Kennis die ten minste vereist is voor de diplomering van officieren belast met de
brugwacht op vissersschepen met een lengte van 24 meter of meer die in onbegrensde
wateren varen
-
1. De hieronder vermelde syllabus is opgesteld voor de examinering van kandidaten die
in aanmerking willen komen voor een bewijs voor officieren belast met de brugwacht
op vissersschepen met een lengte van 24 meter of meer die in onbegrensde wateren varen.
-
2. Astronomische navigatie
De bekwaamheid met behulp van een hemellichaam kompasfouten vast te stellen.
-
3. Navigatie met land in zicht en kustnavigatie
-
3.1 Bekwaamheid de plaats van het schip te bepalen door middel van:
-
.1 landmerken;
-
.2 hulpmiddelen voor de navigatie, waaronder begrepen vuurtorens, bakens en boeien; en
-
.3 gegist bestek, waarbij rekening wordt gehouden met de wind, het getij, stromingen
en de vaart, vastgesteld aan de hand van het aantal omwentelingen van de schroef per
minuut en door loggen.
-
3.2 Grondige kennis van en bekwaamheid in het gebruik van kaarten en publicaties voor
de navigatie, zoals zeilaanwijzingen, getijtafels, berichten aan zeevarenden en radiowaarschuwingen
voor de navigatie.
-
4. Radarnavigatie
-
4.1 Aantonen, met behulp van een radarsimulator of indien deze niet beschikbaar is, de
plotkaart, dat men kennis bezit van de principes en werking van radar, en bekwaamheid
in het gebruik van radar en in de interpretatie en analyse van de met die uitrusting verkregen gegevens, waaronder:
-
.1 factoren die de werking en de nauwkeurigheid beïnvloeden;
-
.2 instellen en vasthouden van het beeld;
-
.3 vaststellen van een onjuiste weergave van gegevens, valse echo’s, zee-echo’s;
-
.4 afstand en peilingen;
-
.5 identificatie van kritische echo’s;
-
.6 de koers en vaart van andere schepen;
-
.7 de tijd en afstand van dichtste nadering van kruisende, tegemoetkomende of oplopende
schepen;
-
.8 het opmerken van wijzigingen in de koers en vaart van andere schepen;
-
.9 het effect van wijzigingen in de koers of vaart van het eigen schip, of beide; en
-
.10 toepassing van de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee,
1972.
-
5. Wachtdienst
-
5.1 Aantonen dat men grondige kennis bezit van de inhoud, toepassing en strekking van
de Internationale Bepalingen ter voorkoming van aanvaringen op zee, 1972, met inbegrip
van de Bijlagen II en IV die betrekking hebben op de veiligheid van de navigatie.
-
5.2 Aantonen dat men kennis bezit van de inhoud van de grondbeginselen die in acht moeten
worden genomen bij het wachtlopen op de brug, zoals vereist in hoofdstuk IV.
-
6. Elektronische systemen voor plaatsbepaling en navigatie
Ten genoegen van de partij aantonen dat men de bekwaamheid bezit de plaats van het
schip te bepalen met behulp van elektronische navigatiemiddelen.
-
7. Meteorologie
-
8. Magnetische kompassen en gyrokompassen
Onderhoud en gebruik van kompassen en bijbehorende apparatuur.
-
9. Communicatie
-
9.1 Algemene kennis van de principes en basisfactoren die nodig zijn voor veilig en doeltreffend
gebruik van alle subsystemen en apparatuur die nodig is voor het Wereldomvattend Maritieme
Systeem voor Noodgevallen en Veiligheid (GMDSS).
-
9.2 Kennis van navigatie- en meteorologische waarschuwingssystemen en keuze van de juiste
communicatiediensten.
-
9.3 Kennis van de nadelige gevolgen van misbruik van deze communicatieapparatuur.
-
10. Brandpreventie en brandbestrijdingsapparatuur
-
10.1 Kennis van brandtypen en scheikundige verschijnselen bij brand.
-
10.2 Kennis van brandbestrijdingssystemen en -procedures.
-
10.3 Deelname aan een goedgekeurde cursus brandbestrijding.
-
11. Redding van mensenlevens
Bekwaamheid een sloepenrol te organiseren en kennis van het gebruik van reddingsmiddelen
met de bijbehorende apparatuur, met inbegrip van voor zenden en ontvangen geschikte
radiotelefonieapparatuur. Technieken voor het overleven op zee, met inbegrip van deelname
aan een goedgekeurde cursus overleven op zee.
-
12. Noodsituaties en veilige werkmethoden voor personeel van vissersschepen
Kennis van de punten genoemd in de desbetreffende delen van de FAO/ILO/IMO Code of
Safety for Fishermen and Fishing Vessels, deel A, en in hoofdstuk VIII van de Bijlage
bij het Protocol van Torremolinos van 1993.
-
13. Het manoeuvreren met en de bediening van vissersschepen
-
14. De bouw van vissersschepen
Algemene kennis van de belangrijkste constructie-elementen van een schip.
-
15. Stabiliteit van een schip
Het aantonen van bekwaamheid in het gebruik van de stabiliteitsgegevens, de stabiliteits-
en trimtabellen en de berekende operationele omstandigheden.
-
16. De behandeling en stuwage van de vangst
Kennis van het veilig behandelen en stuwen van de vangst en het effect van deze factoren
op de veiligheid van het schip.
-
17. Engelse taal
Toereikende kennis van de Engelse taal, waardoor de officier in staat is kaarten en
andere zeevaartkundige publicaties te gebruiken, weerkundige gegevens en berichten
met betrekking tot de veiligheid en het gebruik van het schip te begrijpen. Bekwaamheid
de IMO Standard Marine Communication Phrases te begrijpen en te gebruiken.
-
18. Medische hulp
Kennis van eerste hulp bij ziekten en ongevallen. Praktische toepassing van medische
handleidingen en advies via een radioverbinding.
-
19. Opsporing en redding
Toereikende kennis van opsporings- en reddingsprocedures op basis van het Merchant Ship Search and Rescue Manual (MERSAR).
-
20. Voorkomen van verontreiniging van het mariene milieu
Kennis van de te nemen voorzorgsmaatregelen om verontreiniging van het mariene milieu
te voorkomen.
-
21. Methoden voor het aantonen van bekwaamheid
De partij schrijft methoden voor het aantonen van bekwaamheid wat betreft de verschillende
eisen van dit aanhangsel voor.