Regeling tot beteugeling van de verspreiding van ontuchtige uitgaven, ondertekend [...] Protocol, ondertekend te Lake Success, New York, 4 mei 1949, New York, 04-05-1949

Geraadpleegd op 18-04-2024.
Geldend van 26-09-1950 t/m heden

Regeling tot beteugeling van de verspreiding van ontuchtige uitgaven, ondertekend te Parijs, 4 mei 1910, zoals gewijzigd door het Protocol, ondertekend te Lake Success, New York, 4 mei 1949

Authentiek : FR

ARRANGEMENT RELATIF À LA RÉPRESSION DE LA CIRCULATION DES PUBLICATIONS OBSCÈNES.

(signé à Paris le 4 mai 1910, et amendé par le Protocole signé à Lake Success, New-York, le 4 mai 1949).

Les Gouvernements des Puissances désignées ci-après, également désireux de faciliter, dans la mesure de leurs législations respectives, la communication mutuelle de renseignements en vue de la recherche et de la répression des délits relatifs aux Publications obscènes, ont résolu de conclure un Arrangement à cet effet, et ont, en conséquence, désigné leurs Plénipotentiaires qui se sont réunis en Conférence, à Paris, du 18 avril au 4 mai 1910, et sont convenus des dispositions suivantes:

Article. Premier

Chacun des Gouvernements contractants s'engage à établir ou à désigner une autorité chargée:

  • 1°. De centraliser tous les renseignements pouvant faciliter la recherche et la répression des actes constituant des infractions à leur législation interne en matière d'écrits, dessins, images ou objets obscènes, et dont les éléments constitutifs ont un caractère international;

  • 2°. De fournir tous renseignements susceptibles de mettre obstacle à l'importation des publications ou objets visés au paragraphe précédent comme aussi d'en assurer ou d'en accélérer la saisie, le tout dans les limites de la législation interne;

  • 3°. De communiquer les lois qui auraient déjà été rendues ou qui viendraient à l'être dans leurs Etats, relativement à l'objet du présent Arrangement.

Les Gouvernements contractants se feront connaître mutuellement par l'entremise du Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies, l'autorité établie ou désignée conformément au présent article.

Article 2

L'autorité désignée à l'article 1er aura la faculté de correspondre directement avec le service similaire établi dans chacun des autres Etats contractants.

Article 3

L'autorité désignée à l'article 1er sera tenue, si la législation intérieure de son pays ne s'y oppose pas, de communiquer les bulletins des condamnations prononcées dans ledit pays aux autorités similaires de tous les autres Etats contractants, lorsqu'il s'agira d'infractions visées par l'article 1er.

Article 4

Les Etats non signataires sont, admis à adhérer au présent Arrangement. A cet effet, ils notifieront leur intention par un acte qui sera déposé dans les archives de l'Organisation des Nations Unies. Le Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies en enverra copie certifiée conforme à chacun des Etats contractants et à tous les Etats Membres de l'Organisation des Nations Unies et les avisera en même temps de la date du dépôt.

Six mois après cette date, l'Arrangement entrera en vigueur dans l'ensemble du territoire de l'Etat adhérent, qui deviendra ainsi Etat contractant.

Article 5

Le présent Arrangement entrera en vigueur six mois après la date du dépôt des ratifications.

Dans le cas où l'un des Etats contractants le dénoncerait, cette dénonciation n'aurait d'effet qu'à l'égard de cet Etat.

La dénonciation sera notifiée par un acte qui sera déposé dans les archives de l'Organisation des Nations Unies. Le Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies en enverra copie certifiée conforme à chacun des Etats contractants et à tous les Etats Membres de l'Organisation des Nations Unies et les avisera en même temps de la date du dépôt.

Douze mois après cette date, l'Arrangement cessera d'être en vigueur dans l'ensemble du territoire de l'Etat qui l'aura dénoncé.

Article 6

Le présent Arrangement sera ratifié, et les ratifications en seront déposées à Paris1, dès que six des Etats contractants seront en mesure de le faire.

Il sera dressé de tout dépôt de ratifications un procès-verbal, dont une copie, certifiée conforme, sera remise, par la voie diplomatique, à chacun des Etats contractants.

Article 7

Si un Etat contractant désire la mise en vigueur du présent Arrangement dans une ou plusieurs de ses colonies, possessions ou circonscriptions consulaires judiciaires, il notifiera son intention à cet effet par un acte qui sera déposé dans les archives de l'Organisation des Nations Unies. Le Secrétaire général de l'Organisation des Nations Unies en enverra copie certifiée conforme à chacun des Etats contractants et à tous les Etats Membres de l'Organisation des Nations Unies et les avisera en même temps de la date du dépôt.

Six mois après cette date, l'Arrangement entrera en vigueur dans les colonies, possessions et circonscriptions consulaires judiciaires visées dans l'acte de notification.

La dénonciation de l'Arrangement par un des Etats contractants pour une ou plusieurs de ses colonies, possessions ou circonscriptions consulaires judiciaires, s'effectuera dans les formes et conditions déterminées à l'alinéa premier du présent article. Elle portera effet douze mois après la date du dépôt de l'acte de dénonciation dans les archives de l'Organisation des Nations Unies.

Article 8

Le présent Arrangement, qui portera la date du 4 mai 1910, pourra être signé à Paris jusqu'au 31 juillet suivant, par les Plénipotentiaires des Puissances représentées à la Conférence relative à la répression de la circulation des Publications obscènes.

Fait à Paris, le quatre mai mil neuf cent dix, en un seul exemplaire, dont une copie certifiée conforme sera délivrée à chacun des Gouvernements signataires.

