dat eveneens rekening houdt met de nationale steun die de Helleense Republiek krachtens artikel 69 handhaaft voor graan dat wordt gebruikt door de pluimvee-industrie.

  • 3 Voor de produkten genoemd in artikel 1. lid 1 sub b), van Verordening (EEG) nr. 2771/75 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector eieren, wordt het compenserende bedrag met behulp van nader te bepalen coëfficiënten afgeleid van het bedrag dat overeenkomstig lid 1 of lid 2 wordt toegepast.

Afdeling 14. Slachtpluimvee

Artikel 101

  • 1 In de sector slachtpluimvee is het bepaalde in de artikelen 58, 59 en 61 van toepassing op de prijs van deze produkten in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling.

  • 2 Ten einde het risico van verstoringen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland te voorkomen, kan het compenserende bedrag evenwel worden berekend op de grondslag van de compenserende bedragen die voor voedergranen gelden. Te dien einde,

    • a) wordt voor geslacht pluimvee bij de berekening van het compenserende bedrag dat van toepassing is per kilogram geslacht pluimvee uitgegaan van de compenserende bedragen die van toepassing zijn op de hoeveelheid voedergranen die nodig is om in de Gemeenschap, al naargelang van de soort, één kilogram geslacht pluimvee te produceren en,

    • b) wordt voor kuikens bij de berekening van het compenserende bedrag dat per kuiken van toepassing is, uitgegaan van de compenserende bedragen die van toepassing zijn op de hoeveelheid voedergranen die nodig is om in de Gemeenschap één kuiken te produceren.

    Onverminderd de toepassing van de eerste alinea, kan het compenserende bedrag worden vastgesteld op een peil dat eveneens rekening houdt met de nationale steun die de Helleense Republiek krachtens artikel 69 handhaaft voor graan dat wordt gebruikt door de pluimvee-industrie.

  • 3 Voor de produkten genoemd in artikel 1, lid 2, sub d), van Verordening (EEG) nr. 2777/75 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector slachtpluimvee, wordt het compenserende bedrag met de hulp van nader te bepalen coëfficiënten afgeleid van het compenserende bedrag dat overeenkomstig lid 1 of lid 2 wordt toegepast.

Afdeling 15. Rijst

Artikel 102

  • 1 In de sector rijst is het bepaalde in de artikelen 58, 59 en 61 van toepassing op de interventieprijs voor padie.

  • 2 Het compenserende bedrag voor gedopte rijst is het compenserende bedrag dat geldt voor padie, omgerekend met behulp van het omrekeningsgetal bedoeld in artikel 1 van Verordening nr. 467/67/EEG.

  • 3 Voor volwitte rijst is het compenserende bedrag het bedrag dat geldt voor gedopte rijst, omgerekend met behulp van het omrekeningsgetal bedoeld in artikel 1 van Verordening nr. 467/67/EEG.

  • 4 Voor halfwitte rijst is het compenserende bedrag het bedrag dat geldt voor volwitte rijst, omgerekend met behulp van het omrekeningsgetal bedoeld in artikel 1 van Verordening nr. 467/67/EEG.

  • 5 Voor de produkten genoemd in artikel 1, lid 1, sub c), van Verordening (EEG) nr. 1418/76 houdende een gemeenschappelijke ordening van de rijstmarkt wordt het compenserende bedrag met behulp van nader te bepalen coëfficiënten afgeleid van het bedrag dat geldt voor de produkten waarmede zij zijn verbonden.

  • 6 Het compenserende bedrag voor breukrijst wordt vastgesteld op een peil dat rekening houdt met het verschil tussen de voorzieningsprijs in Griekenland en de drempelprijs.

Afdeling 16. Verwerkte groenten en fruit

Artikel 103

Voor de produkten die in aanmerking komen voor de steunregeling bedoeld in artikel 3 bis van Verordening (EEG) nr. 516/77 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector van op basis van groenten en fruit verwerkte produkten zijn in Griekenland de volgende bepalingen van toepassing:

  • 1. Tot aan de eerste aanpassing van de prijzen, als bedoeld in artikel 59 wordt de in artikel 3 bis, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 516/77 bedoelde minimumprijs vastgesteld op de grondslag van de prijzen die in Griekenland werden betaald aan de producenten voor het voor verwerking bestemde produkt en die zijn geconstateerd gedurende een nader te bepalen representatieve periode onder het voordien geldende nationale stelsel.

  • 2. Indien de in lid 1 bedoelde minimumprijs afwijkt van de gemeenschappelijke prijs wordt de prijs in Griekenland aan het begin van elk verkoopseizoen dat volgt op de toetreding gewijzigd volgens de regels neergelegd in artikel 59.

  • 3. Het bedrag van de in Griekenland toegekende communautaire steun wordt zodanig vastgesteld dat het verschil tussen het peil van de prijzen van de produkten uit derde landen, vastgesteld uit hoofde van artikel 3 ter, lid 3, van Verordening (EEG) nr. 516/77 en het peil van de prijzen van Griekse produkten dat is vastgesteld met inachtneming van de in lid 2 bedoelde minimumprijs en de in Griekenland geldende verwerkingskosten zonder dat de ondernemingen met de hoogste kosten in aanmerking worden genomen, wordt gecompenseerd. Deze steun mag evenwel niet hoger zijn dan de steun die in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling wordt toegekend.

  • 4. Vanaf het begin van het zevende verkoopseizoen dat volgt op de toetreding wordt de communautaire steun in Griekenland volledig toegepast voor tomatenpasta, tomaten zonder schil, tomatensap, perzikenconserven en vanaf het begin van het vijfde verkoopseizoen dat volgt op de toetreding voor geënte pruimen („Prunes d'Ente”).

  • 5. Wanneer de minimumprijs die voortvloeit uit de toepassing van lid 1 of lid 2, hoger is dan de gemeenschappelijke minimumprijs kan deze laatste prijs voor Griekenland definitief worden aanvaard.

Afdeling 17. Gedroogde voedergewassen

Artikel 104

  • 1 De streefprijs bedoeld in artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 1117/78 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector gedroogde voedergewassen die in Griekenland op 1 januari 1981 van toepassing is, wordt vastgesteld op een peil dat gelijkwaardig is aan de prijs op de wereldmarkt verhoogd met de steun die eventueel in Griekenland tijdens een nader te bepalen referentieperiode onder het voordien geldende nationale stelsel werd verleend, met uitzondering van de steun die krachtens artikel 69 wordt gehandhaafd, en de douanerechten die Griekenland op 1 juli 1980 ten aanzien van derde landen toepast. De aldus bepaalde streefprijs mag de gemeenschappelijke streefprijs evenwel niet overschrijden.

  • 2 Het bepaalde in artikel 59 is van toepassing op de overeenkomstig lid 1 berekende streefprijs indien deze lager is dan de gemeenschappelijke streefprijs.

  • 3 De in Griekenland toepasselijke aanvullende steun wordt verlaagd met een bedrag dat gelijk is aan:

    • - het verschil dat, in voorkomend geval, bestaat tussen de in Griekenland toegepaste streefprijs en de gemeenschappelijke streefprijs, en

    • - de invloed van de douanerechten die door Griekenland worden toegepast op de invoer van deze produkten uit derde landen;

    op dit bedrag wordt het in artikel 5, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 1117/78 bedoelde percentage toegepast.

  • 4 Het bepaalde in artikel 68 is van toepassing op de forfaitaire steun bedoeld in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 1117/78.

Afdeling 18. Erwten, tuin- en veldbonen

Artikel 105

  • 1 Voor erwten, tuin- en veldbonen wordt de steundrempelprijs die in Griekenland op 1 januari 1981 van toepassing is, vastgesteld aan de hand van het verschil tussen de prijzen van de produkten die bij wisselbouw concurreren in Griekenland en in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling tijdens een nader te bepalen referentieperiode.

    Wanneer de prijzen van deze concurrerende produkten gelijksoortig zijn, is de gemeenschappelijke prijs vanaf de toetreding in Griekenland van toepassing. Indien dit niet het geval is, is het bepaalde in artikel 59 van toepassing op de steundrempelprijs voor deze produkten. De in Griekenland toe te passen steundrempelprijs mag evenwel niet hoger zijn dan de gemeenschappelijke steundrempelprijs.

  • 2 Het bedrag van de steun bedoeld in artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 1119/78 houdende bijzondere maatregelen voor erwten, tuinen veldbonen die voor diervoeding worden gebruikt, wordt voor erwten, tuin- en veldbonen geoogst in Griekenland verminderd met een bedrag dat gelijk is aan het verschil dat, in voorkomend geval, bestaat tussen de steundrempelprijs die in Griekenland geldt en de gemeenschappelijke steundrempelprijs.

    Onverminderd de toepassing van de eerste alinea, wordt het bedrag van de desbetreffende steun voor een in Griekenland verwerkt produkt verminderd met de invloed van de douanerechten die in Griekenland worden toegepast bij de invoer van sojaschroot uit derde landen.

    Op de bedragen die voortvloeien uit de toepassing van de eerste en tweede alinea wordt het percentage bedoeld in artikel 2, lid 1, van verordening (EEG) nr. 1119/78 toegepast.

Artikel 106

In afwijking van artikel 67 wordt bij de vaststelling van het peil van de verschillende bedragen in de sector erwten, tuin- en veldbonen andere dan dé prijzen bedoeld in artikel 105, lid 1, ten aanzien van Griekenland, voor zover zulks noodzakelijk is voor de goede werking van de gemeenschappelijke ordening der markten voor deze produkten, rekening gehouden met het prijsverschil dat voortvloeit uit de toepassing van artikel 105, lid 1.

