HARE MAJESTEIT DE KONINGIN DER NEDERLANDEN
en
DE PRESIDENT VAN DE FRANSCHE REPUBLIEK
Geleid door de vriendschapsbetrekkingen die gelukkig het Nederlandsche en het Fransche
volk vereenigen,
In aanmerking nemende het arbitrageverdrag tusschen Nederland en Frankrijk den 6den
April 1904 gesloten, op 29 December 1909 verlengd en tot op heden in werking gebleven,
Verlangende daarvoor bepalingen in de plaats te stellen die voortaan, in overeenstemming
met den vooruitgang van het volkenrecht, in alle gevallen de vreedzame beslechting
veroorloven van de geschillen en conflicten, van welken aard ook, die tusschen de
beide landen mochten rijzen.
Hebben besloten te dien einde een verdrag te sluiten en hebben elk als hunne gevolmachtigden
benoemd:
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
Jonkheer FRANS BEELAERTS VAN BLOKLAND, HoogstDerzelver Minister van Buitenlandsche
Zaken;
De President der Fransche Republiek:
den Heer ARISTIDE BRIAND, Afgevaardigde, Oud-President van den Ministerraad, Minister
van Buitenlandsche Zaken;
den Heer HENRI FROMAGEOT, rechtsgeleerd raadsman van het Ministerie van Buitenlandsche
Zaken, Commandeur van het Legioen van Eer;
Die, na hunne volmachten te hebben uitgewisseld welke wederzijds in goeden en deugdelijken
vorm zijn bevonden, omtrent de volgende bepalingen zijn overeengekomen:
De Hooge verdragsluitende Partijen verplichten zich wederkeerig om in geen enkel geval
anders dan langs vreedzamen weg de oplossing te zoeken van de geschillen of conflicten,
van welken aard ook, welke mochten rijzen tusschen Frankrijk en Nederland en welke
niet binnen redelijken tijd langs de gewone diplomatieke wegen mochten kunnen zijn
opgelost.
Alle geschillen, van welken aard ook, die tot voorwerp hebben een recht ingeroepen
door een der Hooge verdragsluitende Partijen en betwist door de andere, en welke niet
in onderlinge overeenstemming langs de gewone diplomatieke wegen mochten kunnen zijn
opgelost, zullen, teneinde te worden berecht, worden onderworpen hetzij aan het Permanente
Hof van Internationale Justitie, hetzij aan een scheidsgerecht, zooals hierna is voorzien.
Het is wel verstaan, dat onder de bovenbedoelde geschillen begrepen zijn die welke
artikel 13 van het Handvest van den Volkenbond vermeldt.
De geschillen voor de oplossing waarvan eene bijzondere procedure door andere tusschen
de Hooge verdragsluitende Partijen geldende verdragen is voorzien, zullen worden geregeld
overeenkomstig de bepalingen van die verdragen.
Vóór eenige behandeling voor het Permanente Hof van Internationale Justitie en vóór
eenige arbitrale behandeling zal het geschil in overeenstemming tusschen de Partijen
ter verzoening onderworpen kunnen worden aan eene internationale permanente Commissie,
genaamd Permanente Verzoeningscommissie, samengesteld overeenkomstig dit verdrag.
Indien in het geval van een der geschillen bedoeld in artikel 2 de beide Partijen
de Permanente Verzoeningscommissie niet hebben ingeroepen of indien deze er niet in
geslaagd is de Partijen te verzoenen, zal het geschil in gemeenschappelijk overleg
bij wege van een compromis worden onderworpen, hetzij aan het Hof van Internationale
Justitie, dat zal beslissen onder de voorwaarden en volgens de procedure, voorzien
bij zijn Statuut, hetzij aan een scheidsgerecht dat zal beslissen onder de voorwaarden
en volgens de procedure voorzien door het Haagsch Verdrag van 18 October 1907, voor
de vreedzame beslechting van internationale geschillen.
Bij gebreke van overeenstemming tusschen de Partijen over de keuze van het rechtsprekend
orgaan, over de bepalingen van het compromis, of, in geval van arbitrale procedure,
over de aanwijzing der arbiters, zal elk harer na aankondiging een maand van te voren,
de bevoegdheid hebben het geschil rechtstreeks door middel van een verzoekschrift
voor het Permanente Hof van Internationale Justitie te brengen.
