De onderdanen van elk der verdragsluitende landen zullen zich in al de andere landen
de bescherming kunnen verzekeren van hunne in het land van oorsprong ingeschreven
fabrieks- of handelsmerken, door middel van het depôt van genoemde merken bij het
Internationaal Bureau te Bern, gedaan door de tusschenkomst van de Administratie van
het genoemd land van oorsprong.
Als omschrijving van het land van oorsprong geldt de desbetreffende bepaling van artikel
6 van het algemeen Unieverdrag tot bescherming van den industrieelen eigendom.
Met de onderdanen van de verdragsluitende landen worden gelijkgesteld de onderdanen
of burgers der niet tot deze schikking toegetreden landen, die, op het grondgebied
van de door deze gevormde Unie van beperkten omvang, voldoen aan de voorwaarden, vastgesteld
bij artikel 3 van het algemeen verdrag.
ledere aanvrage voor internationale inschrijving zal moeten worden aangeboden op het
formulier, voorgeschreven door het reglement van uitvoering, en de Administratie van
het land van oorsprong van het merk zal de verklaring afgeven, dat de aanduidingen,
die op dat aanvraagformulier voorkomen, overeenstemmen met die van het nationale register.
Indien de inzender de kleur als onderscheidend kenmerk van zijn merk verlangt, zal
hij gehouden zijn:
-
1°. hiervan melding te maken en bij de inzending eene verklaring te voegen, welke de verlangde
kleur of vereeniging van kleuren aanwijst;
-
2°. bij zijne aanvrage gekleurde exemplaren van bedoeld merk te voegen, welke zullen worden
gehecht aan de kennisgevingen van inschrijving, uitgaande van het Internationaal Bureau.
Het aantal dezer exemplaren zal worden bepaald bij het Reglement van uitvoering.
Het Internationaal Bureau zal de overeenkomstig artikel 1 gedeponeerde merken onmiddellijk
inschrijven. Het zal van die inschrijving zonder verwijl aan de verschillende Administraties
kennis geven. De ingeschreven merken zullen worden openbaar gemaakt in een door het
Internationaal Bureau uitgegeven, regelmatig verschijnend blad, met gebruikmaking
van de aanduidingen, vervat in de aanvrage om inschrijving en van een door den inzender
verstrekt cliché.
Met het oog op de in de verdragsluitende landen aan de ingeschreven merken te geven
openbaarheid, zal elke Administratie kosteloos van het Internationaal Bureau zooveel
exemplaren van de bovenvermelde publicatie ontvangen, als zij zal willen aanvragen.
Deze openbaarheid zal in alle verdragsluitende landen als volkomen voldoende worden
beschouwd, en geene andere zal van den inzender kunnen gevorderd worden.
Van het tijdstip der aldus bij het Internationaal Bureau gedane inschrijving af, zal
de bescherming van het merk in elk der verdragsluitende landen dezelfde zijn, als
ware dit merk daar rechtstreeks gedeponeerd.
Elk merk, dat het voorwerp is geweest van een internationale inschrijving, zal het
recht van voorrang genieten, bij art. 4 van het algemeen verdrag vastgesteld, zonder
dat het noodig is de formaliteiten te vervullen, voorgeschreven onder letter d van dat artikel.
Wanneer een merk, reeds gedeponeerd in een of meer der verdragsluitende landen, daarna
is ingeschreven door het Internationaal Bureau ten name van denzelfden persoon of
van diens rechtverkrijgende, zal de internationale inschrijving beschouwd worden als
in de plaats te zijn getreden van de vroegere nationale inschrijvingen, zonder afbreuk
te doen aan de rechten, door laatstvermelde inschrijvingen verkregen.
