De Algemene Conferentie van de Internationale Arbeidsorganisatie,
Door de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève
en aldaar bijeengekomen op 25 oktober 1921 in haar derde zitting,
Besloten hebbende, verschillende voorstellen aan te nemen betreffende de wekelijkse
rustdag in de industrie, welk onderwerp vervat is in het zevende punt van de agenda
der zitting,
Besloten hebbende, dat deze voorstellen de vorm zullen aannemen van een internationaal
Verdrag,
Neemt het volgende Verdrag aan, hetwelk kan worden aangehaald als het „Verdrag betreffende
de wekelijkse rustdag (industrie), 1921”, ter bekrachtiging door de Leden van de Internationale
Arbeidsorganisatie, zulks overeenkomstig de bepalingen van het Statuut van de Internationale
Arbeidsorganisatie:
-
2 Op de hierboven vermelde opsomming kunnen uitzonderingen worden gemaakt op grond van
de door het Verdrag van Washington, strekkende tot beperking van de arbeidsduur in
nijverheidsondernemingen tot acht uren per dag en achtenveertig uren per week, voorziene
uitzonderingen voor bepaalde landen, voor zover deze uitzonderingen op het onderhavige
Verdrag van toepassing zijn.
-
1 Het gehele personeel werkzaam in nijverheidsondernemingen, hetzij overheids-, hetzij
particuliere ondernemingen, of in een toebehoren daarvan, zal, behoudens de uitzonderingen
genoemd in de volgende artikelen, telkens in een periode van zeven dagen een rusttijd
van ten minste vierentwintig achtereenvolgende uren hebben.
Ieder Lid zal van de toepassing van de bepalingen van artikel 2 kunnen uitzonderen
de personen werkzaam in nijverheidsondernemingen waarin uitsluitend leden van één
gezin werkzaam zijn.
-
1 Ieder Lid kan gehele of gedeeltelijke uitzonderingen toestaan (met inbegrip van opschorting
of vermindering van rusttijd) op de bepalingen van artikel 2, daarbij in het bijzonder
rekening houdend met alle economische en humanitaire overwegingen en na overleg met
de betrokken verenigingen van werkgevers en werknemers, zo deze bestaan.
Ieder Lid zal, voor zover mogelijk, bepalingen moeten vaststellen, waarbij in geval
van opschorting of vermindering van de rusttijd krachtens artikel 4 andere rusttijden
ter compensatie worden gegeven, behalve in de gevallen waarin dergelijke rusttijden
reeds geregeld zijn bij overeenkomst of bij plaatselijk gebruik.
Ten einde de toepassing van de bepalingen van dit Verdrag te vergemakkelijken zal
iedere werkgever, directeur of bedrijfsleider de verplichting worden opgelegd:
-
a) wanneer de wekelijkse rustdag aan het gehele personeel gelijktijdig gegeven wordt,
van de gemeenschappelijke rusttijden kennis te geven door middel van een aankondiging,
op een duidelijk zichtbare wijze aangebracht in de onderneming of op een andere geschikte
plaats, dan wel op enige andere, door de overheid goedgekeurde wijze;
-
b) wanneer de rusttijd niet gelijktijdig aan het gehele personeel wordt gegeven, in een
register, ingericht op de bij de wet of in een reglement van de bevoegde overheid
goedgekeurde wijze, de arbeiders of beambten te vermelden, die aan een bijzondere
regeling van rusttijden onderworpen zijn, met aanduiding van het stelsel van de regeling
der rusttijden.
De officiële bekrachtigingen van dit Verdrag zullen, overeenkomstig de bepalingen
van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, ter kennis van de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau worden gebracht en door hem worden geregistreerd.
Zodra de bekrachtigingen van twee Leden van de Internationale Arbeidsorganisatie bij
het Internationaal Arbeidsbureau zijn geregistreerd, zal de Directeur-Generaal van
het Internationaal Arbeidsbureau hiervan kennis geven aan alle Leden van de Internationale
Arbeidsorganisatie. Hij zal hen eveneens in kennis stellen van de registratie van
de bekrachtigingen die hem later door andere Leden van de Organisatie worden medegedeeld.
Ieder Lid dat dit Verdrag bekrachtigt verbindt zich om de bepalingen van de artikelen
1, 2, 3, 4, 5, 6 en 7 uiterlijk op 1 januari 1924 in toepassing te brengen en zodanige
maatregelen te nemen als nodig zullen blijken om deze doeltreffend te doen zijn.
Ieder Lid van de Internationale Arbeidsorganisatie dat dit Verdrag bekrachtigt verbindt
zich om het toe te passen op zijn koloniën, bezittingen en protectoraten overeenkomstig
de bepalingen van artikel 35 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie.
Ieder Lid dat dit Verdrag heeft bekrachtigd kan het opzeggen na verloop van een tijdvak
van tien jaar na de datum waarop dit Verdrag in werking is getreden, door middel van
een verklaring toegezonden aan de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau
en door deze geregistreerd. De opzegging zal eerst een jaar nadat zij is geregistreerd
bij het Internationaal Arbeidsbureau van kracht worden.
Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau zulks nodig
acht legt deze een verslag inzake de toepassing van dit Verdrag voor aan de Algemene
Conferentie, en gaat na of het wenselijk is de kwestie van de gehele of gedeeltelijke
herziening van het Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
De Franse en de Engelse tekst van dit Verdrag zijn gelijkelijk authentiek.