Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden eenerzijds en Zijne Majesteit de Koning
van Zuidslavië anderzijds, bezield met den wensch de handelsbetrekkingen te begunstigen
en verder te ontwikkelen en de vriendschapsbanden, die beide landen vereenigen, nauwer
aan te halen, hebben besloten een nieuw handels- en scheepvaartverdrag in de plaats
te stellen van dat, hetwelk den 17den October 1881 tusschen Nederland en Servië is
gesloten, en hebben te dien einde tot Hunne gevolmachtigden benoemd:
-
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
-
den heer CHRISTIAAN DIRK SCHULLER TOT PEURSUM, HoogstDerzelver Buitengewoon Gezant
en Gevolmachtigd Minister te Belgrado;
-
Zijne Majesteit de Koning van Zuidslavië:
-
den heer Dr. VOÏSLAV MARINKOVITCH, HoogstDeszelfs Minister van Buitenlandsche Zaken,
en
-
den heer YOURRAÏ DÉMÉTROVITCH, HoogstDeszelfs Minister van Handel en Nijverheid;
die, na elkander mededeeling te hebben gedaan van hunne volmachten, welke in goeden
en behoorlijken vorm werden bevonden, omtrent het volgende zijn overeengekomen:
Zij zullen recht hebben op de bescherming van hun persoon, van hun rechten en van
hun belangen gelijk de eigen onderdanen of de onderdanen van de meestbegunstigde natie.
De naamlooze en andere vennootschappen op het gebied van handel, nijverheid of financiën,
met inbegrip van de scheepvaartmaatschappijen, die haar zetel hebben op het gebied
van eene der Hooge Verdragsluitende Partijen, en die aldaar op rechtsgeldige wijze
zijn opgericht, zullen in het gebied van de andere worden erkend en aldaar, eenmaal
op rechtsgeldige wijze gevestigd, in elk opzicht de behandeling van de meestbegunstigde
natie genieten.
-
1 De voortbrengselen van den bodem en van de nijverheid, herkomstig of komende uit een
van beide landen, zullen bij hun invoer in het gebied van de andere aan geen andere
of hoogere rechten of belastingen, alle coëfficiënten, surtaxen en toeslagen daaronder
begrepen, worden onderworpen, dan die, welke worden of zullen worden geheven van de
voortbrengselen van dezelfde soort van de meestbegunstigde natie.
-
2 De verzekerde behandeling van de meestbegunstigde natie strekt zich eveneens uit tot
de wijze van heffing van de in- en uitvoerrechten, tot den opslag van de goederen
in de entrepôts, tot de douaneheffingen en -formaliteiten, tot de wijze van verificatie
en onderzoek van de artikelen, tot de betalingsvoorwaarden bij de douanerechten en
de belastingen, tot de classificatie en de uitlegging van de tarieven, tot de behandeling
en de in- en uitklaring door de douane van de goederen, welke worden ingevoerd, uitgevoerd
of doorgevoerd.
-
3 Niets in dit artikel zal inbreuk maken op het recht van de Hooge Verdragsluitende
Partijen om maatregelen tot verbod of beperking van in- of uitvoer te nemen, ten einde
in buitengewone en abnormale omstandigheden de levensbelangen van het land te beschermen.
De Hooge Verdragsluitende Partijen waarborgen elkander evenwel wederzijds de behandeling
van de meestbegunstigde natie inzake de bovenvermelde materies en verbinden zich wederkeerig
geen in-, uit-, of doorvoerverboden of -beperkingen in te stellen, die niet op alle
andere landen, zonder eenig onderscheid, van toepassing zouden zijn.
-
2 De Hooge Verdragsluitende Partijen verbinden zich, elkander wederkeerig de vrijheid
van doorvoer door hun gebied te verleenen, hetzij voor koopwaren, die in rechtstreekschen
doorvoer zijn, hetzij voor goederen, die tijdens den doorvoer moeten worden overgeladen
of opgeslagen.
-
1 De zakenlieden van een der Hooge Verdragsluitende Partijen alsmede hun handelsreizigers,
welke voorzien zijn van een legitimatiebewijs, afgegeven door de bevoegde autoriteiten
van hun land in overeenstemming met het model, zooals dit is vastgesteld door het
op 3 November 1923 te Genève gesloten internationale verdrag betreffende de vereenvoudiging
van de douaneformaliteiten, zullen op het gebied van de andere Partij even gunstig
behandeld worden als de eigen handelsreizigers of die van de meestbegunstigde natie
voor al hetgeen betreft het plaatsen van hun artikelen.
-
2 De bepalingen van dit artikel zullen niet van toepassing zijn op rondreizende industrieelen
en evenmin op de marskramerij noch op het opnemen van orders bij personen, die zich
niet bezighouden met handel of nijverheid. Elk der Hooge Verdragsluitende Partijen
behoudt zich te dezen aanzien de volledige vrijheid harer wetgeving voor.
-
3 Aan invoerrechten onderhevige goederen, welke als monsters dienst doen, met uitzondering
van verboden waren, zullen bij invoer over en weer een tijdelijken vrijdom van invoerrechten
genieten, mits de douaneformaliteiten — de consignatie van de invoerrechten of andere
waarborg voor de eventueele betaling van deze rechten daaronder begrepen —, welke
noodig zijn ten einde den wederuitvoer te verzekeren, worden in acht genomen.