Afdeling 19. Wijn

Artikel 107

  • 1 Het bepaalde in de artikelen 58 en 59 is van toepassing op de oriëntatieprijzen voor tafelwijnen. Het bepaalde in artikel 61 is van toepassing op dezelfde produkten onder voorbehoud van het bepaalde in lid 3.

  • 2 Het compenserende bedrag voor de andere produkten waarvoor een referentieprijs wordt vastgesteld, wordt, voor zover zulks noodzakelijk is voor de goede werking van de gemeenschappelijke marktordening, vastgesteld aan de hand van het compenserende bedrag dat is vastgesteld voor tafelwijn. Voor likeurwijnen is het compenserende bedrag dat op 1 januari 1981 van toepassing is, evenwel gelijk aan het bedrag van de compenserende heffing die op die datum ten opzichte van derde landen dient te worden toegepast. Dit compenserende bedrag wordt afgeschaft in het in artikel 59 bepaalde ritme.

  • 3 Op de invoer in Griekenland uit derde landen van produkten waarvoor referentieprijzen gelden, zijn geen compenserende bedragen van toepassing.

Artikel 108

In afwijking van artikel 67 wordt de in artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 337/79 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt bedoelde interventietoepassingsprijs die in Griekenland van toepassing is, niet gecorrigeerd met het compenserende bedrag. Dit bedrag wordt evenwel toegevoegd aan de gemiddelde prijs die voor elke representatieve markt in Griekenland is vastgesteld.

Artikel 109

Zolang de Helleense Republiek het bepaalde in artikel 70 ten aanzien van krenten en rozijnen toepast, wordt het alcoholvolume van krenten en rozijnen dat in Griekenland aan bepaalde wijnen kan worden toegevoegd krachtens Verordening (EEG) nr. 351/79 betreffende de toevoeging van alcohol aan tot de wijnsector behorende produkten beperkt tot een jaarvolume dat het jaarlijkse gemiddelde van het volume van deze alcohol dat hiertoe in Griekenland in de jaren 1978, 1979 en 1980 werd gebruikt niet overschrijdt.

HOOFDSTUK 3. Bepalingen inzake de visserij

Artikel 110

  • 1 In afwijking van artikel 2, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 101/76 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijk structuurbeleid in de visserijsector en van artikel 100 van de Toetredingsakte 1972 zijn de Italiaanse Republiek en de Helleense Republiek gemachtigd om ten opzichte van elkaar tot en met 31 december 1985 de beoefening van de visserij in de onder hun soevereiniteit of jurisdictie vallende wateren die gelegen zijn binnen de in artikel 111 omschreven zones te beperken tot vaartuigen die traditioneel in deze wateren vanuit havens in de aanliggende geografische zone de visserij uitoefenen.

  • 2 Het bepaalde in lid 1 en in artikel 111 doet geen afbreuk aan de bijzondere visrechten waarop de Helleense Republiek en de Italiaanse Republiek zich op 1 januari 1981 ten opzichte van elkaar kunnen beroepen.

Artikel 111

De zones bedoeld in artikel 110, lid 1, zijn als volgt afgebakend:

  • 1. Griekenland

    Wateren binnen een grens van 6 zeemijlen berekend vanaf de basislijnen.

  • 2. Italië

    Wateren binnen een grens van 6 zeemijlen berekend vanaf de basislijnen. Deze grens wordt voor de volgende zones op 12 zeemijlen gebracht:

    • a) Adriatische Zee ten zuiden van de monding van de Po di Goro,

    • b) Ionische Zee,

    • c) Zee en Kanaal van Sicilië, met inbegrip van de eilanden,

    • d) Wateren van Sardinië.

HOOFDSTUK 4. Andere bepalingen

Afdeling 1. Veterinaire maatregelen

Artikel 112

  • 1 De Helleense Republiek zendt naar het grondgebied van de andere Lid-Staten uit diegene van haar gebieden die volgens de procedure van het permanent veterinair comité zijn bepaald aan de hand van de geboden garanties, geen varkens en runderen en geen vers vlees van runderen, varkens, geiten en schapen totdat in die gebieden een termijn van twaalf maanden is verstreken sedert het optreden van de laatste haard van exotisch mond- en klauwzeer of sedert de laatste vaccinatie tegen deze ziekte.

  • 2 Voor 31 december 1985 vindt ten aanzien van exotisch mond- en klauwzeer een onderzoek van de toestand plaats.

    Uiterlijk op 1 juli 1984 legt de Commissie de Raad een verslag voor dat vergezeld gaat van voorstellen met het oog op de vaststelling van passende communautaire bepalingen op dit gebied.

Afdeling 2. Maatregelen inzake de wetgeving op het gebied van teeltmateriaal

Artikel 113

  • 1 Tot en met 31 december 1985 kan de Helleense Republiek haar eigen regels toepassen inzake de toelating van rassen van teeltmateriaal voor land- en tuinbouw of van uitgangsmateriaal voor de bosbouw, alsmede die inzake goedkeuring en controle van haar produktie van teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw.

  • 2 De Helleense Republiek:

    • a) neemt alle maatregelen die noodzakelijk zijn om zich geleidelijk en uiterlijk voor het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn te richten naar de communautaire bepalingen die onderscheidenlijk betrekking hebben op de toelating van rassen of uitgangsmateriaal en op het in de handel brengen van teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw,

    • b) kan voor het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn het in de handel brengen van teeltmateriaal voor land- en tuinbouw geheel of gedeeltelijk beperken tot teeltmateriaal van de rassen die op haar grondgebied zijn toegelaten; deze bepaling is eveneens van toepassing op het uitgangsmateriaal voor wat betreft bosbouwkundig teeltmateriaal,

    • c) voert naar het grondgebied van de huidige Lid-Staten alleen teeltmateriaal uit dat beantwoordt aan de communautaire voorschriften.

  • 3 Volgens de procedure van het permanent Comité voor teeltmateriaal voor land-, tuin- en bosbouw kan vóór 31 december 1985 worden besloten het handelsverkeer in teeltmateriaal van bepaalde soorten tussen Griekenland en de Gemeenschap in haar huidige samenstelling geleidelijk te liberaliseren, zodra blijkt dat aan de voorwaarden voor een dergelijke liberalisering is voldaan.

Titel V. Buitenlandse betrekkingen

HOOFDSTUK 1. Gemeenschappelijke handelspolitiek

Artikel 115

  • 1 De Helleense Republiek mag tot en met 31 december 1985 kwantitatieve beperkingen in de vorm van globale contingenten handhaven voor de produkten en tot de bedragen als vermeld in bijlage V, als tijdelijke afwijking op de gemeenschappelijke liberalisatielijsten opgenomen in de Verordeningen (EEG) nr. 109/70, nr. 1439/74 en nr. 2532/78. Deze produkten moeten op 1 januari 1986 volledig zijn geliberaliseerd en de contingenten dienen tot die datum geleidelijk te worden verhoogd. De regels voor de verhoging van de contingenten zijn gelijk aan die welke zijn neergelegd in artikel 36.

    Indien de invoer in twee opeenvolgende jaren minder dan 90% van het geopende jaarcontingent bedraagt, schaft de Helleense Republiek de van kracht zijnde kwantitatieve beperkingen af, indien het betrokken produkt geliberaliseerd is ten opzichte van de huidige Lid-Staten.

  • 2 De Helleense Republiek liberaliseert tot en met 31 december 1985 ten opzichte van derde landen geen produkten die nog niet ten opzichte van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling zijn geliberaliseerd en verleent derde landen geen enkel ander voordeel ten opzichte van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling wat de contingenten voor deze produkten betreft. De Helleense Republiek liberaliseert ten opzichte van landen met staatshandel bedoeld in de Verordeningen (EEG) nr. 109/70 en nr. 2532/78 geen produkten die nog niet zijn geliberaliseerd ten opzichte van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling of van landen waarop Verordening (EEG) nr. 1439/74 van toepassing is en verleent deze landen geen enkel ander voordeel ten opzichte van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling of van landen waarop Verordening (EEG) nr. 1439/74 van toepassing is voor wat de contingenten voor deze produkten betreft.

  • 3 De Helleense Republiek handhaaft tot en met 31 december 1985 kwantitatieve beperkingen in de vorm van contingenten tegenover alle derde landen voor de in bijlage VI genoemde produkten die door de Gemeenschap in haar huidige samenstelling niet zijn geliberaliseerd en die de Helleense Republiek ten aanzien van de Gemeenschap nog niet heeft geliberaliseerd. De contingenten voor landen waarop Verordening (EEG) nr. 1439/74 van toepassing is, andere dan die bedoeld in artikel 120, en voor landen met staatshandel bedoeld in de Verordeningen (EEG) nr. 109/70 en nr. 2532/78 zijn voor 1981 vastgesteld in die bijlage.

    Eventuele wijzigingen van deze contingenten kunnen slechts plaatsvinden volgens de communautaire procedures.

Artikel 116

De Helleense Republiek schaft ten aanzien van derde landen het op het tijdstip van toetreding bestaande stelsel van zekerheidsstelling bij invoer en van contante betaling af volgens hetzelfde tijdschema en op dezelfde voorwaarden als vastgelegd in artikel 38 voor wat de huidige Lid-Staten betreft.

