Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en de Doorluchtige Republiek van San-Marino,
in gemeenschappelijk overleg overeengekomen zijnde een overeenkomst te sluiten betreffende
de uitlevering van misdadigers, hebben te dien einde tot HoogstDerzelver gevolmachtigden
benoemd, te weten:
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
den heer BERNARD ORTUINUS THEODOOR HENDRIK WESTENBERG, Commandeur der Orde van den
Nederlandschen Leeuw, Grootkruis der Orden van Sint Mauritius en Lazarus en van de
Kroon van Italië, enz., enz., HoogstDerzelver Buitengewoon Gezant en Gevolgmachtigd
Minister bij Zijne Majesteit den Koning van Italië:
De Doorluchtige Republiek van San-Marino:
den heer GASPARD FINALI, Grootkruis der Orden van Sint Mauritius en Lazarus en van
de Kroon van Italië, enz., enz., politieken raad van genoemde Republiek, vice-president
van den Senaat en voorzitter der Rekenkamer van het Koninkrijk Italië,
die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld, welke in goeden en behoorlijken
vorm zijn bevonden, omtrent de volgende artikelen zijn overeengekomen:
De Regeering der Nederlanden en de Regeering van San-Marino verbinden zich om wederkeerig
aan elkander uit te leveren, volgens de voorschriften bij de volgende artikelen vastgesteld
en voor zoover de wetten der beide landen die uitlevering toelaten, de personen welke
veroordeeld of aangeklaagd zijn ter zake van een der feiten hieronder vermoed, gepleegd
buiten het grondgebied van den Staat, aan welken de uitlevering wordt aangevraagd:
-
1°. doodslag of moord, hetzij dat deze misdrijven zijn gepleegd tegen den Souverein, den
Troonopvolger, het Hoofd van een bevrienden Staat of tegen elk ander persoon;
-
2°. bedreigingen, schriftelijk en onder eene bepaalde voorwaarde gedaan;
-
3°. het opzettelijk veroorzaken van de afdrijving der vrucht van eene vrouw door haar
zelve of door anderen;
-
4°. gewelddadigheden of daden nadeelig voor de gezondheid, die met opzet zijn gepleegd
en zwaar lichamelijk letsel of den dood ten gevolge hebben gehad of die met voorbedachten
rade zijn gepleegd; zware mishandeling;
-
5°. verkrachting; feitelijke aanranding van de eerbaarheid, gepleegd met geweld of bedreigingen;
het feit van buiten echt vleeschelijke gemeenschap te hebben met eene vrouw of elke
andere ontuchtige handeling, wanneer de schuldige weet dat de persoon met welke hij
zoodanige handelingen pleegt, in staat van bewusteloosheid of onmacht verkeert, of
wanneer de leeftijd van dien persoon op zich zelf voldoende is om het feit strafbaar
te maken;
-
6°. het bederven der zeden bij minderjarigen door hen aan te zetten tot het plegen of
dulden van ontuchtige handelingen of tot het hebben van vleeschelijke gemeenschap
buiten echt met een derde; opwekking van minderjarigen tot het plegen van ontucht
en iedere daad welke ten doel heeft de ontucht van minderjarigen te begunstigen;
-
7°. dubbel huwelijk;
-
8°. oplichting of wegvoering, verberging, wegmaking, onderschuiving van een kind;
-
9°. oplichting of wegvoering van minderjarigen;
-
10°. het namaken of vervalschen van muntspeciën of muntpapier met het oogmerk om die muntspeciën
of dat muntpapier als echt en onvervalscht uit te geven of te doen uitgeven of het
opzettelijk in omloop brengen van valsche of vervalschte muntspeciën of muntpapier;
-
11°. het namaken of vervalschen van, van Rijkswege uitgegeven zegels en Rijksmerken of
van door de wet gevorderde meesterteekenen;
-
12°. valschheid in geschriften en het met opzet gebruik maken van het valsche over vervalschte
geschrift; het in voorraad hebben of invoeren uit het buitenland van billetten eener,
krachtens wettelijke verordeningen opgerichte, circulatiebank met het oogmerk om die
als echt en onvervalscht uit te geven, ingeval de dader, toen hij die stukken ontving,
wist, dat zij valsch of vervalscht waren;
-
13°. meineed;
-
14°. omkooping van openbare ambtenaren; knevelarij; verduistering door ambtenaren of daaarmede
gelijkgestelden;
-
15°. opzettelijke brandstichting, indien daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar
