Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en Zijne Excellentie de President der Oostelijke
Republiek Uruguay, gelijkelijk bezield met den wensch, de vriendschapsbanden, die
Nederland en Uruguay verbinden, nauwer aan te halen, en met het verlangen, de handels-
en scheepvaartbetrekkingen tusschen de beide landen te versterken en uit te breiden,
hebben besloten een verdrag van handel en scheepvaart te sluiten en hebben te dien
einde hunne wederzijdsche gevolmachtigen benoemd, te weten:
-
Zijne Excellentie de President van de Oostelijke Republiek Uruguay;
-
den Heer Doctor ALBERTO MAÑÉ, Zijn Minister van Buitenlandsche Betrekkingen;
-
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
-
den heer PETRUS EPHREM TEPPEMA, Haren Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister
te Montevideo;
die, na elkander mededeeling te hebben gedaan van hunne volmachten, welke in goeden
en behoorlijken vorm werden bevonden, over de volgende artikelen tot overeenstemming
zijn gekomen:
De Hooge Verdragsluitende Partijen komen overeen, elkander wederkeerig de onvoorwaardelijke
en onbeperkte behandeling als meestbegunstigde natie toe te kennen voor alles wat
betreft de douanerechten en alle bijkomende rechten, de wijze van heffing der rechten,
zoomede voor de classificatie en de interpretatie van de tarieven en voor de regels,
formaliteiten en heffingen, waaraan de inklaring zou kunnen worden onderworpen.
Bijgevolg zullen te bovengenoemder zake de voortbrengselen van den bodem of van de
nijverheid van een der Verdragsluitende Partijen bij hunnen invoer in het andere land
op geenerlei wijze onderworpen worden aan andere of hoogere rechten, belastingen of
heffingen, noch aan andere of drukkender voorschriften en formaliteiten dan waaraan
gelijke of gelijksoortige voortbrengselen van eenig derde land onderworpen zijn of
zullen worden.
Insgelijks zullen te bovengenoemder zake de voortbrengselen van den bodem of van de
nijverheid, uitgevoerd uit het gebied van een der Verdragsluitende Partijen en bestemd
voor het gebied van de andere Partij, niet onderworpen worden aan andere of hoogere
rechten, belastingen of heffingen, noch aan andere of drukkender voorschriften of
formaliteiten, dan waaraan gelijke voortbrengselen, bestemd voor het gebied van eenig
derde land onderworpen zijn of zullen worden.
Alle voordeelen, gunsten, voorrechten en vrijdommen, die te bovengenoemder zake door
een der beide Verdragsluitende Partijen verleend zijn of in de toekomst verleend zullen
worden aan voortbrengselen van den bodem of van de nijverheid van oorsprong uit eenig
ander land of bestemd voor het gebied van eenig ander land, zullen onmiddellijk en
zonder compensatie worden toegepast op de gelijke of gelijksoortige producten van
oorsprong uit de andere Verdragsluitende Partij of bestemd voor het gebied van die
Partij.
Van de gunsten, welke in de voorafgaande artikelen zijn neergelegd, zijn evenwel uitgezonderd
de gunsten, welke thans verleend zijn of die later verleend zouden kunnen worden aan
buurstaten ten einde het grensverkeer te vergemakkelijken, dat zich in het algemeen
niet verder zal uitstrekken dan 15 K.M. aan weerszijden van de grens, alsmede die
gunsten, welke voortspruiten uit een tolunie, welke door een der Verdragsluitende
Partijen reeds gesloten is of in de toekomst gesloten zou kunnen worden.
Eveneens zijn uitgezonderd de gunsten, welke thans verleend zijn of die later verleend
zouden kunnen worden door een der Verdragsluitende Partijen aan buurstaten voor de
voortbrengselen van hun bodem of industrie.
Ieder der Hooge Verdragsluitende Partijen zal aan de scheepvaart van de andere in
elk opzicht een even gunstige behandeling verleenen als aan de scheepvaart van de
meestbegunstigde natie.
Van laatstgenoemde bepaling is uitgezonderd de kustvaart van Nederlandsch-Indië, Suriname
en Curaçao, welke materie bij uitsluiting onderworpen blijft aan de wetten en reglementen,
welke in die gebieden van kracht zijn.
Het onderhavig verdrag zal geratificeerd worden en de ratificatieoorkonden zullen
zoo spoedig mogelijk worden uitgewisseld te Montevideo. Het zal in werking treden
vijftien dagen na de uitwisseling der ratificatieoorkonden, met dien verstande, dat
het, voor wat betreft Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao, in werking zal treden
drie maanden na genoemde uitwisseling.
Het verdrag wordt gesloten voor den tijd van één jaar, te rekenen van den dag af,
waarop het in werking treedt.
Niettemin zal het, indien het niet drie maanden vóór den afloop van dien termijn zal
zijn opgezegd, worden beschouwd als voor onbepaalden tijd te zijn verlengd. In dat
geval zal het te allen tijde opgezegd kunnen worden met inachtneming van een opzeggingstermijn
van drie maanden.