Artikel 117

  • 1 Op 1 januari 1981 past de Helleense Republiek het stelsel van algemene preferenties van de Gemeenschap toe voor de produkten die niet worden genoemd in bijlage II van het EEG-Verdrag; voor de in bijlage VII genoemde produkten past de Helleense Republiek zich echter tot en met 31 december 1985 geleidelijk aan aan de percentages van het stelsel van algemene preferenties. Het tijdschema en het ritme van deze aanpassing zijn voor deze produkten dezelfde als vastgesteld in artikel 31.

  • 2 Voor de produkten genoemd in bijlage II van het EEG-Verdrag worden de preferentiepercentages, als vastgesteld of berekend, toegepast op de door de Helleense Republiek ten opzichte van derde landen werkelijk geheven rechten, als bepaald in artikel 64.

    In geen geval mogen voor de invoer in Griekenland uit derde landen invoerrechten gelden die gunstiger zijn dan de rechten toegepast op produkten uit de Gemeenschap in haar huidige samenstelling.

HOOFDSTUK 2. Overeenkomsten van de Gemeenschappen met bepaalde derde landen

Artikel 118

  • 1 De Helleense Republiek past vanaf 1 januari 1981 de bepalingen van de in artikel 120 genoemde overeenkomsten toe.

    De overgangsmaatregelen en de aanpassingen zullen worden opgenomen in met de landen waarmee overeenkomsten zijn gesloten, te sluiten protocollen. Deze protocollen worden als bijlagen aan bedoelde overeenkomsten gehecht.

  • 2 Deze overgangsmaatregelen waarbij rekening wordt gehouden met de overeenkomstige binnen de Gemeenschap aanvaarde maatregelen en die de geldigheidsduur daarvan niet mogen overschrijden, dienen te bewerkstelligen dat de Gemeenschap in haar betrekkingen met de met haar door overeenkomst verbonden derde landen een eenvormige regeling toepast en dat de rechten en verplichtingen van de Lid-Staten aan elkaar gelijk worden.

  • 3 Deze overgangsmaatregelen die van toepassing zijn op de in artikel 120 genoemde landen mogen er niet toe leiden dat deze landen door de Helleense Republiek op enig gebied gunstiger worden behandeld dan de Gemeenschap in haar huidige samenstelling.

    In het bijzonder zijn op alle produkten waarvoor overgangsmaatregelen gelden met betrekking tot kwantitatieve beperkingen van toepassing op de Gemeenschap in haar huidige samenstelling, dezelfde maatregelen van toepassing ten aanzien van alle in artikel 120 genoemde landen en wel voor een zelfde periode.

  • 4 Deze overgangsmaatregelen die van toepassing zijn op de in artikel 120 genoemde landen mogen er niet toe leiden dat deze landen door de Helleense Republiek minder gunstig worden behandeld dan andere derde landen. In het bijzonder mogen geen overgangsmaatregelen met betrekking tot kwantitatieve beperkingen ten aanzien van de in artikel 120 genoemde landen worden overwogen voor produkten die vrij zijn van dergelijke beperkingen, indien zij in Griekenland uit andere derde landen worden ingevoerd.

Artikel 119

Indien de in artikel 118, lid 1, genoemde protocollen, om redenen buiten de wil van de Gemeenschap of van de Helleense Republiek, op 1 januari 1981 niet zijn gesloten, treft de Gemeenschap de nodige maatregelen om vanaf het tijdstip van toetreding aan deze situatie het hoofd te bieden.

In ieder geval wordt door de Helleense Republiek vanaf 1 januari 1981 op de in artikel 120 genoemde landen de meestbegunstigingsclausule toegepast.

Artikel 120

Het bepaalde in de artikelen 118 en 119 is van toepassing op de met Algerije, Cyprus, Egypte, Finland, IJsland, Israël, Jordanië, Libanon, Malta, Marokko, Noorwegen, Oostenrijk, Portugal, Spanje, Syrië, Tunesië, Turkije, Zweden en Zwitserland gesloten overeenkomsten.

Het bepaalde in de artikelen 118 en 119 is eveneens van toepassing op de overeenkomsten die de Gemeenschap voor de inwerkingtreding van deze Akte met andere derde landen die tot het Middellandse-Zeegebied behoren, sluit.

HOOFDSTUK 3. Betrekkingen met Staten in Afrika, het Caribische gebied en het gebied van de Stille Oceaan

Artikel 121

De regelingen die voortvloeien uit de op 28 februari 1975 ondertekende ACS-EEG-Overeenkomst van Lomé en uit het op dezelfde datum ondertekende Akkoord betreffende de produkten die onder de bevoegdheid van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal vallen, zijn niet van toepassing in de betrekkingen tussen de Helleense Republiek en de Staten in Afrika, het Caribische gebied en het gebied van de Stille Oceaan, met uitzondering van Protocol nr. 3 inzake suiker.

Artikel 122

Het bepaalde in de artikelen 118 en 119 is van toepassing op iedere nieuwe overeenkomst die de Gemeenschap voor de inwerkingtreding van deze Akte sluit met de landen in Afrika, het Caribische gebied en het gebied van de Stille Oceaan.

HOOFDSTUK 4. Textiel

Artikel 123

  • 1 Vanaf 1 januari 1981 past de Helleense Republiek de regeling van 20 december 1973 betreffende de internationale handel in textiel alsmede de door de Gemeenschap krachtens deze regeling gesloten bilaterale overeenkomsten toe. Over de protocollen inzake aanpassing van deze overeenkomsten wordt door de Gemeenschap met derde landen die partij zijn bij de overeenkomsten onderhandeld, ten einde te bewerkstelligen dat de uitvoer naar Griekenland vrijwillig wordt beperkt voor zover het produkten en een oorsprong betreft waarvoor op de uitvoer naar de Gemeenschap beperkingen gelden.

  • 2 Indien deze protocollen niet op 1 januari 1981 zijn gesloten, treft de Gemeenschap de maatregelen om aan deze situatie het hoofd te bieden en die betrekking hebben op de overgangsvoorzieningen die nodig zijn om de toepassing van de overeenkomsten door de Gemeenschap te waarborgen.

Titel VI. Financiële bepalingen

Artikel 124

Het Besluit van 21 april 1970 betreffende de vervanging van de financiële bijdragen van de Lid-Staten door eigen middelen van de Gemeenschappen, hierna „Besluit van 21 april 1970” genoemd, wordt toegepast overeenkomstig de artikelen 125, 126 en 127.

Artikel 125

De ontvangsten „landbouwheffingen” genoemd, als bedoeld in artikel 2, sub a), van het Besluit van 21 april 1970 omvatten eveneens de ontvangsten afkomstig van alle compenserende bedragen die bij invoer worden geheven uit hoofde van de artikelen 43, 61 en 75 en van de vaste elementen die worden toegepast in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland en in het handelsverkeer tussen Griekenland en derde landen uit hoofde van artikel 66.

Artikel 126

De ontvangsten „douanerechten” genoemd, als bedoeld in artikel 2, sub b), van het Besluit van 21 april 1970 omvatten tot en met 31 december 1985 de douanerechten die worden berekend alsof de Helleense Republiek in het handelsverkeer met derde landen vanaf de toetreding de rechten toepaste die voortvloeien uit het gemeenschappelijk douanetarief en de verlaagde rechten die voortvloeien uit door de Gemeenschap toegepaste tariefpreferenties.

De Helleense Republiek berekent deze douanerechten maandelijks op de grondslag van de douaneaangiften van een zelfde maand en zij worden ter beschikking van de Commissie gesteld uiterlijk de 20ste van de tweede maand die op de verklaringen volgt.

Vanaf 1 januari 1986 is het totaal van de geheven douanerechten volledig verschuldigd.

Artikel 127

Het bedrag van de rechten vastgesteld uit hoofde van de eigen middelen afkomstig uit de belasting over de toegevoegde waarde of de financiële bijdragen die berusten op het bruto nationaal produkt krachtens artikel 4, leden 1 tot en met 5, van het Besluit van 21 april 1970 is volledig verschuldigd vanaf 1 januari 1981.

De Gemeenschap zal de Helleense Republiek evenwel in de loop van de maand die volgt op het ter beschikking stellen aan de Commissie een evenredig gedeelte van het in de eerste alinea genoemde bedrag restitueren volgens onderstaande regels:

  • - 70% in 1981

  • - 50% in 1982

  • - 30% in 1983

  • - 20% in 1984

  • - 10% in 1985.

Titel VII. Andere bepalingen

Artikel 128

De in de lijst in bijlage VIII van deze Akte genoemde besluiten zijn ten aanzien van de Helleense Republiek van toepassing, op de wijze als bepaald in die bijlage.

Artikel 129

  • 1 De ondernemingen in de ijzer- en staalsector in Griekenland mogen tot en met 31 december 1985 het stelsel van meerdere pariteitspunten toepassen.

  • 2 Tot en met 31 december 1985 kunnen de door de ondernemingen van de huidige Lid-Staten toegepaste prijzen voor de verkoop van ijzeren staalprodukten op de Griekse markt, teruggerekend op de grondslag gekozen voor het opstellen van de prijsschaal, niet lager zijn dan de prijzen neergelegd in die schaal voor vergelijkbare transacties, tenzij de Commissie, in overeenstemming met de Griekse Regering, daarvoor toestemming heeft gegeven, onverminderd het bepaalde in artikel 60, lid 2, sub b), laatste alinea, van het EGKS-Verdrag. De ondernemingen van de huidige Lid-Staten behouden de mogelijkheid om hun francoprijzen in Griekenland af te stemmen op die welke er door derde landen voor dezelfde produkten worden toegepast.

    Het bepaalde in de eerste alinea heeft slechts betrekking op afstemming op de prijsschalen van de producenten van de huidige Lid-Staten en van Griekenland voor de produkten die op 1 januari 1981 in Griekenland werkelijk worden geproduceerd. De lijst van de betrokken produkten zal op die datum door de Commissie worden bekendgemaakt.