In de landen, waar hare wetgeving haar daartoe machtigt, zullen de Administraties,
aan welke het Internationaal Bureau van de inschrijving van een merk zal kennis geven,
de bevoegdheid hebben te verklaren, dat de bescherming niet op haar grondgebied aan
dat merk kan worden verleend. Eene dergelijke weigering zal alleen geoorloofd zijn
op grond van omstandigheden die, krachtens het algemeene verdrag, van kracht zouden
zijn ten aanzien van een merk, ter nationale inschrijving ingezonden.
De Administraties, die van deze bevoegdheid wenschen gebruik te maken, moeten van
haar weigering, onder opgave van de redenen, mededeeling doen aan het Internationaal
Bureau binnen den termijn, door de wet van haar land bepaald, en uiterlijk vóór het
einde van een jaar, te rekenen van de internationale inschrijving van het merk af.
Het Internationaal Bureau zal zonder verwijl aan de Administratie van het land van
oorsprong en aan den eigenaar van het merk of aan zijn gemachtigde, indien deze door
genoemde Administratie aan het Bureau is opgegeven, een der exemplaren doen toekomen
van de aldus te zijner kennis gebrachte verklaring van weigering. De belanghebbende
zal dezelfde middelen van verhaal hebben als ware het merk door hem rechtstreeks gedeponeerd
in het land, waar de bescherming wordt geweigerd.
De Administraties, die binnen den termijn van ten hoogste één jaar als hierboven aangeduid,
geenerlei kennisgeving aan het Internationaal Bureau hebben gedaan, zullen geacht
worden het merk aanvaard te hebben.
De bewijsstukken betreffende de wettigheid van het gebruik van zekere in de merken
vervatte bestanddeelen, als wapens, wapenschilden, portretten, eervolle onderscheidingen,
titels, handelsnamen of namen van personen anders dan dien van den aanvrager, of andere
overeenkomstige vermeldingen, welke door de Administraties der verdragsluitende landen
mochten worden gevorderd, zullen vrijgesteld zijn van elke andere waarmerking of legalisatie
dan die van de Administratie van het land van oorsprong.
Het Internationaal Bureau zal aan een ieder, die daartoe aanvrage doet, tegen eene
in het reglement van uitvoering bepaalde taks, een afschrift afgeven van de aanteekeningen,
in het register ingeschreven met betrekking tot een bepaald merk.
Het zal zich ook tegen vergoeding mogen belasten met een onderzoek onder de internationale
merken naar nieuwheid.
De bescherming, voortvloeiende uit de inschrijving bij het Internationaal Bureau,
zal twintig jaren duren van het tijdstip dezer inschrijving af (onder voorbehoud van
hetgeen bepaald is in artikel 8 voor het geval dat de inzender slechts een gedeelte
van het internationaal emolument zal hebben gestort), maar zij zal niet kunnen worden
ingeroepen ten behoeve van een merk, dat niet meer de wettelijke bescherming in het
land van oorsprong mocht genieten.
De inschrijving zal steeds kunnen worden vernieuwd volgens de voorschriften van de
artikelen 1 en 3 voor een nieuw tijdvak van 20 jaar, te rekenen van den datum van
vernieuwing af.
Zes maanden vóór den afloop van den termijn van bescherming zal het Internationaal
Bureau den eigenaar van het merk, door het zenden van een officieus bericht, den juisten
datum, waarop de termijn afloopt, in herinnering brengen.
Indien het merk, dat aangeboden wordt ter vernieuwing van een voorafgaand depôt, eene
vormverandering heeft ondergaan, zullen de Administraties kunnen weigeren het in te
schrijven bij wijze van vernieuwing, en hetzelfde recht zal haar toekomen in geval
van verandering in de aanwijzing der waren, waarvoor het merk bestemd is, tenzij na
mededeeling van de bezwaren, door tusschenkomst van het Internationaal Bureau, de
belanghebbende verklaart af te zien van de bescherming voor de andere waren dan die,
welke in dezelfde bewoordingen waren aangeduid ten tijde van de voorafgaande inschrijving.