voor een ander te duchten is; brandstichting met het oogmerk om zich of een ander,
ten nadeele van den verzekeraar of van den wettigen houder van een bodemerijbrief,
wederrechtelijk te bevoordeelen;
-
16°. opzettelijk en wederrechtelijke vernieling van een gebouw hetwelk in zijn geheel of
gedeeltelijk aan een ander toebehoort of van een gebouw of getimmerte, indien daarvan
gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar voor een ander te duchten is;
-
17°. openlijk geweld met vereenigde krachten tegen personen of goederen;
-
18°. het opzettelijk en wederrechtelijk doen zinken, doen stranden, vernielen, onbruikbaar
maken of beschadigen van een schip, indien daarvan levensgevaar voor een ander te
duchten is;
-
19°. muiterij en verzet van passagiers aan boord van een schip tegen den schipper en van
mindere schepelingen jegens hunne meerderen in rang;
-
20°. het opzettelijk doen ontstaan van gevaar voor een spoortrein;
-
21°. diefstal; oplichting; misbruik van eene handteekening in blanco; verduistering; misbruik
van vertrouwen;
-
22°. bedriegelijke bankbreuk;
Onder de voorgaande qualificatiën zijn begrepen de poging en de medeplichtigheid,
voor zoover zij strafbaar gesteld zijn bij de wetgeving van het land, aan hetwelk
de uitlevering wordt gevraagd.
In geen geval zal de uitlevering plaats hebben:
-
1°. voor zoover veroordeelden betreft wanneer de opgelegde straf minder zal zijn dan 6
maanden vrijheidsstraf;
-
2°. voor zoover verdachten of beklaagden betreft, wanneer het maximum van de, voor het
ten laste gelegde feit op te leggen straf, volgens de wet van het land dat de uitlevering
vraagt, minder is dan 2 jaren vrijheidsstraf.
De uitlevering zal geen plaats hebben:
-
1°. ingeval het feit in een derden Staat is gepleegd en de Regeering van dien Staat de
uitlevering aanvraagt;
-
2°. wanneer de aanvrage daartoe geschiedt op grond van hetzelfde feit, waarvoor de opgeëischte
persoon in het land, waaraan de uitlevering wordt aangevraagd, heeft terecht gestaan
en ter zake waarvan hij aldaar is veroordeeld, van rechtsvervolging ontslagen of vrijgesproken;
-
3°. indien de vervolging of de opgelegde straf naar de wetgeving des lands, waaraan de
uitlevering wordt aangevraagd, verjaard is vóór de aanhouding van den opgeëischten
persoon of, zoo er nog geene aanhouding heeft plaats gehad, vóór de oproeping om door
de rechtbank te worden gehoord.
De uitlevering zal geen plaats hebben zoolang de opgeëischte persoon in het land,
waaraan de uitlevering wordt aangevraagd, vervolgd wordt ter zake van hetzelfde feit.
Indien de opgeëischte persoon vervolgd wordt of straf ondergaat wegens een ander misdrijf,
dan dat waarvoor zijne uitlevering wordt aangevraagd, zal zijne uitlevering niet worden
toegestaan, dan na afloop der vervolging ingesteld in het land waaraan de uitlevering
wordt aangevraagd, en, ingeval van veroordeeling, nadat hij de hem opgelegde straf
zal hebben ondergaan of hem daarvan gratie zal zijn verleend. Indien evenwel, volgens
de wetten van het land dat de uitlevering aanvraagt, dat tijdsverloop de verjaring
der vervolging ten gevolge zou kunnen hebben, zal zijne uitlevering worden toegestaan,
tenzij er bijzondere redenen mochten aanwezig zijn die er zich tegen verzetten en
onder gehoudenheid tot terugzending van den uitgeleverde, zoodra de vervolging in
genoemd land zal zijn afgeloopen.
De uitgeleverde persoon zal niet mogen worden vervolgd noch gestraft in het land,
waaraan de uitlevering is toegestaan, ter zake van een strafbaar feit niet in het
tegenwoordig verdrag genoemd en vóór zijne uitlevering gepleegd, noch aan een derden
Staat worden uitgeleverd zonder de toestemming van den Staat, die de uitlevering heeft
toegestaan, tenzij hij de vrijheid hebbe gehad om het eerstgenoemde land weder te
verlaten gedurende ééne maand nadat de tegen hem ingestelde vervolging zal zijn afgeloopen
en hij, in geval van veroordeeling, de hem opgelegde straf zal hebben ondergaan of
hem daarvan gratie zal zijn verleend.