Artikel 130

  • 1 Tot en met 31 december 1985 kan de Helleense Republiek, in geval van ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden in een sector van het economische leven, alsmede van moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig kunnen verstoren, machtiging vragen om vrijwaringsmaatregelen te nemen, waardoor de toestand wederom in evenwicht kan worden gebracht en de betrokken sector kan worden aangepast aan de economie van de gemeenschappelijke markt.

    Onder dezelfde voorwaarden kan een van de huidige Lid-Staten verzoeken gemachtigd te worden vrijwaringsmaatregelen te treffen ten opzichte van de Helleense Republiek.

    Deze bepaling is van toepassing tot en met 31 december 1987 ten aanzien van de produkten en sectoren waarvoor afwijkende overgangsmaatregelen van gelijke duur in deze Akte zijn opgenomen.

  • 2 Op verzoek van de betrokken Staat stelt de Commissie door middel van een spoedprocedure onverwijld de vrijwaringsmaatregelen vast welke zij noodzakelijk acht, waarbij zij de voorwaarden en de wijze van toepassing nader aangeeft.

    In geval van ernstige economische moeilijkheden spreekt de Commissie zich uit binnen een termijn van vijf werkdagen. De aldus genomen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing.

    Wanneer op het gebied van de landbouw de markt van een Lid-Staat ernstige storingen ondervindt of dreigt te ondervinden door het handelsverkeer tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland, spreekt de Commissie zich over het verzoek om toepassing van de nodige maatregelen door een Lid-Staat uit binnen 24 uur na ontvangst van het verzoek. De aldus getroffen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing en daarbij wordt rekening gehouden met de belangen van alle betrokken partijen en met name met de vervoersvraagstukken.

  • 3 De overeenkomstig lid 2 toegestane maatregelen kunnen afwijkingen van de regels van het EEG-Verdrag en van deze Akte inhouden, voor zover en voor zolang deze strikt noodzakelijk zijn ter bereiking van de in lid 1 bedoelde doelstellingen. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de gemeenschappelijke markt het minst verstoren.

Artikel 131

  • 1 Indien de Commissie tot het verstrijken van de geldigheidsduur van de in deze Akte voor elk geval vastgestelde overgangsmaatregelen op verzoek van een Lid-Staat of van enig andere belanghebbende vaststelt dat tussen de Gemeenschap in haar huidige samenstelling en Griekenland dumping wordt toegepast, doet zij aan degene of degenen die zich aan deze praktijken schuldig maken aanbevelingen ten einde daaraan een eind te maken.

    Ingeval deze praktijken voortduren, machtigt de Commissie de benadeelde Lid-Staat of Lid-Staten tot het nemen van beschermende maatregelen waarvan zij de voorwaarden en de wijze van toepassing bepaalt.

  • 2 Voor de toepassing van het onderhavige artikel op de in bijlage II van het EEG-Verdrag genoemde produkten beoordeelt de Commissie alle omstandigheden, met name het peil van de prijzen waartegen de invoer van andere herkomst op de betrokken markt plaatsvindt, met inachtneming van de bepalingen van het EEG-Verdrag inzake de landbouw en in het bijzonder het bepaalde in artikel 39.

VIJFDE DEEL. BEPALINGEN BETREFFENDE DE TENUITVOERLEGGING VAN DEZE AKTE

Titel I. Het in werking stellen van de instellingen

Artikel 132

De Vergadering komt uiterlijk één maand na de toetreding van de Helleense Republiek bijeen. Zij brengt in haar reglement van orde de door deze toetreding noodzakelijk geworden aanpassingen aan.

Artikel 133

  • 1 Vanaf het tijdstip van de toetreding van de Helleense Republiek wordt het voorzitterschap van de Raad uitgeoefend door het lid van de Raad dat, overeenkomstig artikel 2 van het Verdrag tot instelling van één Raad en één Commissie welke de Europese Gemeenschappen gemeen hebben in zijn oorspronkelijke versie, het voorzitterschap dient uit te oefenen. Na afloop van dit mandaat wordt het voorzitterschap uitgeoefend in de volgorde van de Lid-Staten die is vastgesteld in bovengenoemd artikel, gewijzigd bij artikel 11.

  • 2 De Raad brengt in zijn reglement van orde de aanpassingen aan, welke door de toetreding van de Helleense Republiek noodzakelijk zijn geworden.

Artikel 134

  • 1 De Voorzitter, de Vice-Voorzitters en de leden van de Commissie worden benoemd onmiddellijk na de toetreding van de Helleense Republiek. De Commissie treedt in functie op de vijfde dag na de benoeming harer leden. Op hetzelfde tijdstip eindigt het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.

  • 2 De Commissie brengt in haar reglement van orde de aanpassingen aan, welke door de toetreding van de Helleense Republiek noodzakelijk zijn geworden.

Artikel 135

  • 1 Onmiddellijk na de toetreding van de Helleense Republiek wordt het Hof van Justitie aangevuld door de benoeming van een nieuwe rechter.

  • 2 De ambtstermijn van deze rechter loopt op 6 oktober 1985 af.

  • 3 Het Hof brengt in zijn reglement voor de procesvoering de aanpassingen aan, welke door de toetreding van de Helleense Republiek noodzakelijk zijn geworden. Het aldus aangepaste reglement voor de procesvoering moet door de Raad met eenparigheid van stemmen worden goedgekeurd.

  • 4 Voor het wijzen van vonnis in zaken die op 1 januari 1981 bij het Hof aanhangig zijn en waarvoor de mondelinge procedure vóór deze datum is geopend, komen het Hof in voltallige zitting of de Kamers bijeen in de samenstelling van vóór de toetreding van de Helleense Republiek en passen zij het reglement voor de procesvoering toe zoals dit op 31 december 1980 gold.

Artikel 136

Onmiddellijk na de toetreding van de Helleense Republiek wordt het Economisch en Sociaal Comité aangevuld door de benoeming van twaalf leden die alle sectoren van het economische en sociale leven van Griekenland vertegenwoordigen. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt terzelfder tijd als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.

Artikel 137

Onmiddellijk na de toetreding van de Helleense Republiek wordt de Rekenkamer aangevuld door de benoeming van een nieuw lid. Het mandaat van dit aldus benoemde lid eindigt terzelfder tijd als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.

Artikel 138

Onmiddellijk na de toetreding van de Helleense Republiek wordt het Raadgevend Comité van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal aangevuld door de benoeming van drie nieuwe leden. Het mandaat van de aldus benoemde leden eindigt terzelfder tijd als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.

Artikel 139

Onmiddellijk na de toetreding van de Helleense Republiek wordt het Wetenschappelijk en Technisch Comité aangevuld door de benoeming van een nieuw lid. Het mandaat van dit aldus benoemde lid eindigt op hetzelfde tijdstip als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.

Artikel 140

Onmiddellijk na de toetreding van de Helleense Republiek wordt het Monetair Comité aangevuld door de benoeming van de leden die deze nieuwe Lid-Staat vertegenwoordigen. Hun mandaat verstrijkt terzelfder tijd als het mandaat van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.

Artikel 141

De door de toetreding van de Helleense Republiek noodzakelijk geworden aanpassingen van de Statuten en van de Reglementen van Orde van de bij de oorspronkelijke Verdragen ingestelde Comités, geschieden zo spoedig mogelijk na de toetreding.

Artikel 142

  • 1 Voor wat de in bijlage IX vermelde Comités betreft, verstrijkt het mandaat der nieuwe leden tegelijk met dat van de leden die op het tijdstip van de toetreding zitting hebben in een dezer Comités.

  • 2 De in bijlage X vermelde Comités worden volledig vernieuwd op het tijdstip van de toetreding.

Titel II. Toepassing van de besluiten der Instellingen

Artikel 143

Vanaf het tijdstip der toetreding wordt ervan uitgegaan dat de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 189 van het EEG-Verdrag en van artikel 161 van het EGA-Verdrag, alsmede de aanbevelingen en beschikkingen in de zin van artikel 14 van het EGKS-Verdrag, eveneens tot de Helleense Republiek zijn gericht, en dat haar daarvan kennis is gegeven, voor zover van deze richtlijnen, aanbevelingen en beschikkingen aan alle huidige Lid-Staten kennis is gegeven.

Artikel 144

De toepassing in Griekenland van de in de lijst die is opgenomen in bijlage XI van deze Akte voorkomende besluiten wordt uitgesteld tot de in die lijst vermelde data.

Artikel 145

De Helleense Republiek stelt de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf het tijdstip van haar toetreding uitvoering te geven aan de richtlijnen en beschikkingen in de zin van artikel 189 van het EEG-Verdrag en van artikel 161 van het EGA-Verdrag, alsmede aan de beschikkingen en aanbevelingen in de zin van artikel 14 van het EGKS-Verdrag, tenzij in de lijst die is opgenomen in bijlage XII of in andere bepalingen van de onderhavige Akte een bepaalde termijn is vastgesteld.

Artikel 146

  • 1 De niet in deze Akte of de bijlagen daarvan vervatte aanpassingen van de besluiten van de Instellingen der Gemeenschappen, die door de Instellingen vóór de toetreding van de Helleense Republiek worden verricht volgens de in lid 2 vastgestelde procedure ten einde die besluiten in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de onderhavige Akte, met name die welke voorkomen in het vierde deel daarvan, treden in werking op het tijdstip van de toetreding.