-
4 De herkenningsmerken, welke door de autoriteiten van een der Hooge Verdragsluitende
Partijen op de monsters zijn aangebracht, zullen ter vaststelling van de identiteit
dier monsters door de autoriteiten van de andere Partij worden erkend, met dien verstande,
dat deze laatsten de bevoegdheid zullen hebben daarnevens de nationale herkenningsmerken
aan te brengen in al die gevallen, dat haar zulks noodzakelijk mocht voorkomen.
-
1 De in artikel 1 vermelde personen zullen voor de uitoefening van hunne werkzaamheden
op het gebied van de andere Hooge Verdragsluitende Partij geen andere of hoogere belasting,
heffing of rechten betalen dan die, welke van de eigen onderdanen of van die van de
meestbegunstigde natie zullen worden geheven.
De binnenlandsche rechten, met inbegrip van de omzetbelasting, welke ook hun benaming
zij, die op het gebied van een der Hooge Verdragsluitende Partijen, hetzij voor rekening
van den Staat, hetzij voor rekening van gemeenten of corporaties, worden of zullen
worden geheven van de voortbrenging, de bereiding, het in omloop brengen, het vervoer
of het verbruik van voortbrengselen, zullen onder geen beding de voortbrengselen van
de andere Hooge Verdragsluitende Partij zwaarder of op meer hinderlijke wijze treffen
dan de gelijksoortige nationale voortbrengselen of die van de meestbegunstigde natie.
-
1 Ingeval een schip van een der Hooge Verdragsluitende Partijen is gestrand of heeft
schipbreuk geleden op de kust of in de wateren van de andere Partij, zal, in dezelfde
mate als aan de nationale schepen, hulp en bijstand worden verleend aan den kapitein,
de bemanning en de passagiers, zoowel ten behoeve van henzelf en van hun goed, als
ten behoeve van het schip en van de lading.
-
2 De betrokken consulaire ambtenaar zal gemachtigd zijn om hulp en bijstand te verleenen
in het geval dat de kapitein of elke andere vertegenwoordiger van den reeder of van
den verzekeraar afwezig is of, aanwezig zijnde, den bijstand van den bedoelden consulairen
ambtenaar heeft ingeroepen.
-
3 Zoowel het schip en de bemanning, als de passagiers en de lading zullen dezelfde gunsten
en vrijdommen genieten als de wetten en verordeningen van de onderscheiden landen
in overeenkomstige omstandigheden aan de nationale schepen of aan die van de meestbegunstigde
natie verleenen of zullen verleenen. De autoriteiten van het land, waar de schipbreuk
heeft plaats gehad, hebben steeds het recht om ten aanzien van het schip, dat schipbreuk
heeft geleden, die maatregelen te nemen, welke zij noodig oordeelen met het oog op
de veiligheid van de scheepvaart of ter bescherming van de kunstwerken aan de kust,
de havens, of de waterwegen.
-
5 De van een schip, dat gestrand is of schipbreuk heeft geleden, geborgen waren, zullen
aan geen douanerecht onderhevig zijn tenzij zij ten gebruike in het binnenland worden
toegelaten
De Hooge Verdragsluitende Partijen komen overeen, dat voor al hetgeen betreft de consulaire
vertegenwoordiging elk voorrecht, elke gunst of vrijdom, welke een van Haar ter zake
reeds heeft verleend of in de toekomst mocht verleenen aan een derden staat, onmiddellijk
tot de andere Hooge Verdragsluitende Partij zal worden uitgestrekt, onder voorwaarde
van wederkeerigheid.
Het is wel verstaan, dat de clausule van de meestbegunstigde natie niet van toepassing
is op de concessies, die een der Hooge Verdragsluitende Partijen verleent of zal verleenen
aan grensstaten ter vergemakkelijking van het grensverkeer in een strook gronds, welke
de 15 kilometer aan beide zijden van den grens niet overschrijdt of aan een staat
met wien Zij een tolverbond heeft gesloten of zal sluiten.
De bepalingen van dit verdrag zijn eveneens van toepassing op Nederlandsch-Indië,
Suriname en Curaçao met uitzondering van artikel 12 betreffende de toelating en de
bevoegdheden van de consulaire ambtenaren van Zuidslavië in Nederlandsch-Indië, Suriname
en Curaçao, welke materie van een bijzonder consulair verdrag afhankelijk is.
Elk geschil over de uitlegging, de toepassing of de uitvoering van dit verdrag, dat
tusschen de Hooge Verdragsluitende Partijen niet langs diplomatieken weg is kunnen
worden opgelost, zal aan het Permanente Hof van Internationale Justitie worden onderworpen
op verzoek van beide Hooge Verdragsluitende Partijen of van een Harer.
-
1 Dit verdrag zal worden bekrachtigd en de bekrachtigingsoorkonden zullen zoodra doenlijk
te 's-Gravenhage worden uitgewisseld. Het zal in werking treden vijftien dagen na
de uitwisseling der ratificatie-oorkonden, met dien verstande, dat het ten aanzien
van Nederlandsch-Indië, Suriname en Curaçao drie maanden na de genoemde uitwisseling
in werking zal treden.
-
2 Het verdrag is voor den tijd van drie jaren gesloten. Niettemin zal het, tenzij het
zes maanden vóór het einde van dezen termijn is opgezegd, voor onbepaalden tijd stilzwijgend
worden verlengd en alsdan ten allen tijde opzegbaar zijn.