Hij zal evenmin mogen worden vervolgd of gestraft ter zake van een feit in het tegenwoordig
verdrag genoemd en vóór de uitlevering gepleegd, zonder de toestemming der Regeering,
die den uitgeleverde heeft overgegeven, en die, indien zij zulks wenschelijk acht,
de overlegging zal kunnen vorderen van een der bescheiden in art. 7 van het tegenwoordig
verdrag vermeld. Intusschen zal die toestemming niet noodig zijn, wanneer de beklaagde
uit eigen beweging zal hebben verzocht terecht te staan of zijn straf te ondergaan
of wanneer hij binnen den bovengenoemden termijn het grondgebied van den Staat, waaraan
hij is uitgeleverd, niet zal hebben verlaten.
De bepalingen van het tegenwoordig verdrag zijn niet toepasselijk op staatkundige
misdrijven. Hij die, ter zake van een der in artikel 1 genoemde gemeene misdrijven,
is uitgeleverd, kan der halve in geen geval worden vervolgd of gestraft in den Staat,
waaraan de uitlevering is toegestaan, ter zake van een staatkundig misdrijf door hem
gepleegd vóór zijne uitlevering, noch van eenig feit met zoodanig staatkundig misdrijf
samenhangende, tenzij hij de vrijheid hebbe gehad het land weder te verlaten gedurende
eene maand nadat de tegen hem ingestelde vervolging zal zijn afgeloopen en hij, in
geval van veroordeeling, de hem opgelegde straf zal hebben ondergaan of hem daarvan
gratie zal zijn verleend.
De uitlevering zal worden toegestaan ook dan wanneer de schuldige een staatkundige
beweegreden of een staatkundig doel mocht aanvoeren, indien het feit waarvoor zij
is gevraagd op zich zelf een gemeen misdrijf oplevert.
De uitlevering zal worden aangevraagd: van de zijde van Nederland, door den Minister
van Buitenlandsche Zaken en van de zijde der Republiek van San-Marino door de Capitani
Reggenti en alleen toegestaan worden op vertoon van het oorspronkelijke of van een
gewaarmerkt afschrift hetzij van een vonnis van veroordeeling, hetzij van eene beschikking
tot in staat van beschuldigingstelling of van eene beschikking waarbij rechtsingang
is verleend met bevel tot gevangenneming, hetzij van een bevel van gevangenneming,
afgegeven in de vormen voorgeschreven door de wetgeving van den Staat, die de aanvrage
doet, waarbij het feit waarvan sprake is op zoodanige wijze wordt omschreven dat de
Staat, waaraan de uitlevering wordt gevraagd, in staat zij te beoordeelen of het volgens
zijne wetgeving een geval oplevert in het tegenwoordig verdrag voorzien, en ook de
op het feit toepasselijke strafbepaling wordt vermeld.
De aanvrage om uitlevering zal in de Fransche taal gesteld worden en de overtuigingsstukken
zullen vergezeld zijn van een Fransche vertaling.
De goederen welke in het bezit waren van den opgeëischte en in beslag genomen zijn,
zullen worden overgegeven aan den opeischenden Staat, indien de bevoegde macht van
den Staat, waaraan de uitlevering wordt aangevraagd, de overgave daarvan heeft bevolen.
In afwachting van de aanvrage om uitlevering zal de voorloopige aanhouding van den
persoon, wiens uitlevering volgens het tegenwoordig verdrag kan gevraagd worden, kunnen
worden verzocht: van de zijde van Nederland, door iederen officier van justitie of
iederen rechter van instructie (rechter-commissaris); van den kant der Republiek van
San Marino, door den commissaris der wet.
De voorloopige aanhouding is onderworpen aan de vormen en de regels voorgeschreven
door de wetgeving van den Staat, waaraan de uitlevering gevraagd wordt.
De aanvrage om aanhouding zal in de Fransche taal gesteld worden.
De vreemdeling, die krachtens de bepalingen van het voorgaand artikel voorloopig is
aangehouden, zal, ten ware hij uit anderen hoofde behoorde in hechtenis te blijven,
in vrijheid worden gesteld, indien niet binnen twintig dagen na de dagteekening van
het bevel van voorloopige aanhouding de aanvrage tot uitlevering geschied is op de
wijze vermeld in artikel 7, onder overlegging der bescheiden bij het tegenwoordig
verdrag voorgeschreven.