Wanneer het een geschil geldt waarvan het voorwerp volgens de inwendige wetgeving
van een der Partijen behoort tot de competentie van hare nationale gerechten, zal
het geschil slechts aan de door dit verdrag voorziene procedure kunnen worden onderworpen
na in kracht van gewijsde getreden, en binnen redelijke termijnen door de bevoegde
nationale rechterlijke autoriteit gewezen uitspraak.
Alle geschilpunten waarover de Hooge verdragsluitende Partijen verdeeld mochten zijn
zonder daarvoor eene minnelijke oplossing langs de gewone diplomatieke wegen te kunnen
vinden, en waarvan de oplossing niet mocht kunnen worden gezocht door een uitspraak
zooals voorzien in artikel 2 van dit verdrag en waarvoor een procedure tot regeling
niet reeds mocht zijn voorzien in een verdrag of overeenkomst tusschen Partijen geldend,
zullen worden onderworpen aan de Permanente Verzoeningscommissie, wier taak het zal
zijn om aan de Partijen eene aannemelijke oplossing voor te stellen en haar in alle
gevallen een rapport aan te bieden.
Bij gebreke van overeenstemming tusschen de Partijen omtrent het tot de Commissie
te richten verzoek (tot verzoening) zal elk harer de bevoegdheid hebben het geschilpunt
rechtstreeks, na eene aankondiging een maand van te voren, aan genoemde Commissie
te onderwerpen.
In alle gevallen wanneer er verschil tusschen de Partijen is over de vraag of het
geschil al of niet behoort tot de geschillen, bedoeld in artikel 2 en derhalve vatbaar
om door een uitspraak te worden opgelost, zal dit verschilpunt vóórdat de procedure
voor de Permanente Verzoeningscommissie aanvangt, in onderling overleg tusschen de
Hooge verdragsluitende Partijen of bij gebreke van overeenstemming op het verzoek
van een harer, aan de beslissing van het Permanente Hof van Internationale Justitie
worden onderworpen
Bij gebreke van regeling voor de Permanente Verzoeningscommissie in de gevallen bedoeld
in artikel 6, behouden de Hooge verdragsluitende Partijen, leden van den Volkenbond,
de bevoegdheid om overeenkomstig het Handvest van den Volkenbond de aangelegenheden
die een breuk zouden kunnen veroorzaken of den vrede zouden kunnen verstoren, voor
den Raad van den Volkenbond te brengen, die overeenkomstig het Handvest zal te werk
gaan.
De Permanente Verzoeningscommissie voorzien bij dit verdrag zal bestaan uit vijf leden,
die als volgt zullen worden aangewezen, nl.: de Hooge verdragsluitende Partijen zullen
elk één Commissaris benoemen, gekozen uit haar onderdanen en zullen in gemeenschappelijk
overleg de drie andere Commissarissen aanwijzen uit onderdanen van derde Mogendheden;
die drie Commissarissen zullen van verschillende nationaliteit moeten zijn en de Hooge
verdragsluitende Partijen zullen één van hen aanwijzen als President van de Commissie.
De Commissarissen worden benoemd voor drie jaren; hun mandaat is hernieuwbaar. Zij
zullen in functie blijven tot hunne vervanging en, in alle gevallen, tot de voleindiging
van de op het oogenblik van het afloopen van hun mandaat in gang zijnde werkzaamheden.
Zoo spoedig mogelijk en binnen een termijn die drie maanden niet mag te boven gaan,
zal in vacatures, die zich mochten voordoen tengevolge van overlijden, van ontslag
of van eenige blijvende of tijdelijke verhindering voorzien worden op de wijze bepaald
voor de benoemingen.
De Permanente Verzoeningscommissie zal worden samengesteld binnen zes maanden na uitwisseling
der bekrachtigingsoorkonden van dit verdrag.
Indien de benoeming van de gemeenschappelijk aan te wijzen leden niet plaats mocht
hebben binnen dien termijn, of, ingeval van vervanging, binnen de drie maanden vanaf
het openvallen van den zetel, zal de President van den Zwitserschen Bond, indien geene
andere overeenstemming mocht worden verkregen, uitgenoodigd worden tot de noodige
aanwijzingen over te gaan.