  • 2 De daartoe noodzakelijke bepalingen worden door de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, of door de Commissie vastgesteld, naargelang de oorspronkelijke besluiten door de ene dan wel door de andere Instelling zijn aangenomen.

Artikel 147

De vóór de toetreding van de Helleense Republiek aanvaarde teksten van de besluiten van de Instellingen der Gemeenschappen en die door de Raad of de Commissie in de Griekse taal zijn vastgesteld, zijn vanaf het tijdstip van die toetreding op gelijke wijze authentiek als de in de zes huidige talen vastgestelde teksten. Zij worden in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt, wanneer de teksten in de huidige talen aldus zijn bekendgemaakt.

Artikel 148

Van de op het tijdstip van toetreding van de Helleense Republiek bestaande overeenkomsten, besluiten en onderling samenhangende gedragingen die ingevolge genoemde toetreding onder de werkingssfeer van artikel 65 van het EGKS-Verdrag vallen, moet aan de Commissie kennis worden gegeven binnen een termijn van ten hoogste drie maanden, te rekenen vanaf de toetreding. Alleen overeenkomsten en besluiten waarvan kennis is gegeven, blijven voorlopig van kracht totdat de Commissie heeft beslist.

Artikel 149

De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de bescherming van de gezondheid van de bevolking en van de werknemers op het grondgebied van de Helleense Republiek tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren, worden, overeenkomstig artikel 33 van het EGA-Verdrag, door deze Staat aan de Commissie medegedeeld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de toetreding.

Titel III. Slotbepalingen

Artikel 151

De Regering van de Franse Republiek zendt aan de Regering van de Helleense Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en van de verdragen waarbij dit Verdrag is gewijzigd toe.

Artikel 152

De Regering van de Italiaanse Republiek zendt aan de Regering van de Helleense Republiek een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal toe van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de verdragen tot wijziging of aanvulling daarvan, met inbegrip van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.

De teksten van deze Verdragen die zijn opgesteld in de Griekse taal worden aan de onderhavige Akte gehecht. Deze teksten zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten van de in de eerste alinea genoemde Verdragen die zijn opgesteld in de huidige talen.

Artikel 153

De Secretaris-Generaal van de Raad der Europese Gemeenschappen zal een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de internationale overeenkomsten die zijn nedergelegd in het archief van het Secretariaat-Generaal, aan de Regering van de Helleense Republiek toezenden.

Protocol Nr. 1. betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank

Eerste deel. Aanpassing van de Statuten van de Europese Investeringsbank

Tweede deel. Andere bepalingen

Artikel 7

  • 1 De Helleense Republiek stort het bedrag van 8.840.000 rekeneenheden, overeenkomende met haar aandeel in het geplaatste kapitaal dat door de Lid-Staten op 31 december: 1979 is gestort, in vijf gelijke halfjaarlijkse termijnen die telkens vervallen op 30 april en 31 oktober. De eerste termijn dient te worden voldaan op de eerstvolgende van de twee genoemde data na de datum van toetreding, voor zover tussen deze datum en de eerstvolgende vervaldag ten minste twee maanden verlopen.

  • 2 Met ingang van de toetreding neemt de Helleense Republiek deel in de kapitaalverhoging waartoe op 19 juni 1978 is besloten, door storting van bedragen naar evenredigheid van haar aandeel in het geplaatste kapitaal op de vervaldagen die door de Raad van Gouverneurs voor de kapitaalverhoging zijn vastgesteld. Indien de Lid-Staten reeds een of meerdere stortingen uit dezen hoofde hebben verricht vóór de toetreding van de Helleense Republiek, wordt het bedrag dat hiervan overeenstemt met het aandeel van Griekenland in het geplaatste kapitaal in vijf gelijke delen toegevoegd aan de stortingen die de Helleense Republiek krachtens lid 1 dient te verrichten.

Artikel 8

De Helleense Republiek draagt bij tot de statutaire reserve, de aanvullende reserve, de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken saldo van de verlies- en winstrekening, zoals deze zijn vastgesteld op 31 december van het jaar voorafgaande aan de toetreding en zoals deze in rekeneenheden voorkomen in de goedgekeurde balans van de Bank, een en ander voor een bedrag tot een percentage van 1,56% van deze posten en op de in artikel 7, lid 1, genoemde data.

Artikel 9

De in artikel 7 en 8 van dit protocol bedoelde stortingen worden door de Helleense Republiek verricht in haar vrij converteerbare nationale valuta. Voor de berekening van de te storten bedragen wordt de koers voor de omrekening van de rekeneenheid in de drachme gebruikt, die geldt op de laatste werkdag van de maand voorafgaande aan de betrokken stortingen.

Artikel 10

  • 1 Onmiddellijk na de toetreding vult de Raad van Gouverneurs de Raad van Bewind aan door de benoeming van een bewindvoerder aangewezen door de Helleense Republiek, alsmede van een plaatsvervanger aangewezen in onderlinge overeenstemming door het Koninkrijk Denemarken, de Helleense Republiek en Ierland.

  • 2 De ambtsperiode van de aldus benoemde bewindvoerder en plaatsvervanger loopt af aan het einde van de jaarvergadering van de Raad van Gouverneurs, tijdens welke het jaarverslag over het boekjaar 1982 wordt behandeld.

Artikel 11

De Raad van Gouverneurs benoemt op voorstel van de Raad van Bewind de in artikel 6 van dit protocol bedoelde vijfde vice-president uiterlijk ter gelegenheid van de jaarvergadering tijdens welke het jaarverslag over het boekjaar 1981 wordt behandeld.

Protocol Nr. 2. betreffende de vaststelling van het basisrecht voor lucifers van post 36.06 van het gemeenschappelijk douanetarief

Het basisrecht waarop de Helleense Republiek de geleidelijke verlagingen als bedoeld in artikel 25 voor lucifers van post 36.06 van het gemeenschappelijk douanetarief toepast, bedraagt 9,6%.

Voor dezelfde produkten bedraagt het basisrecht dat als grondslag dient voor de overeenkomstig artikel 31 uit te voeren aanpassingen aan het gemeenschappelijk douanetarief, 17,2%.

Protocol Nr. 3. betreffende de toekenning van vrijstelling van invoerrechten voor bepaalde goederen door de Helleense Republiek

De bepalingen betreffende de aanpassing van de rechten van het Griekse douanetarief aan die van het gemeenschappelijk douanetarief vormen geen beletsel voor de Helleense Republiek de vrijstellingen te handhaven die voor 1 januari 1979 waren toegekend krachtens

  • - wet nr. 4171/61 - Algemene maatregelen ter stimulering van de ontwikkeling van de economie,

  • - wetsbesluit nr. 2687/53 - Investering en bescherming van buitenlands kapitaal,

  • - wet nr. 289/76 - Stimuleringsmaatregelen voor de ontwikkeling van grensgebieden en daarmede verband houdende vraagstukken

tot het verstrijken van de geldigheidsduur van de overeenkomsten die de Griekse Regering met degenen die voor deze maatregelen in aanmerking kwamen, heeft gesloten.

Protocol Nr. 4. betreffende katoen

De Hoge Verdragsluitende Partijen,

erkennend dat de katoenproduktie voor de economie van Griekenland van groot belang is,

erkennend dat deze produktie een specifiek landbouwkarakter heeft,

erkennend dat gezien de betekenis van katoen als grondstof de regeling van het handelsverkeer met derde landen niet nadelig zal mogen worden beïnvloed,

van oordeel dat ten einde iedere discriminatie tussen producenten van de Gemeenschap te vermijden de krachtens dit protocol vastgestelde regeling op het hele grondgebied van de Gemeenschap van toepassing dient te zijn,

hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:

1.

Dit protocol heeft betrekking op niet gekaarde en niet gekamde katoen die valt onder post 55.01 van het gemeenschappelijk douanetarief.

2.

In de Gemeenschap wordt een regeling ingevoerd die met name ten doel heeft:

  • - de katoenproduktie te ondersteunen in de gebieden van de Gemeenschap waar zij van belang is voor de landbouweconomie;

  • - de betrokken producenten in staat te stellen een redelijk inkomen te verwerven;

  • - de markt te stabiliseren door structuurverbetering inzake het aanbod en het op de markt brengen.

3.

De in lid 2 bedoelde regeling omvat de toekenning van steun bij de produktie.

Ten einde het beheer en de controle te vergemakkelijken, wordt de steun bij de produktie verleend via de egreneringsondernemingen. In dit opzicht dient ervoor te worden gezorgd dat er geen intracommunautaire distorsies van de mededinging plaatsvinden in de volgende stadia van verwerking.

Het bedrag van deze steun wordt op gezette tijden vastgesteld op de grondslag van het verschil tussen:

  • - een streefprijs die wordt vastgesteld voor niet egreneerde katoen overeenkomstig de in lid 2 bedoelde criteria,

  • - de wereldmarktprijs bepaald op de grondslag van de aanbiedingen en noteringen op de wereldmarkt.

De toekenning van de steun bij de produktie is beperkt tot een hoeveelheid katoen die jaarlijks voor de Gemeenschap wordt bepaald.

Deze hoeveelheid is gelegen binnen een vork die bestaat uit:

  • - de hoeveelheid die overeenkomt met de communautaire produktie tijdens de jaren 1978 tot en met 1980 of de produktie van één van deze jaren en

  • - de hoeveelheid die krachtens het vorige streepje is vastgesteld, verhoogd met 25%.

Wanneer de werkelijke produktie van een verkoopseizoen de voor het desbetreffende seizoen vastgestelde hoeveelheid overschrijdt, wordt op het bedrag van de steun een coëfficiënt toegepast die wordt verkregen door de vastgestelde hoeveelheid te delen door de werkelijk geproduceerde hoeveelheid.

