Algemeen arbitrageverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken, Kopenhagen, 12-02-1904

Geraadpleegd op 20-04-2024.
Geldend van 08-03-1906 t/m heden

Algemeen arbitrageverdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Denemarken

Authentiek : FR

Sa Majesté la Reine des Pays-Bas et Sa Majesté le Roi de Danemark, S'inspirant des principes de la Convention pour le règlement pacifique des conflits internationaux conclue à La Haye le 29 juillet 1899 et désirant consacrer notamment le principe de l'arbitrage obligatoire dans leurs rapports réciproques par un accord général de la nature visée à l'article 19 de la dite Convention, ont résolu de conclure une Convention à cet effet et ont nommé pour leurs plénipotentiaires savoir:

  • Sa Majesté la Reine des Pays-Bas:

  • Monsieur JACOB DIRK CAREL Baron DE HEECKEREN DE KELL, Son Envoyé extraordinaire et Ministre plénipotentiaire près Sa Majesté le Roi de Danemark, Chevalier de l'Ordre du Lion Néerlandais;

  • Sa Majesté le Roi de Danemark:

  • Monsieur JOHAN HENRIK DEUNTZER, Président du Conseil de Ses Ministres et Son Ministre des Affaires Etrangères, Grand-Croix de l'Ordre du Danebrog et décoré de la Croix d'honneur du même Ordre, etc.

lesquels, après s'être communiqué leurs pleins-pouvoirs trouvés en bonne et due forme, sont convenus des dispositions suivantes:

Article 1

Les Hautes Parties Contractantes s'engagent à soumettre à la Cour Permanente d'Arbitrage tous les différends et tous les litiges entre Elles, qui n'auront pu être résolus par les voies diplomatiques.

Article 2

Dans chaque cas particulier, les Hautes Parties Contractantes, avant de s'adresser à la Cour Permanente d'Arbitrage, signeront un compromis spécial, déterminant nettement l'objet du litige, l'étendue des pouvoirs des arbitres et les délais à observer, en ce qui concerne la constitution du tribunal arbitral et la procédure.

Article 3

Il est bien entendu que l'article 1 n'est pas applicable aux différends entre les ressortissants de l'un des Etats Contractants et l'autre Etat Contractant, que les tribunaux de ce dernier Etat seraient, d'après la législation de cet Etat, compétents de juger.

Article 4

Les Etats non-signataires pourront adhérer à la présente convention. L'Etat qui désire adhérer notifiera son intention par écrit à chacun des Etats Contractants.

L'adhésion produira ses effets à partir de la date à laquelle l'Etat adhérent aura communiqué à chacun des Etats Contractants que tous ces Etats lui ont accusé réception de sa notification.

Article 5

S'il arrivait qu'un des Etats Contractants dénonçât la présente convention, cette dénonciation ne produirait ses effets qu'un an après la notification faite par écrit à chacun des autres Etats Contractants.

Article 6

La présente convention sera ratifiée dans le plus bref délai possible et les ratifications seront échangées à La Haye.

En foi de quoi, les Plénipotentiaires respectifs ont signé la présente Convention et l'ont revêtue de leurs sceaux.

Copenhague, le 12 février 1904.

(L.S.) CAREL VAN HEECKEREN.

(L.S.) DEUNTZER.

Vertaling : NL

Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en Zijne Majesteit de Koning van Denemarken, geleid door de beginselen van het verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale geschillen, gesloten te 's Gravenhage op 29 Juli 1899, en wenschende met name het beginsel der verplichte arbitrage in hunne onderlinge betrekkingen te bezegelen door eene algemeene overeenkomst zooals bedoeld bij artikel 19 van het genoemde verdrag, hebben besloten te dien einde een verdrag aan te gaan en hebben tot Hunne gevolmachtigden benoemd, te weten:

  • Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:

  • den heer JACOB DIRK CAREL baron VAN HEECKEREN VAN KELL, Hoogstderzelver buitengewoon Gezant en gevolmachtigd Minister bij Zijne Majesteit den Koning van Denemarken, ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw;

  • Zijne Majesteit de Koning van Denemarken:

  • den heer JOHAN HENRIK DEUNTZER, voorzitter van Hoogstdeszelfs Raad van Ministers en Hoogstdeszelfs Minister van Buitenlandsche Zaken, grootkruis der Danebrogsorde en versierd met het eerekruis derzelfde orde, enz.

die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld, welke in goeden en behoorlijken vorm zijn bevonden, omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen:

Artikel 1

De Hooge Contracteerende Partijen verplichten zich aan het Permanente Hof van Arbitrage te onderwerpen alle wederzijdsche geschillen en twistgedingen, die niet langs diplomatieken weg zullen kunnen worden opgelost.

Artikel 2

In elk bijzonder geval zullen de Hooge Contracteerende Partijen, alvorens zich tot het Permanente Hof van Arbitrage te wenden, een afzonderlijk compromis teekenen, duidelijk omschrijvende het voorwerp van het geding, den omvang van de bevoegdheden der arbiters en de termijnen, die ten aanzien der samenstelling van de arbitrale rechtbank en van de procedure zullen zijn in acht te nemen.

Artikel 3

Het is wel verstaan, dat artikel 1 niet van toepassing is op twistgedingen tusschen onderdanen van een der Contracteerende Staten en den anderen Contracteerenden Staat, tot berechting waarvan de rechtbanken van dien laatsten Staat krachtens diens eigen wetgeving bevoegd zijn.

Artikel 4

De Staten, die dit verdrag niet onderteekend hebben, zullen er toe kunnen toetreden. De Staat, die wenscht toe te treden, zal zijn voornemen schriftelijk aan ieder der Contracteerende Staten te kennen geven.

De toetreding zal gevolg hebben te rekenen van den dag, waarop de toetredende Staat aan ieder der Contracteerende Staten zal hebben medegedeeld, dat al die Staten hem de ontvangst zijner kennisgeving hebben bericht.

Artikel 5

Indien het mocht gebeuren, dat een der Contracteerende Staten dit verdrag opzegde, dan zal deze opzegging eerst gevolg hebben één jaar nadat van de opzegging schriftelijk aan ieder der andere Contracteerende Staten is kennis gegeven.

Artikel 6

Dit verdrag zal zoo spoedig mogelijk bekrachtigd worden en de uitwisseling der akten van bekrachtiging zal te 's Gravenhage geschieden.

Ten blijke waarvan de wederzijdsche gevolmachtigden dit verdrag hebben geteekend en van hunne zegels voorzien.

Kopenhagen, den 12 Februari 1904.

(L.S.) CAREL VAN HEECKEREN.

(L.S.) DEUNTZER.

Naar boven