Wanneer het merk niet bij wijze van vernieuwing wordt toegelaten, zal rekening kunnen
worden gehouden met de rechten van de vorige indiening of andere rechten, verkregen
door het feit, dat het merk reeds vroeger was ingeschreven.
De Administratie van het land van oorsprong zal naar goedvinden vaststellen en te
haren voordeele innen een nationale taks, welke zij zal vorderen van den eigenaar
van het merk, waarvan de internationale inschrijving wordt gevraagd.
Deze taks zal worden verhoogd met een internationaal emolument (in Zwitsersche franken)
van 150 franken voor het eerste merk en van 100 franken voor elk volgend merk, tezelfder
tijd bij het Internationaal Bureau op naam van denzelfden eigenaar ingezonden.
De inzender zal de bevoegdheid hebben om op het oogenblik van het internationaal depôt
slechts een emolument van 100 franken voor het eerste merk en 75 franken voor elk
der merken, tegelijk met het eerste ingezonden, te voldoen.
Indien de inzender van deze bevoegdheid gebruik maakt, zal hij vóór het einde van
een termijn van 10 jaar te rekenen van de internationale inschrijving af, bij het
Internationaal Bureau een aanvullingsemolument van 75 franken moeten storten voor
het eerste merk en van 50 franken voor elk der merken, tegelijk met het eerste ingezonden,
bij gebreke waarvan hij na afloop van dien termijn, het genot van zijn inschrijving
zal verliezen. Zes maanden vóór den afloop zal het Internationaal Bureau den inzender
voor de goede orde van zaken door een officieus bericht herinneren aan den juisten
datum van den afloop. Indien het aanvullingsemolument niet bij het Internationaal
Bureau gestort is vóór het eind van dien termijn, zal dit Bureau het merk doorhalen,
van deze verrichting kennis geven aan de Administraties en de doorhaling bekend maken
in zijn blad.
Wanneer de lijst van waren, voor welke de bescherming gevraagd wordt, meer dan 100
woorden bevat, zal de inschrijving van het merk eerst geschieden na betaling van een
extra bedrag, te bepalen bij het reglement van uitvoering.
De jaarlijksche opbrengst der verschillende ontvangsten voor de internationale inschrijving
zal tusschen de verdragsluitende landen in gelijke deelen verdeeld worden door de
zorgen van het Internationaal Bureau, na aftrek der gemeenschappelijke onkosten, veroorzaakt
door de uitvoering dezer schikking.
Indien op het oogenblik van het in werking treden van deze herziene schikking, een
land haar nog niet bekrachtigd heeft, zal het slechts recht hebben, tot op den datum
van zijn latere toetreding, op een uitkeering van het overschot der ontvangsten, berekend
op den grondslag der oude taksen.
De eigenaar van een internationaal merk kan steeds afstand doen van de bescherming
in een of meer der verdragsluitende landen, door middel van eene verklaring, afgegeven
aan de Administratie van het land van oorsprong van het merk, ter mededeeling aan
het Internationaal Bureau, dat haar ter kennis zal brengen van de landen, waarop deze
afstand betrekking heeft.
De Administratie van het land van oorsprong zal aan het Internationaal Bureau kennis
geven van elke nietigverklaring, doorhaling, afstand, overdracht en van andere wijzigingen,
aangebracht in de inschrijving van het merk.
Het Bureau zal deze wijzigingen in het internationaal register inschrijven, er op
zijn beurt kennis van geven aan de Administraties der verdragsluitende landen en ze
terstond in zijn blad openbaar maken.
Op dezelfde wijze zal worden gehandeld wanneer de eigenaar van het merk mocht vragen
de lijst der waren, waarvoor het merk bestemd is, te beperken.
Voor deze verrichtingen kan een taks worden geheven, die door het reglement van uitvoering
zal worden bepaald.
De latere toevoeging aan de lijst van een nieuwe waar is niet mogelijk dan door een
nieuw depôt, verricht overeenkomstig de voorschriften van art. 3.