De zaak wordt bij de Permanente Verzoeningscommissie aanhangig gemaakt bij verzoekschrift
gericht tot den President op de wijze voorzien, al naar het geval ligt, bij de artikelen
3 en 6.
Het verzoekschrift zal na kortelijk het voorwerp van het geschil te hebben uiteengezet
de uitnoodiging aan de Commissie bevatten om over te gaan tot alle maatregelen geschikt
om tot eene verzoening te leiden.
Indien het verzoekschrift uitgaat van één der Partijen zal het zonder verwijl door
deze ter kennis van de tegenpartij worden gebracht.
Binnen veertien dagen, te rekenen van den datum waarop een der Hooge verdragsluitende
Partijen een geschil voor de Permanente Verzoeningscommissie mocht hebben gebracht,
zal elk der Partijen voor het onderzoek van dat geschil, zijn Commissaris kunnen vervangen
door iemand, die ten aanzien van het onderwerp van het geschil een bijzondere kennis
van zaken heeft.
De Partij die van dat recht gebruik mocht maken zal daarvan onmiddellijk mededeeling
doen aan de tegenpartij; in dat geval zal deze de bevoegdheid hebben binnen een termijn
van veertien dagen, te rekenen van den datum waarop de kennisgeving haar zal hebben
bereikt, evenzoo te handelen.
De Permanente Verzoeningscommissie zal tot taak hebben de geschilpunten op te helderen,
daartoe alle nuttige inlichtingen te verzamelen door enquête of op andere wijze, en
te trachten de Partijen te verzoenen. Zij zal, na onderzoek van de zaak, aan de Partijen
kunnen uiteenzetten op welken voet eene schikking haar redelijk zou voorkomen en haar,
als daartoe aanleiding bestaat, een termijn kunnen stellen om zich uit te spreken.
Aan het einde van hare werkzaamheden zal de Commissie een verslag opmaken, dat het
resultaat daarvan zal vaststellen en waarvan een exemplaar aan elk der Partijen zal
worden overgelegd.
De Partijen zullen nooit gebonden zijn door de overwegingen van feitelijken, rechtskundigen,
of anderen aard, die de Commissie mocht hebben aangenomen.
Onder voorbehoud van de bepaling van artikel 6, lid 3, zullen de werkzaamheden van
de Commissie, tenzij Partijen anders overeenkomen, moeten worden beëindigd binnen
een termijn van zes maanden, te rekenen van den dag waarop het geschil bij de Commissie
is aanhangig gemaakt.
Behoudens bijzondere bepalingen in tegenovergestelden zin, zal de Permanente Verzoeningscommissie
zelve hare procedure regelen die in alle gevallen op tegenspraak zal moeten plaats
hebben. Inzake onderzoek zal de Commissie indien zij niet eenstemmig anders beslist,
zich gedragen naar de bepalingen van titel III (internationale enquête-commissie)
van het verdrag van 's-Gravenhage van 18 October 1907, voor de vreedzame beslechting
van internationale geschillen.
De Permanente Verzoeningscommissie zal, behoudens het geval dat Partijen anders overeenkomen,
op de plaats door den President aangewezen bijeenkomen.
De werkzaamheden van de Permanente Verzoeningscommissie zijn slechts openbaar ingevolge
eene beslissing door de Commissie met instemming der Partijen genomen.
De Hooge verdragsluitende Partijen verplichten zich het resultaat van de werkzaamheden
der Commissie niet openbaar te maken, zonder elkaar vooraf te hebben geraadpleegd.
De Partijen zullen bij de Permanente Verzoeningscommissie worden vertegenwoordigd
door agenten, die tot taak hebben tusschen haar en de Commissie als tusschenpersonen
te dienen; zij zullen zich bovendien kunnen doen bijstaan door raadslieden en deskundigen
door haar daartoe te benoemen en het verhoor kunnen vragen van alle personen waarvan
de getuigenis hun nuttig mocht schijnen.
De Commissie van haar zijde zal de bevoegdheid hebben om mondelinge uitleggingen aan
de agenten, raadslieden en deskundigen der beide Partijen te vragen, evenals aan alle
personen die zij mocht nuttig achten, met toestemming van hunne Regeering, te doen
verschijnen.