Vertaling : NL

De Regeeringen der hierna vermelde Mogendheden, gelijkelijk bezield met den wensch om, binnen de grenzen harer wetgevingen de wederkeerige mededeeling van inlichtingen, dienstig tot opsporing en bestrijding van strafbare feiten op het gebied der ontuchtige uitgaven te vergemakkelijken, hebben besloten tot dat doel eene Regeling te treffen en hebben diensvolgens hare Gevolmachtigden aangewezen, die op eene Conferentie, gehouden te Parijs van 18 April tot 4 Mei 1910, zijn overeengekomen nopens de volgende bepalingen.

Art. 1

Ieder der verdragsluitende Regeeringen verbindt zich eene autoriteit in te stellen of aan te wijzen, belast met:

  • 1°. het bijeenbrengen van alle inlichtingen, die de opsporing en de bestrijding kunnen vergemakkelijken van handelingen, welke eene overtreding opleveren van hare landswetgeving betreffende ontuchtige geschriften, teekeningen, afbeeldingen of voorwerpen en waarvan de bestanddeelen een internationaal karakter dragen;

  • 2°. het verschaffen van alle inlichtingen die kunnen dienen om den invoer van uitgaven of voorwerpen als bedoeld in het voorgaande lid, te beletten of de inbeslagname daarvan te verzekeren of te bespoedigen, een en ander binnen de grenzen der landswetgeving;

  • 3°. het mededeelen der wetten die reeds mochten zijn uitgevaardigd of nog mochten worden uitgevaardigd in hare Staten met betrekking tot het onderwerp van deze Regeling.

De Verdragsluitende Regeringen doen door tussenkomst van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties elkander mededeling van de overeenkomstig dit artikel ingestelde of aangewezen autoriteit.

Art. 2

De in artikel 1 bedoelde autoriteit beeft de bevoegdheid rechtstreeksche briefwisseling te voeren met den gelijksoortigen diensttak in elken der andere verdragsluitende Staten.

Art. 3

De in artikel 1 bedoelde autoriteit is, indien de wetgeving van haar land zich daartegen niet verzet, gehouden de strafbladen der in dat land uitgesproken veroordeelingen te doen toekomen aan de gelijksoortige autoriteiten van al de andere verdragsluitende Staten, wanneer er sprake is van strafbare feiten bedoeld in artikel 1.

Art. 4

Staten, die niet ondertekend hebben, kunnen tot deze Regeling toetreden. Zij geven daartoe van hun voornemen kennis door een akte, welke wordt nedergelegd in het archief van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties zendt van die akte een gewaarmerkt afschrift aan elk van de Verdragsluitende Staten en aan alle Leden van de Verenigde Naties en deelt deze tegelijkertijd de datum der nederlegging mede. Zes maanden na deze datum treedt de Regeling in werking in het gehele gebied van de toegetreden Staat, die op deze wijze een Verdragsluitende Staat wordt.

Art. 5

Deze Regeling treedt in werking zes maanden na den datum van de nederlegging der akten van bekrachtiging.

Ingeval een der verdragsluitende Staten deze Regeling mocht opzeggen, heeft de opzegging alleen kracht ten aanzien van dien Staat.

De opzegging geschiedt door een akte, welke wordt nedergelegd in het archief van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties doet een gewaarmerkt afschrift van die akte aan elk van de Verdragsluitende Staten en aan alle Leden van de Verenigde Naties toekomen en deelt deze tegelijkertijd de datum der nederlegging mede.

Twaalf maanden nà dezen datum houdt de Regeling op van kracht te zijn in het geheele grondgebied van den Staat, die haar heeft opgezegd.

Art. 6

Deze Regeling zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zuilen worden nedergelegd zoodra zes der verdragsluitende Staten daartoe gereed zijn.

Van iedere nederlegging van akten van bekrachtiging wordt een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een voor eensluidend verklaarden afdruk langs diplomatieken weg aan ieder der verdragsluitende Staten wordt toegezonden.

Art. 7

Indien een Verdragsluitende Staat wenst, dat deze Regeling in werking zal treden in een of meer van zijn koloniën, bezittingen of consulaire rechterlijke ressorten, geeft hij van zijn voornemen daartoe kennis door een akte, die wordt nedergelegd in het archief van de Verenigde Naties. De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties doet van die akte een gewaarmerkt afschrift aan elk van de Verdragsluitende Staten en aan alle Leden van de Verenigde Naties toekomen en deelt deze tegelijkertijd de datum van nederlegging mede.

Zes maanden na dezen datum treedt de Regeling in werking in de koloniën, bezittingen of consulaire rechterlijke ressorten, vermeld in de akte van kennisgeving.

De opzegging van de Regeling door een van de Verdragsluitende Staten voor een of meer van zijn koloniën, bezittingen of consulaire rechterlijke ressorten geschiedt in de vormen en onder de voorwaarden, bepaald in lid 1 van dit artikel. Zij heeft gevolg twaalf maanden na de datum van de nederlegging van de akte van opzegging in het archief van de Verenigde Naties.

Zij heeft gevolg twaalf maanden na den datum van de nederlegging der akte van opzegging in de archieven van de Fransche Regeering.

Art. 8

Deze Regeling, die den datum van 4 Mei 1910 draagt, kan geteekend worden te Parijs, tot den 31 Juli d.a.v. door de Gevolmachtigden der Mogendheden welke vertegenwoordigd waren op de Conferentie tot beteugeling van de verspreiding van ontuchtige uitgaven.

Gedaan te Parijs, den 4den Mei 1910, in enkelvoudig exemplaar, waarvan een voor eensluidend verklaarde afdruk zal worden toegezonden aan elk der ondergeteekende Regeeringen.

  1. Il est rappelé que les fonctions dont le Gouvernement français était investi en vertu de l'Arrangement de 1910 ont été transférées à l'Organisation des Nations Unies. ^ [1]
Naar boven