Wanneer, bij de vervolging in een strafzaak, uitgezonderd in het geval voorzien bij
art. 6, eene der Regeeringen het noodig oordeelt om op het gebied van den anderen
Staat, een onderzoek door deskundigen, een ondervraging van beklaagden of een getuigenverhoor
te doen plaats hebben, zal daartoe eene rogatoire commissie gezonden worden op de
wijze vermeld in art. 7. en zal daaraan gevolg gegeven worden met inachtneming van
de wetten van het land, waar de deskundigen, beklaagden of getuigen zullen worden
uitgenoodigd te verschijnen. De kosten door het onderzoek van deskundigen veroorzaakt
zullen ten laste blijven van den Staat die er om verzoekt. Intusschen zal in spoedeischende
gevallen een rogatoire commissie rechtstreeks door der rechterlijke overheid in den
eenen Staat kunnen worden toegezonden aan de rechterlijke overheid in den anderen
Staat.
Elke rogatoire commissie zal van eene Fransche vertaling vergezeld moeten zijn.
Indien, in eene strafzaak een gemeen misdrijf betreffende, de persoonlijke verschijning
van een getuige in het andere land noodig is of verlangd wordt zal zijne Regeering
hem verzoeken aan de tot hem te richten uitnoodiging gevolg te geven en, in geval
hij daaraan voldoet, zullen hem reis- en verblijfkosten worden toegekend volgens de
tarieven en reglementen van kracht in het land, waar het verhoor zal moeten plaats
hebben, behoudens het geval dat de aanvragende Regeering het noodig zal achten hoogere
schadevergoeding aan den getuige toe te kennen.
Een getuige van welke nationaliteit ook, die, in een van beide Staten opgeroepen,
vrijwillig voor de rechters van den anderen Staat verschijnt, zal aldaar niet kunnen
worden vervolgd of aangehouden ter zake van vroeger door hem begane strafbare feiten
of tegen hem wegens misdrijf uitgesproken veroordeelingen, en evenmin onder voorwendsel
van medeplichtigheid aan de feiten die het onderwerp uitmaken van het geding, waarin
hij als getuige optreedt.
Wanneer in eene strafzaak een gemeen misdrijf betreffende, de confrontatie van misdadigers,
gedetineerd in den anderen Staat, of wel de mededeeling van overtuigingsstukken of
van bescheiden, welke zich in handen bevinden der autoriteiten van het andere land,
nuttig of noodig zal worden geoordeeld, zal de daartoe strekkende aanvraag geschieden
op de wijze vermeld in artikel 7 en zal daaraan, tenzij er bijzondere redenen mochten
bestaan die er zich tegen verzetten, gevolg gegeven worden, onder gehoudenheid tot
terugzending van de misdagigers en van de stukken.
De doorvoer over het grondgebied van een der contracteerende Staten, van een door
eene derde Mogendheid aan de andere Partij uitgeleverden persoon, die niet behoort
tot het land door hetwelk de doorvoer plaats heeft, zal worden toegestaan op het eenvoudig
vertoon, hetzij in het oorspronkelijke hetzij in een gewaarmerkt afschrift, van een
der stukken genoemd in art. 7, mits het feit, waarop de uitlevering gegrond is, in
het tegenwoordig verdrag begrepen zij en niet valle onder de bepalingen voorzien bij
de artt. 2 en 6, en mits de doorvoer, wat het medegeleide betreft, geschiede met medewerking
van beambten van het land dat den doorvoer over zijn grondgebied heeft toegestaan.
De kosten van doorvoer zullen komen voor rekening van den Staat die de uitlevering
heeft aangevraagd.
De wederzijdsche Regeeringen doen over en weder afstand van alle aanvrage om terugbetaling
van de kosten van onderhoud, van vervoer en andere die, binnen de grenzen van haar
wederzijdsch grondgebied, zouden kunnen voortvloeien uit de uitlevering van geklaagde,
in staat van beschuldiging gestelde of veroordeelde personen, evenals van die, voortvloeiende
uit de tenuitvoerlegging van rogatoire commissiën, uit het vervoer en de terugzending
van misdadigers ter confrontatie en uit de toezending en terugzending der overtuigingstukken
of der bescheiden.
De tegenwoordige overeenkomst, die niet op de koloniën toepasselijk is, zal worden
bekrachtigd en de akten van bekrachtiging er van zullen zoo spoedig mogelijk worden
uitgewisseld.
Zij zal in werking treden vier maanden na de uitwisseling der akten van bekrachtiging
en zal van kracht blijven tot zes maanden na verklaring in tegenovergestelden zin
door een der beide regeeringen gedaan.