4.

Ten einde de katoenproducenten in staat te stellen het aanbod te concentreren en de produktie aan de eisen van de markt aan te passen, wordt een regeling ingesteld ten einde de vorming van producentengroeperingen en de verenigingen daarvan te stimuleren.

Deze regeling voorziet in de toekenning van steun ten einde de oprichting van producentengroeperingen te stimuleren en de werking daarvan te vergemakkelijken.

Deze regeling geldt uitsluitend voor groeperingen:

  • - die zijn opgericht op initiatief van de producenten zelf,

  • - die voldoende garantie bieden inzake de duur en de doelmatigheid van hun optreden en

  • - die zijn erkend door de betrokken Lid-Staat.

5.

De regeling voor de handel van de Gemeenschap met derde landen mag niet nadelig worden beïnvloed. In dit verband mogen in het bijzonder geen restrictieve maatregelen bij invoer worden genomen.

6.

De Lid-Staten en de Commissie doen elkaar de gegevens toekomen die noodzakelijk zijn voor de toepassing van de in dit protocol neergelegde regeling.

7.

De uitgaven inzake de maatregelen voorzien bij of vast te stellen krachtens dit protocol worden door de Gemeenschap gefinancierd overeenkomstig het EEG-Verdrag.

8.

Op voorstel van de Commissie en na raadpleging van de Vergadering stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen elk jaar vóór 1 augustus de in lid 3 bedoelde streefprijs vast voor het verkoopseizoen dat het volgende jaar begint.

9.

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de maatregelen vast die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in dit protocol neergelegde bepalingen en met name:

  • a) de procedurevoorschriften voor de toepassing daarvan, alsmede de regels voor goed beheer;

  • b) de algemene voorschriften van de regeling voor de steun bij de produktie als bedoeld in lid 3 en de criteria voor de bepaling van de wereldmarktprijs als bedoeld in dat zelfde lid;

  • c) de algemene regels voor de regeling ter stimulering van de vorming van producentengroeperingen en de verenigingen daarvan;

  • d) de algemene regels inzake de financiering bedoeld in lid 7.

Volgens dezelfde procedure bepaalt de Raad:

  • a) jaarlijks en tijdig voor de aanvang van elk verkoopseizoen de in lid 3 bedoelde hoeveelheid;

  • b) het bedrag van de steun bedoeld in lid 4;

  • c) de voorwaarden waaronder de overgangsmaatregelen kunnen worden vastgesteld die nodig zijn om de overgang van de voordien geldende regeling naar de regeling die voortvloeit uit de toepassing van dit protocol te vergemakkelijken, met name indien de tenuitvoerlegging van de nieuwe regeling op de vastgestelde datum op aanzienlijke moeilijkheden stuit.

11.

Uiterlijk vijf jaar na het begin van de toepassing van de regeling die krachtens dit protocol is ingevoerd, onderzoekt de Raad op de grondslag van een verslag van de Commissie de werking van deze regeling. Indien de resultaten van dit onderzoek de noodzaak hiervan doen blijken, besluit de Raad, op voorstel van de Commissie, na raadpleging van de Vergadering met gekwalificeerde meerderheid van stemmen inzake de eventuele aanpassingen die in de regeling dienen te worden aangebracht.

12.

De krachtens dit protocol getroffen maatregelen worden uiterlijk op 1 augustus 1981 van toepassing en worden voor de eerste maal toegepast op de in 1981 geoogste produkten.

Tot de datum van deze toepassing, is de Helleense Republiek bevoegd bij wijze van uitzondering de vóór de toetreding op haar grondgebied geldende steunregeling te handhaven.

Protocol Nr. 5. betreffende de deelneming van de Helleense Republiek aan het vermogen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

De bijdrage van de Helleense Republiek aan het vermogen van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal wordt vastgesteld op 3 miljoen Europese rekeneenheden.

De storting van deze bijdrage vindt plaats in drie gelijke jaarlijkse gedeelten, zonder rente, met ingang van 1 januari 1981.

Elk gedeelte wordt gestort in vrij convertibele nationale munt van de Helleense Republiek.

Protocol Nr. 6. betreffende de uitwisseling van kennis op nucleair gebied met de Helleense Republiek

Artikel 1

  • 1 Vanaf het tijdstip van toetreding wordt de kennis waarvan overeenkomstig artikel 13 van het EGA-Verdrag mededeling is gedaan aan de Lid-Staten, personen en ondernemingen, ter beschikking gesteld van de Helleense Republiek, die deze kennis onder de in voornoemd artikel bedoelde voorwaarden op beperkte wijze op haar grondgebied verspreidt.

  • 2 Vanaf het tijdstip van toetreding stelt de Helleense Republiek op het gebied van de kernenergie in Griekenland verkregen en beperkt verspreide kennis ter beschikking van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, voor zover het geen strikt commerciële toepassingen betreft. De Commissie zal deze kennis mededelen aan de ondernemingen van de Gemeenschap, onder de in voornoemd artikel bedoelde voorwaarden.

  • 3 Deze gegevens betreffen hoofdzakelijk:

    • - studies voor de toepassing van radio-isotopen in de volgende sectoren: geneeskunde, landbouw, entomologie, milieubescherming,

    • - toepassing van nucleaire technieken bij de ouderdomsbepaling,

    • - ontwikkeling van apparatuur op het gebied van de medische electronica,

    • - ontwikkeling van methoden voor het opsporen van radioactieve ertsen.

Artikel 2

  • 1 In de sectoren waarin de Helleense Republiek kennis ter beschikking stelt van de Gemeenschap, verleden de bevoegde instanties aan de Lid-Staten, personen en ondernemingen van de Gemeenschap op verzoek licenties tegen commerciële voorwaarden, indien zij uitsluitende rechten bezitten op in de Lid-Staten van de Gemeenschap verkregen octrooien en voor zover zij geen verplichting of verbintenis jegens derden hebben om een uitsluitende of gedeeltelijk uitsluitende licentie op de rechten op deze octrooien te verlenen of aan te bieden.

  • 2 Ingeval er een uitsluitende of gedeeltelijk uitsluitende licentie is verleend, bevordert en vergemakkelijkt de Helleense Republiek dat de houders van dergelijke licenties tegen commerciële voorwaarden sub-licenties verlenen aan de Lid-Staten, personen en ondernemingen van de Gemeenschap.

    Het verlenen van dergelijke uitsluitende of gedeeltelijk uitsluitende licenties geschiedt op normale commerciële grondslag.

Protocol nr. 7. betreffende de economische en industriële ontwikkeling van Griekenland

De Hoge Verdragsluitende Partijen,

verlangende bepaalde bijzondere vraagstukken die voor Griekenland van belang zijn te regelen,

tot overeenstemming geraakt omtrent de volgende bepalingen,

brengen in herinnering dat de fundamentele doelstellingen van de Europese Economische Gemeenschap de voortdurende verbetering van de omstandigheden waaronder de volkieren van de Lid-Staten leven en werken, omvatten, alsmede de harmonische ontwikkeling van hun economie door het verschil in niveau tussen de onderscheiden gebieden en de achterstand van de minder begunstigde gebieden te verminderen;

nemen kennis van de omstandigheid! dat de Griekse Regering een aanvang heeft gemaakt met de uitvoering van een politiek inzake industrialisatie en economische ontwikkeling die ten doel heeft de levensstandaard in Griekenland nader te brengen tot die in de andere Europese landen en het tekort aan werkgelegenheid op te heffen, waarbij de regionale verschillen in ontwikkeling geleidelijk worden opgeheven;

erkennen dat het in hun gemeenschappelijk belang is dat de doelstellingen van dit beleid worden verwezenlijkt;

komen overeen te dien einde tot de Instellingen van de Gemeenschap de aanbeveling te richten alle middelen en procedures aan te wenden waarin het EEG-Verdrag voorziet, met name door op doeltreffende wijze gebruik te maken van de communautaire middelen die dienen ter verwezenlijking van bovengenoemde doelstellingen van de Gemeenschap;

erkennen in het bijzonder dat in geval van toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EEG-Verdrag, rekening dient te worden gehouden met de doelstellingen van economische expansie en verhoging van de levensstandaard van de bevolking.

Slotakte

De gevolmachtigden van

Zijne Majesteit de Koning der Belgen,

Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,

de President van de Bondsrepubliek Duitsland,

de President van de Helleense Republiek,

de President van de Franse Republiek,

de President van Ierland,

de President van de Italiaanse Republiek,

Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,

Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,

en de Raad der Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door zijn Voorzitter,

bijeengekomen te Athene, de achtentwintigste mei negentienhonderdnegenenzeventig, ter gelegenheid van de ondertekening van het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

hebben vastgesteld, dat de volgende teksten zijn opgesteld en aangenomen in het kader van de Conferentie tussen de Europese Gemeenschappen en de Helleense Republiek:

De gevolmachtigden hebben akte genomen van het besluit van de Raad der Europese Gemeenschappen van 24 mei 1979 inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

Voorts hebben de gevolmachtigden en de Raad de hierna genoemde en aan deze Slotakte gehechte verklaringen aangenomen:

De gevolmachtigden en de Raad hebben eveneens kennis genomen van de volgende verklaringen die aan deze Slotakte zijn gehecht:

De gevolmachtigden en de Raad hebben tevens kennis genomen van de overeenstemming betreffende de procedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat, die tot stand is gekomen in het kader van de Conferentie tussen de Europese Gemeenschappen en de Helleense Republieken die aan deze Slotakte is gehecht.