Met de toevoeging wordt gelijkgesteld de vervanging van een waar door een andere.
Indien een in het internationaal register ingeschreven merk mocht worden overgedragen
aan een persoon, gevestigd in een ander der verdragsluitende landen dan het land van
oorsprong van het merk, zal de overdracht door de Administratie van dat land van oorsprong
ter kennis van het Internationaal Bureau worden gebracht. Het Internationaal Bureau
zal, na de toestemming verkregen te hebben van de Administratie waaronder de nieuwe
gerechtigde behoort, de overdracht inschrijven, haar aan de andere Administraties
mededeelen en haar in zijn blad bekend maken, zoo mogelijk onder vermelding van den
datum en het nummer van inschrijving van het merk in het nieuwe land van oorsprong.
Overdracht van een in het internationaal register ingeschreven merk ten behoeve van
een persoon, die niet bevoegd is tot het doen inschrijven van een internationaal merk,
zal niet worden ingeschreven.
De bepalingen van de artikelen 9 en 9bis betreffende de overdrachten, hebben niet tot gevolg wijziging van de wetgevingen
der verdragsluitende landen, welke de overdracht van het merk niet toelaten zonder
den gelijktijdigen afstand van de inrichting van nijverheid of handel, ter onderscheiding
van welker waren het merk dient.
De Administraties zullen in gemeen overleg de bijzonderheden betreffende de uitvoering
van deze schikking regelen.
De landen der Unie tot bescherming van den industrieelen eigendom, die aan deze schikking
geen deel hebben genomen, zullen daartoe op hunne aanvrage mogen toetreden, in den
vorm, voorgeschreven bij het algemeene verdrag.
Zoodra aan het Internationaal Bureau zal zijn bericht, dat een land of een van zijne
koloniën tot deze schikking is toegetreden, zal het aan de Administratie van dat land,
overeenkomstig art. 3, eene collectieve opgave verstrekken van de merken, welke op
dat oogenblik de internationale bescherming genieten.
Deze kennisgeving zal op zich zelve voldoende zijn om aan genoemde merken het genot
der voorafgaande bepalingen op het grondgebied van het toegetreden land te verzekeren
en zal den termijn van een jaar doen aanvangen, gedurende welken de betrokken Administratie
de verklaring zal kunnen afleggen, bedoeld in art. 5.
Echter zal elk land bij zijn toetreding tot deze schikking kunnen verklaren dat, behalve
voor zoover betreft de internationale merken, welke reeds eerder in dat land het voorwerp
hebben uitgemaakt van een overeenkomstige nationale inschrijving, welke nog van kracht
is, en welke merken op verzoek van de belanghebbenden onmiddellijk erkend zullen worden,
de toepassing van deze akte beperkt zal blijven tot die merken, die zullen worden
ingeschreven van den dag af, waarop die toetreding in werking zal treden.
Deze verklaring zal het Internationaal Bureau ontheffen van de verplichting de hierboven
bedoelde collectieve opgave te verstrekken. Het zal zich er toe bepalen kennis te
geven van de merken, ten behoeve waarvan het, onder vermelding van nauwkeurige gegevens,
binnen den termijn van een jaar van de toetreding van het nieuwe land af, een verzoek
zal ontvangen om ze onder de uitzondering, bedoeld in de vorige alinea, te brengen.
Deze schikking zal worden bekrachtigd, en de akten van bekrachtiging zullen worden
nedergelegd te 's-Gravenhage, uiterlijk den 1sten Mei 1928.
Zij zal in werking treden eene maand na dien datum en zal dezelfde kracht en duur
hebben als het algemeen verdrag.
Deze akte zal, in de betrekkingen tusschen de landen, die haar zullen hebben bekrachtigd,
de schikking van Madrid van 1891, herzien te Washington op 2 Juni 1911, vervangen.
Echter zal deze van kracht blijven in de betrekkingen met de landen, die deze akte
niet zullen bekrachtigd hebben.