Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden en Zijne Majesteit de Koning van Italië,
geleid door de beginselen van het verdrag voor de vreedzame beslechting van internationale
geschillen, gesloten te 's Gravenhage den 29sten Juli 1899, en meer bepaaldelijk het
beginsel van verplichte arbitrage in Hunne wederzijdsche betrekkingen wenschende te
bezegelen door eene algemeene overeenkomst, zooals bedoeld bij artikel 19 van genoemd
verdrag, hebben besloten te dien einde een verdrag te sluiten en tot Hunne Gevolmachtigden
benoemd, te weten:
-
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
-
Jonkheer HENDRIK VAN WEEDE, Hoogstderzelver Buitengewoon Gezant en Gevolmachtigd Minister
bij Zijne Majesteit den Koning van Italië:
-
Zijne Majesteit de Koning van Italië:
-
Zijne Excellentie TOMMASO TITTONI, Senator van het Koninkrijk, Hoogstdeszelfs Minister
Staatssecretaris van Buitenlandsche Zaken;
die, na elkander hunne volmachten te hebben medegedeeld, welke in goeden en behoorlijken
vorm zijn bevonden, zijn overeengekomen omtrent de volgende bepalingen:
De Hooge Contracteerende Partijen verbinden zich aan het Permanente Hof van Arbitrage
alle geschillen te onderwerpen, die tusschen Haar mochten rijzen en niet langs diplomatieken
weg mochten kunnen zijn opgelost en dit zelfs ingeval die geschillen het gevolg mochten
zijn van feiten, voorafgegaan aan het sluiten van dit verdrag.
In ieder bijzonder geval teekenen de Hooge Contracteerende Partijen een bijzonder
compromis, duidelijk omschrijvende het onderwerp van het geding, den omvang der bevoegdheden
van den scheidsrechter of van het scheidsgerecht, de wijze van diens benoeming, zijn
zetel, de taal die hij zal gebruiken, en die waarvan voor hem gebruik gemaakt zal
mogen worden, het bedrag der som, die elke der Hooge Partijen zal moeten storten als
voorschot op de kosten, alsmede de met betrekking tot de formaliteiten en de termijnen
der procedure in acht te nemen regels, en in het algemeen alle bepalingen waaromtrent
zij zullen zijn overeengekomen.
Wanneer de pogingen om ter zake tot overeenstemming te komen niet mochten slagen,
zal zelfs ééne der Partijen aan het Permanente Hof van Arbitrage kunnen verzoeken
het compromis vast te stellen.
In dat geval zal het compromis worden vastgesteld door eene commissie, bestaande uit
vijf leden, benoemd op de wijze voorzien bij artikel 24, alinea 3, 4 en 5, van het
verdrag van 's Gravenhage tot vreedzame beslechting van internationale geschillen
van 29 juli 1899, en de bepalingen van artikel 45, alinea 3, 4, 5 en 6, van het verdrag
van 's Gravenhage van 18 October 1907, zoodra dit tusschen de Contracteerende Partijen
zal zijn in werking getreden.
Het vijfde lid is rechtens voorzitter der Commissie.
Deze Commissie zal zelve dienst doen als scheidsgerecht.
Indien geene overeenstemming mocht worden verkregen op de wijze, bedoeld in alinea
2 van het vorig artikel, zal de benoeming van een scheidsrechter of van een scheidsgerecht,
op verzoek van de twee Partijen, of van eene van Haar, worden opgedragen aan Zijne
Majesteit den Koning van Zweden.
De keuze der scheidsrechters zal gedaan worden uit de lijst der leden van het Permanente
Hof van Arbitrage met uitsluiting van de leden aangewezen door de Partijen en van
hen, die behooren tot de nationaliteit van ééne der Partijen.
Het scheidsgerecht of de scheidsrechter zal niet gezeteld mogen zijn op het grondgebied
van ééne der Partijen; zij zullen beslissen op grond van de eischen, die hun zullen
zijn onderworpen.
Binnen den termijn, die bepaald zal worden door het scheidsgerecht of door den scheidsrechter,
zal een verzoek tot herziening van het vonnis van het scheidsgerecht zijn toegelaten
met inachtneming van de bepalingen van artikel 55, alinea 2 en 3, van het verdrag
van 's Gravenhage ter vreedzame beslechting van internationale geschillen van 1899,
overgenomen in artikel 83, alinea 2 en 3, van hetzelfde verdrag van 18 October 1907.
Bij quaesties, die volgens de wetten van het land behooren tot de bevoegdheid der
nationale rechterlijke overheden, hebben de Contracteerende Partijen het recht het
geschil niet aan scheidsrechterlijke uitspraak te onderwerpen, zoolang niet de bevoegde
nationale rechter eene uitspraak in laatste instantie heeft gegeven, behalve in geval
van rechtsweigering.
Behoudens de hierboven aangegeven bepalingen zal de scheidsrechterlijke procedure
geregeld worden door de bepalingen vastgesteld bij het verdrag van 's Gravenhage ter
vreedzame beslechting van internationale geschillen van 29 Juli 1899, en van dat van
18 October 1907, zoodra dit tusschen de Contracteerende Partijen in werking zal zijn
getreden.
Dit verdrag zal zoo spoedig mogelijk bekrachtigd worden, en de akten van bekrachtiging
zullen uitgewisseld worden te Rome.
Het zal van kracht zijn gedurende tien jaar van af de uitwisseling der akten van bekrachtiging.
Indien het niet zes maanden, voordat het vervalt, wordt opgezegd, zal het geacht worden
hernieuwd te zijn voor een tijdperk van tien jaren en zoo verder.