Tenslotte zijn de volgende verklaringen afgelegd en aan deze Slotakte gehecht:

TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder deze slotakte hebben gesteld.

GEDAAN te Athene, de achtentwintigste mei negentienhonderd negenenzeventig.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende het vrije verkeer van werknemers

De uitbreiding van de Gemeenschap zou bepaalde moeilijkheden kunnen meebrengen voor de sociale toestand in één of meer Lid-Staten ten aanzien van de toepassing van de bepalingen betreffende het vrije verkeer van werknemers.

De Lid-Staten verklaren zich het recht voor te behouden om zich, indien moeilijkheden van deze aard rijzen, tot de Instellingen van de Gemeenschap te wenden voor een oplossing van dit vraagstuk overeenkomstig de bepalingen der Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en de bepalingen ter uitvoering daarvan.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende bijzondere overgangsmaatregelen die nodig kunnen zijn in de betrekkingen tussen Griekenland en Spanje en Portugal na de toetreding van deze twee landen

De toetreding van Spanje en Portugal tot de Gemeenschappen vóór het einde van de overgangsmaatregelen neergelegd in artikel 9 van de Akte zou bijzondere overgangsmaatregelen in de betrekkingen tussen deze landen en Griekenland noodzakelijk kunnen maken.

Deze overgangsmaatregelen zullen eventueel worden opgenomen in de instrumenten aangaande de toetreding van Spanje en Portugal.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de overeenkomstig artikel 118 met bepaalde derde landen te sluiten Protocollen

Bij de onderhandelingen over de met de in artikel 118 bedoelde landen waarmee overeenkomsten zijn aangegaan te sluiten Protocollen zal de Gemeenschap uitgaan van de regels die ter zake tijdens de Conferentie tussen de Europese Gemeenschappen en de Helleense Republiek zijn overeengekomen.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de Berg Athos

Erkennende dat het aan de berg Athos verleende bijzondere statuut zoals dit is gewaarborgd bij artikel 105 van de Griekse grondwet uitsluitend wordt gerechtvaardigd door motieven van geestelijke en religieuze aard, draagt de Gemeenschap er zorg voor hiermee rekening te houden bij de toepassing en latere uitwerking van de bepalingen van het communautaire recht, met name voor wat betreft de vrijdom op douane- en belastinggebied en het recht van vestiging.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de procedure van gemeenschappelijk onderzoek van de door de Helleense Republiek tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding toegekende nationale steun op landbouwgebied

  • 1. De lijst van de in artikel 69, lid 2, van de Toetredingsakte bedoelde steunmaatregelen alsmede het bedrag daarvan zijn die waarover in de Conferentie overeenstemming is bereikt. Deze bedragen kunnen, in voorkomend geval, worden bijgesteld na toepassing van de in punt 2 bedoelde procedure.

  • 2. De door de Griekse autoriteiten overwogen wijzigingen zowel op het gebied van de wijze van toekenning als op dat van de bijstelling van het bedrag van alle in Griekenland gedurende de periode die voorafgaat aan de toetreding toegekende nationale steun vormen het onderwerp van een procedure van gemeenschappelijk onderzoek door deze autoriteiten en de communautaire instanties.

    Hiertoe verrichten de Helleense Republiek en de Commissie op gezette tijden gemeenschappelijk een analyse van de wijzigingen die in overweging worden genomen zowel voor de structuur als voor het peil van de in Griekenland toegekende steun. De Commissie brengt de Raad verslag uit over de resultaten van deze analyse.

  • 3. Indien naar aanleiding van de behandeling van bovengenoemd verslag de Gemeenschap in haar huidige samenstelling hierom verzoekt, deelt de Helleense Republiek haar de besluiten mede die zij op het gebied van nationale steunmaatregelen in de landbouw overweegt te treffen, met het oog op de toepassing van de elders omschreven procedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de procedure van gemeenschappelijk onderzoek van de jaarlijkse wijzigingen van de prijzen van de landbouwprodukten in Griekenland gedurende de periode die voorafgaat aan de toetreding

  • 1. Voor de toepassing van de bepalingen van de Toetredingsakte waarin het peil wordt bepaald van de Griekse prijzen dat, in voorkomend geval, moet worden aangepast aan het peil van de gemeenschappelijke prijzen, wordt overeengekomen dat de prijzen die in overweging zullen worden genomen uit hoofde van de referentieperiode waarvan de duur voor elk produkt tijdens de interimperiode dient te worden bepaald, de prijzen zijn die voortvloeien uit de verrichte prijsconstateringen die zijn neergelegd in de handelingen van de Conferentie, bijgesteld aan de hand van de prijsaanpassingen die sindsdien hebben plaatsgevonden of die voor de toetreding zullen plaatsvinden.

  • 2. De prijsaanpassingen waartoe door de Griekse autoriteiten dient te worden besloten of die voortvloeien uit in Griekenland verrichte prijsconstateringen zullen worden onderworpen aan een procedure van gemeenschappelijk onderzoek door de Griekse autoriteiten en de communautaire instanties.

    Hiertoe verrichten de Helleense Republiek en de Commissie op gezette tijden gemeenschappelijk een analyse van de gegevens inzake de prijsaanpassingen waartoe dient te worden besloten of die zijn geconstateerd voor de Griekse markt. De Commissie brengt de Raad verslag uit over de resultaten van deze analyse.

  • 3. Indien naar aanleiding van de behandeling van bovengenoemd verslag de Gemeenschap in haar huidige samenstelling hierom verzoekt, deelt de Helleense Republiek haar de besluiten mede die zij inzake de wijziging van landbouwprijzen overweegt te treffen, met het oog op de toepassing van de elders omschreven procedure voor de aanvaarding van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende suiker, melk- en zuivelprodukten, olijfolie en verwerkte groenten en fruit

  • 1. Voor zover een regeling voor produktiequota die gelijk is aan of gelijksoortig is met die welke thans in het kader van de gemeenschappelijke ordening der markten in de sector suiker is voorzien, bij de toetreding van de Helleense Republiek van toepassing zal zijn, zal deze laatste volgens dezelfde criteria worden behandeld als de andere Lid-Staten.

    Te dien einde zal het maximumquotum voor de suikerproduktie in Griekenland op een peil worden vastgesteld dat dicht is gelegen bij het peil dat overeenkomt met de hoeveelheden die in Griekenland zijn geproduceerd gedurende een recente referentieperiode waarvan de duur tijdens de interimperiode dient te worden bepaald zonder dat deze duur het verkoopseizoen voor suiker 1978/1979 mag overschrijden. Binnen dit maximumquotum wordt het onderscheid tussen A- en B-quota verricht volgens de in de Gemeenschap in haar huidige samenstelling voor de bepaling van het maximumquota geldende regels.

  • 2. Voor zover de regeling inzake de medeverantwoordelijkheidsheffing in de sector melk- of zuivelprodukten of een soortgelijke regeling van toepassing is op de datum van toetreding zullen de geldende communautaire bepalingen inzake de vrijstelling van deze heffing onder bepaalde voorwaarden voor de Helleense Republiek van toepassing zijn op dezelfde wijze als voor de andere Lid-Staten.

  • 3. De steun bij de produktie voor olijfolie zal in Griekenland worden toegekend voor de oppervlakten die op de datum van toetreding met olijfbomen zijn beplant. De Helleense Republiek neemt de maatregelen die noodzakelijk zijn om te vermijden dat deze oppervlakten in de periode die voorafgaat aan de toetreding op zodanige wijze wordt uitgebreid dat het aantal olijfbomen hoger is dan hetwelk bestond aan het einde van het jaar 1978.

  • 4. Artikel 103 van de Toetredingsakte is van toepassing met inachtneming van de communautaire wetgeving die op de datum van ondertekening van het Verdrag geldt voor verwerkte groenten en fruit. Indien naar aanleiding van het onderzoek dat door de Raad vóór 1 oktober 1982 wordt verricht met betrekking tot de werking van de gemeenschapsregeling voor steun aan de produktie van bepaalde produkten in de betrokken sector, de geldende regeling wordt gewijzigd, wordt het bepaalde in artikel 103 dienovereenkomstig aangepast.

Gemeenschappelijke Verklaring betreffende de Eerste richtlijn van de Raad van 12 december 1977 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen

Bij de wijziging die in artikel 2, lid 2, van deze richtlijn wordt aangebracht, wordt verklaard dat de Raad ertoe zal besluiten de „Tαχνδρoμικο Tαμιεντηρίο” (Postspaarkas) buiten de opsomming van in deze bepaling bedoelde instellingen te houden

  • - indien het Statuut van de Postspaarkas wordt gewijzigd;

  • - indien het marktaandeel van deze instelling in Griekenland voor wat het totaal van haar deposito's, haar kredieten dan wel haar activa betreft met meer dan 1,5 % toeneemt ten opzichte van de situatie per 30 november 1978.

Verklaring van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de toepassing op Berlijn van het besluit inzake de toetreding tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en van het Verdrag inzake de toetreding tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

De Regering van de Bondsrepubliek Duitsland behoudt zich het recht voor, bij het van kracht worden van de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, en bij het nederleggen van haar Akte van bekrachtiging van het Verdrag inzake de toetreding van vorengenoemd land tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, te verklaren, dat het besluit van de Raad van 24 mei 1979 inzake de toetreding tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en bovengenoemd Verdrag eveneens van toepassing zijn op het „Land Berlijn”.

