Verdrag betreffende het recht van vereniging en vergadering van landarbeiders, Genève, 12-11-1921

Geraadpleegd op 29-03-2024.
Geldend van 13-11-1964 t/m heden

Verdrag betreffende het recht van vereniging en vergadering van landarbeiders

Authentiek : EN

LEAGUE OF NATIONS.

INTERNATIONAL LABOUR CONFERENCE.

CONVENTION CONCERNING THE RIGHTS OF ASSOCIATION AND COMBINATION OF AGRICULTURAL WORKERS.

The General Conference of the International Labour Organisation,

  • Having been convened at Geneva by the Governing Body of the International Labour Office, and having met in its Third Session on 25 October 1921, and

  • Having decided upon the adoption of certain proposals with regard to the rights af association and combination of agricultural workers, which is included in the fourth item of the agenda of the Session, and

  • Having determined that these proposals shall take the form of an international convention,

adopts the following Convention, which may be cited as the Right of Association (Agriculture) Convention, 1921, for ratification by the Members of the International Labour Organisation, in accordance with the provisions of the Constitution of the International Labour Organisation:

Article 1

Each Member of the International Labour Organisation which ratifies this Convention undertakes to secure to all those engaged in agriculture the same rights of association and combination as to industrial workers, and to repeal any statutory or other provisions restricting such rights in the case of those engaged in agriculture.

Article 2

The formal ratifications of this Convention under the conditions set forth in the Constitution of the International Labour Organisation, shall be communicated to the Director-General of the International Labour Office for registration.

Article 3

  • 1 This Convention shall come into force at the date on which the ratifications of two Members of the lnternational Labour Organisation have been registered by the Director-General.

  • 2 It shall then be binding only upon those Members whose ratifications have been registered with the International Labour Office.

  • 3 Thereafter, the Convention shall come into force for any Member at the date on which its ratification has been registered with the International Labour Office.

Article 4

As soon as the ratifications of two Members of the International Labour Organisation have been registered with the International Labour Office the Director-General of the International Labour Office shall so notify all the Members of the International Labour Organisation. He shall likewise notify them of the registration of ratifications which may be communicated subsequently by other Members of the Organisation.

Article 5

Subject to the provisions of Article 3, each Member which ratifies this Convention agrees to bring the provisions of Article 1 into operation not later than 1 January 1924, and to take such action as may be necessary to make these provisions effective.

Article 6

Each Member of the International Labour Organisation which ratifies this Convention engages to apply it to its colonies, possessions and protectorates in accordance with the provisions of Article 35 of the Constitution of the International Labour Organisation.

Article 7

A Member which has ratified this Convention may denounce it after the expiration of ten years from the date on which the Convention first comes into force, by an act communicated to the Director-General of the International Labour Office for registration. Such denunciation shall not take effect until one year after the date on which it is registered with the International Labour Office.

Article 8

At such times as it may consider necessary the Governing Body of the International Labour Office shall present to the General Conference a report on the working of this Convention and shall examine the desirability of placing on the agenda of the Conference the question of its revision in whole or in part.

Vertaling : NL

VOLKENBOND.

INTERNATIONALE ARBEIDSCONFERENTIE.

VERDRAG BETREFFENDE HET RECHT VAN VEREENIGING EN VERGADERING VAN LANDARBEIDERS.

De Algemeene Conferentie van de Internationale Organisatie van den Arbeid, door den Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau bijeengeroepen te Genève en aldaar bijeengekomen op 25 October 1921, in hare derde zitting,

besloten hebbende verschillende voorstellen aan te nemen betreffende „het recht van vereeniging en vergadering van landarbeiders”, welk onderwerp een onderdeel uitmaakt van het 4e punt van de agenda der zitting en

besloten hebbende, dat deze voorstellen den vorm zullen aannemen van een internationaal verdrag,

neemt het volgende verdrag aan, dat genoemd zal worden „Verdrag betreffende het recht op vereniging (landbouw), 1921”, ter bekrachtiging door de leden van de Internationale Organisatie van den Arbeid, zulks in overeenstemming met de bepalingen van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie:

Artikel 1

Ieder lid van de Internationale Organisatie van den Arbeid, dat dit verdrag bekrachtigt, verbindt zich aan alle personen, werkzaam in den landbouw, dezelfde rechten van vereeniging en vergadering te verzekeren als aan de arbeiders in nijverheidsondernemingen en alle wettelijke of andere bepalingen, die deze rechten beperken ten aanzien van arbeiders in den landbouw, in te trekken.

Artikel 2

De officieele bekrachtigingen van dit verdrag, onder de voorwaarden, neergelegd in het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie, zullen worden medegedeeld aan den Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door hem worden ingeschreven.

Artikel 3

  • 1 Dit verdrag zal van kracht worden zoodra de bekrachtigingen van 2 leden van de Internationale Organisatie van den Arbeid door den Directeur-Generaal zullen zijn ingeschreven.

  • 2 Het zal slechts verbindend zijn voor de leden, die hunne bekrachtiging door den Directeur-Generaal hebben doen inschrijven.

  • 3 Vervolgens zal dit verdrag voor ieder der andere leden in werking treden op den datum waarop de bekrachtiging van dat lid door het Internationaal Arbeidsbureau zal zijn ingeschreven.

Artikel 4

Zoodra de bekrachtigingen van 2 leden der Internationale Organisatie van den Arbeid door het Internationaal Arbeidsbureau zijn ingeschreven, zal de Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau van dit feit mededeeling doen aan alle leden van de Internationale Organisatie van den Arbeid. Hij zal hen eveneens in kennis stellen met de inschrijvingen van de bekrachtigingen, die hem later door andere leden der Organisatie zullen worden medegedeeld.

Artikel 5

Behoudens het bepaalde in art. 3, verbindt ieder lid, dat dit verdrag bekrachtigt, zich om de bepalingen van art. 1 uiterlijk op 1 Januari 1924 in toepassing te brengen en zoodanige maatregelen te nemen als noodig zullen blijken om deze doeltreffend te doen zijn.

Artikel 6

Ieder lid van de Internationale Organisatie van den Arbeid, dat dit verdrag bekrachtigt, verbindt zich om het toe te passen ten aanzien van zijn koloniën, bezittingen en protectoraten, overeenkomstig de bepalingen van Artikel 35 van het Statuut van de Internationale Arbeidsorganisatie.

Artikel 7

Ieder lid, dat dit verdrag heeft bekrachtigd, kan het opzeggen na verloop van een termijn van tien jaren na den datum, waarop dit verdrag van kracht begint te worden, zulks bij een verklaring toegezonden aan den Directeur-Generaal van het Internationaal Arbeidsbureau en door dezen in te schrijven. De opzegging wordt eerst van kracht een jaar nadat zij door het Internationaal Arbeidsbureau is ingeschreven.

Artikel 8

Telkens wanneer de Raad van Beheer van het Internationaal Arbeidsbureau zulks nodig acht legt deze een verslag inzake de toepassing van dit Verdrag voor aan de Algemene Conferentie, en gaat na of het wenselijk is de kwestie van de gehele of gedeeltelijke herziening van het Verdrag op de agenda van de Conferentie te plaatsen.

Naar boven