Behoudens bepalingen in tegengestelden zin in dit verdrag worden de beslissingen van
de Permanente Verzoeningscommissie genomen bij meerderheid van stemmen.
De Commissie zal eene beslissing over het onderwerp van het geschil zelve slechts
kunnen nemen wanneer alle leden behoorlijk zijn opgeroepen en indien de President
en ten minste twee leden tegenwoordig zijn. Ingeval slechts drie leden en de President
aanwezig mochten zijn zal bij stemmengelijkheid de stem van den President beslissend
zijn.
De Hooge verdragsluitende Partijen verplichten zich de werkzaamheden van de Permanente
Verzoeningscommissie te vergemakkelijken en, in het bijzonder, haar den bijstand van
hare bevoegde autoriteiten te verzekeren, haar in de ruimst mogelijke mate alle nuttige
documenten en inlichtingen te verschaffen en de noodige maatregelen te nemen, teneinde
aan de Commissie te veroorloven op haar grondgebied over te gaan tot het oproepen
en het verhoor van getuigen of deskundigen, en tot plaatselijk onderzoek.
Gedurende den loop van de werkzaamheden van de Permanente Verzoeningscommissie zal
elk der Commissarissen een schadeloosstelling ontvangen waarvan het bedrag zal worden
vastgesteld in gemeenschappelijk overleg tusschen de Hooge verdragsluitende Partijen,
die daarvan ieder een gelijk deel zullen dragen.
In alle gevallen, en in het bijzonder indien het punt, waarover de Partijen verdeeld
zijn, voortspruit uit daden die reeds verricht zijn of op het punt zijn verricht te
worden, zal het Permanente Hof van Internationale Justitie beslissende overeenkomstig
artikel 41 van zijn Statuut of, naar omstandigheden, het scheidsgerecht, binnen den
kortst mogelijken tijd bepalen welke voorloopige maatregelen genomen moeten worden;
de Permanente Verzoeningscommissie zal, indien daartoe aanleiding bestaat, evenzoo
kunnen handelen nadat Partijen daaromtrent zijn overeengekomen.
Elk der Hooge verdragsluitende Partijen verplicht zich zich te onthouden van elken
maatregel die een nadeelige uitwerking zou kunnen hebben op de tenuitvoerlegging van
de beslissing of op de schikkingen die door de Permanente Verzoeningscommissie mochten
worden voorgesteld, en in het algemeen tot geen enkele handeling van welken aard ook
over te gaan, die het geschil zou kunnen verergeren of uitbreiden.
Dit verdrag blijft toepasselijk tusschen de Hooge verdragsluitende Partijen, ook indien
andere Mogendheden eveneens een belang bij het geschil mochten hebben.
Indien eenig geschil mocht rijzen tusschen de Hooge verdragsluitende Partijen betreffende
de uitlegging van dit verdrag, zal dat geschil voor het Permanente Hof van Internationale
Justitie worden gebracht, volgens de procedure voorzien bij artikel 4, lid 2.
Dit verdrag zal worden bekrachtigd. De bekrachtigingsoorkonden zullen zoo spoedig
mogelijk te 's-Gravenhage worden uitgewisseld.
Dit verdrag zal in werking treden op het oogenblik van de uitwisseling der bekrachtigingsoorkonden
en zal vanaf zijn inwerkingtreding een geldigheidsduur hebben van tien jaar. Indien
het niet zes maanden vóór het afloopen van dat tijdvak is opgezegd zal het geacht
worden stilzwijgend voor een nieuw tijdvak van vijf jaar te zijn verlengd en zoo vervolgens.
Wanneer op het oogenblik van het afloopen van dit verdrag een of andere procedure
krachtens dit verdrag aanhangig is voor de Permanente Verzoeningscommissie, voor het
Permanente Hof van Internationale Justitie, of voor het scheidsgerecht, zal die procedure
tot hare voleindiging worden voortgezet.
Op het oogenblik van de inwerkingtreding van dit verdrag zal het arbitrageverdrag
tusschen Frankrijk en Nederland den 6den April 1904 gesloten en verlengd door het
verdrag van 29 December 1909, worden beschouwd te zijn afgeschaft.
Ter oorkonde waarvan de bovengenoemde gevolmachtigden dit verdrag hebben geteekend
en daaraan hun zegels hebben gehecht.