Verklaring van de Regering van de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de omschrijving van de uitdrukking „onderdanen”

Wanneer in de Toetredingsakte en in de bijlagen daarvan sprake is van onderdanen van de Lid-Staten, wordt met die uitdrukking, voor wat de Bondsrepubliek Duitsland betreft, bedoeld de “Duitsers in de zin van de Grondwet van de Bondsrepubliek Duitsland”.

Voorlichtings- en overlegprocedure met het oog op de aanvaarding van bepaalde besluiten

I

  • 1. Ten einde te waarborgen dat de Helleense Republiek voldoende wordt ingelicht, worden alle voorstellen of mededelingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen die kunnen leiden tot besluiten van de Raad van deze Gemeenschappen, na toezending aan de Raad ter kennis van de Helleense Republiek gebracht.

  • 2. Er wordt overleg gepleegd op een met reden omkleed verzoek van de Helleense Republiek, die daarin haar belangen als toekomstig lid van de Gemeenschappen dient uiteen te zetten en haar opmerkingen daarin neerlegt.

  • 3. Besluiten inzake beheer vormen in het algemeen geen aanleiding tot overleg.

  • 4. Het overleg vindt plaats in een Interimcomité, samengesteld uit Vertegenwoordigers van de Gemeenschappen en van de Helleense Republiek.

  • 5. Aan Gemeenschapszijde zijp de leden van het Interimcomité de leden van het Comité van Permanente Vertegenwoordigers of diegenen die deze laatsten daarvoor aanwijzen. De Commissie wordt uitgenodigd, zich bij deze werkzaamheden te doen vertegenwoordigen.

  • 6. Het Interimcomité wordt bijgestaan door een Secretariaat, dat het Secretariaat van de Conferentie is; dat tot dat doel in functie blijft.

  • 7. Het overleg vindt normaliter; plaats zodra de voorbereidende werkzaamheden op communautair niveau met het oog op de aanvaarding van besluiten door de Raad zover zijn gevorderd, dat de gemeenschappelijke strekking ervan het mogelijk maakt, een dergelijk overleg met vrucht te organiseren.

  • 8. Mochten er na het overleg nog ernstige moeilijkheden bestaan, dan kan het probleem op verzoek van de Helleense Republiek op ministerieel niveau worden besproken.

  • 9. De in de voorafgaande paragrafen omschreven procedure is eveneens van toepassing op alle door de Helleense Republiek te nemen besluiten die van invloed kunnen zijn op de verbintenissen die voortvloeien uit haar hoedanigheid van toekomstig lid van de Gemeenschappen.

II

De Helleense Republiek neemt de nodige maatregelen om haar toetreding tot de in artikel 3, lid 2, en artikel 4, lid 2, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen bedoelde overeenkomsten of akkoorden, voor zover mogelijk en overeenkomstig het in die Akte bepaalde, te doen samenvallen met de inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de toetreding.

Voor zover de in artikel 3, lid 1, tweede zin, en lid 2, bedoelde overeenkomsten en akkoorden tussen de Lid-Staten slechts in de vorm van een ontwerp bestaan, nog niet zijn; ondertekend en waarschijnlijk in het tijdvak dat aan de toetreding voorafgaat niet meer kunnen worden ondertekend, zal de Helleense Republiek worden uitgenodigd om na de ondertekening van het Verdrag betreffende de toetreding volgens passende procedures deel te nemen aan de uitwerking, in positieve zin en zodanig dat de sluiting daarvan wordt bevorderd, van die ontwerpen.

III

Ten aanzien van de onderhandelingen over overgangs- en aanpassingsprotocollen met de in artikel 118 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden genoemde landen worden de Vertegenwoordigers van de Helleense Republiek als waarnemers bij de werkzaamheden betrokken, naast de Vertegenwoordigers van de huidige Lid-Staten.

Bepaalde door de Gemeenschap gesloten niet-preferentiële akkoorden die ook na 1 januari 1981 blijven gelden kunnen worden aangepast om rekening te houden met de uitbreiding van de Gemeenschap. De Gemeenschap zal de Vertegenwoordigers van de Helleense Republiek overeenkomstig de in de vorige alinea omschreven procedure bij de onderhandelingen over deze aanpassingen betrekken.

IV

Het in artikel 49, lid 2, van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden en de aanpassing van de Verdragen bedoelde overleg tussen de Helleense Republiek en de Commissie vindt reeds plaats vóór het tijdstip van toetreding.

V

De Helleense Republiek verbindt zich ertoe te bewerkstelligen dat de verlening van de in artikel 2 van Protocol nr. 6 betreffende de uitwisseling van kennis op nucleair gebied met de Helleense Republiek bedoelde licenties vóór de toetreding niet opzettelijk wordt versneld ten einde de draagwijdte van de in dit Protocol vervatte verbintenissen te verminderen.

VI

De Instellingen van de Gemeenschappen stellen tijdig de in artikel 147 van de Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Helleense Republiek en de aanpassing der Verdragen bedoelde bepalingen vast.

Verklaring van de Europese Economische Gemeenschap inzake de toegang van Griekse werknemers tot arbeid in loondienst in de huidige Lid-Staten

In het kader van de overgangsbepalingen betreffende de uitoefening van het recht op vrij verkeer, zullen de huidige Lid-Staten, indien er een beroep wordt gedaan op werknemers uit derde landen die geen deel uitmaken van hun normale arbeidsmarkt om aan hun behoefte aan arbeidskrachten te voldoen, Griekse onderdanen dezelfde prioriteit toekennen als onderdanen van de andere Lid-Staten.

Verklaring van de Europese Economische Gemeenschap inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling

Indien, in het kader van het nieuwe onderzoek als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EEG) nr. 724/75, gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 214/79, de Raad niet tijdig tot de wijzigingen mocht geraken waarin de voorwaarden worden omschreven voor de deelneming van de Helleense Republiek in de middelen van het Fonds vanaf 1 januari 1981, wordt het bepaalde in artikel 2, lid 3, sub a), onmiddellijk na de toetreding gewijzigd volgens de procedure die is gebezigd voor de aanvaarding van deze verordening ten einde de deelneming van de Helleense Republiek in de uit deze bepalingen voortvloeiende voordelen zeker te stellen.

Verklaring van de Helleense Republiek inzake monetaire vraagstukken

Ten einde het mogelijk te maken op de wisselmarkten de ontwikkeling van de reële koers van de Griekse drachme met name ten opzichte van de valuta van de huidige Lid-Staten te volgen, zal de Helleense Republiek voor de toetreding tot de Gemeenschap:

  • - te Athene een wisselmarkt in het leven roepen,

  • - de nodige maatregelen treffen ten einde te waarborgen dat de drachme op ten minste één van de wisselmarkten van de Gemeenschap in haar huidige samenstelling het voorwerp vormt van een officiële notering, daar waar die bestaat, of van een soortgelijke notering.

Besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 mei 1979 betreffende de toelating van de Helleense Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie

De Raad van de Europese Gemeenschappen,

gelet op artikel 237 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap en artikel 205 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

overwegende dat de Helleense Republiek heeft verzocht om lid te worden van de Europese Economische Gemeenschap en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

na het advies van de Commissie te hebben ingewonnen, besluit:

dit verzoek om toelating in te willigen, en in te stemmen met de voorwaarden van deze toelating, alsmede met de aanpassingen van de Verdragen welke deze toelating meebrengt, waaromtrent tussen de Lid-Staten en de Helleense Republiek overeenstemming is bereikt.

Gedaan te Brussel, 24 mei 1979

Voor de Raad

De Voorzitter

(w.g.) J. François-Poncet

Besluit van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 mei 1979 inzake de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal

De Raad van de Europese Gemeenschappen,

gelet op artikel 98 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

gezien het advies van de Commissie,

overwegende dat de Helleense Republiek heeft verzocht om toetreding tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal;

overwegende dat over de door de Raad vast te stellen toetredingsvoorwaarden is onderhandeld met de Helleense Republiek,

besluit:

Artikel 1

  • 1 De Helleense Republiek kan onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden lid worden van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal door toe te treden tot het Verdrag tot oprichting van deze Gemeenschap, zoals dit Verdrag is gewijzigd of aangevuld.

  • 2 De voorwaarden voor de toetreding en de daaruit voortvloeiende aanpassingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zijn neergelegd in de bij dit besluit gevoegde Akte. De bepalingen van deze Akte die betrekking hebben op de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal maken een integrerend deel van dit besluit uit.

  • 3 De in het in lid 1 genoemde Verdrag voorkomende bepalingen betreffende de rechten en verplichtingen van de Lid-Staten alsmede de algemene en bijzondere bevoegdheden van de Instellingen van de Gemeenschappen, zijn van toepassing ten aanzien van dit besluit.

Artikel 2

De Akte van toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal zal op 1 januari 1981 worden neergelegd bij de Regering van de Franse Republiek.

De toetreding wordt van kracht op 1 januari 1981, mits de Helleense Republiek haar Akte van toetreding op dit tijdstip heeft neergelegd en mits alle Staten die het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en tot de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie hebben ondertekend hun Akten van bekrachtiging vóór dit tijdstip hebben neergelegd.

De Regering van de Franse Republiek zendt een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de Akte van toetreding van de Helleense Republiek toe aan de Regeringen van de Lid-Staten.

Artikel 3

Dit besluit, opgesteld in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Franse, de Griekse, de Ierse, de Italiaanse en de Nederlandse taal, zijnde de acht teksten gelijkelijk authentiek, wordt medegedeeld aan de Lid-Staten van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en aan de Helleense Republiek.

Gedaan te Brussel, 24 mei 1979

Voor de Raad

De Voorzitter

(w.g.) J. François-Poncet

Naar boven