De contracteerende Mogendheden van het op 17 Juli 1905 te 's-Gravenhage geteekend
verdrag betreffende de burgerlijke rechtsvordering, wenschende de op de vierde conferentie
nopens internationaal privaatrecht niet vertegenwoordigd geweest zijnde Staten, over
wier verlangen om tot dit verdrag toe te treden door de contracteerende Mogendheden
gunstig is of zal worden beschikt, in staat te stellen tot dit verdrag toe te treden,
zijn overeengekomen dat aan het Nederlandsche Ministerie van Buitenlandsche Zaken
een proces-verbaal van toetreding zal worden geopend, bestemd tot opneming en vaststelling
der bedoelde toetredingen, die in werking zullen treden 60 dagen na de teekening van
het genoemde proces-verbaal.
Dit protocol zal worden bekrachtigd en de desbetreffende akten van bekrachtiging zullen
te 's-Gravenhage worden neergelegd, zoodra zes der Mogendheden, welke het hebben onderteekend,
in staat zullen zijn zulks te doen.
Het zal in werking treden den dertigsten dag van den datum af waarop de Mogendheden,
welke het hebben onderteekend, hare akten van bekrachtiging zullen hebben neergelegd.
Ter oorkonde waarvan de ondergeteekenden, behoorlijk daartoe gemachtigd, dit protocol
hebben onderteekend, dat de dagteekening van heden zal dragen, en waarvan een voor
eensluidend gewaarmerkt afschrift zal worden toegezonden aan elk der Mogendheden,
die het hebben onderteekend.
Gedaan te 's-Gravenhage, 4 Juli 1924.