INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE.
VERDRAG BETREFFENDE HET RECHT VAN VEREENIGING EN VERGADERING VAN LANDARBEIDERS.
De Algemeene Conferentie van de Internationale Organisatie van den Arbeid, door den
Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève en aldaar
bijeengekomen op 25 October 1921, in hare derde zitting,
besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende „het recht van
vereeniging en vergadering van landarbeiders”, welk onderwerp een onderdeel uitmaakt
van het 4e punt van de agenda der zitting en
besloten hebbende, dat deze voorstellen den vorm zullen aannemen van een internationaal
verdrag,
neemt het volgende verdrag aan, dat genoemd zal worden „Verdrag betreffende het recht
op vereniging (landbouw), 1921”, ter bekrachtiging door de leden van de Internationale
Organisatie van den Arbeid, zulks in overeenstemming met de bepalingen van het Statuut
van de Internationale Arbeidsorganisatie:
Ieder lid van de Internationale Organisatie van den Arbeid, dat dit verdrag bekrachtigt,
verbindt zich aan alle personen, werkzaam in den landbouw, dezelfde rechten van vereeniging
en vergadering te verzekeren als aan de arbeiders in nijverheidsondernemingen en alle
wettelijke of andere bepalingen, die deze rechten beperken ten aanzien van arbeiders
in den landbouw, in te trekken.
De officieele bekrachtigingen van dit verdrag, onder de voorwaarden, neergelegd in
het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, zullen worden medegedeeld aan
den Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem worden ingeschreven.
Zoodra de bekrachtigingen van 2 leden der Internationale Organisatie van den Arbeid
door het Internationaal Arbeidsbureau zijn ingeschreven, zal de Directeur-Generaal
van het Internationaal Arbeidsbureau van dit feit mededeeling doen aan alle leden
van de Internationale Organisatie van den Arbeid. Hij zal hen eveneens in kennis stellen
met de inschrijvingen van de bekrachtigingen, die hem later door andere leden der
Organisatie zullen worden medegedeeld.
Behoudens het bepaalde in art. 3, verbindt ieder lid, dat dit verdrag bekrachtigt,
zich om de bepalingen van art. 1 uiterlijk op 1 Januari 1924 in toepassing te brengen
en zoodanige maatregelen te nemen als noodig zullen blijken om deze doeltreffend te
doen zijn.
Ieder lid van de Internationale Organisatie van den Arbeid, dat dit verdrag bekrachtigt,
verbindt zich om het toe te passen ten aanzien van zijn koloniën, bezittingen en protectoraten,
overeenkomstig de bepalingen van Artikel 35 van het Statuut van de Internationale
Arbeidsorganisatie.
Ieder lid, dat dit verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een
termijn van tien jaren na den datum, waarop dit verdrag van kracht begint te worden,
zulks bij een verklaring toegezonden aan den Directeur-Generaal van het Internationaal
Arbeidsbureau en door dezen in te schrijven. De opzegging wordt eerst van kracht een
jaar nadat zij door het Internationaal Arbeidsbureau is ingeschreven.
Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau zulks nodig
acht legt deze een verslag inzake de toepassing van dit Verdrag voor aan de Algemene
Conferentie, en gaat na of het wenselijk is de kwestie van de gehele of gedeeltelijke
herziening van het Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.
Zoowel de Fransche als de Engelsche tekst van dit verdrag is authentiek.